In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De appellant, de man, had in eerste aanleg verzocht om de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind, vastgesteld op € 195,- per maand, te verlagen naar nihil, omdat hij in een Wsnp-regeling zat. De rechtbank had dit verzoek afgewezen. De man is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelde dat zijn financiële situatie was veranderd na de beëindiging van de Wsnp-regeling op 16 juni 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de man recht heeft op een IVA-uitkering wegens volledige arbeidsongeschiktheid, maar dat dit op zichzelf niet voldoende bewijs oplevert dat hij geen resterend verdienvermogen heeft. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn arbeidsongeschiktheid en dat hij een fictief arbeidsinkomen van 10% van zijn uitkering moet worden toegerekend. Hierdoor is de draagkracht van de man vastgesteld op € 170,- per maand in 2017 en € 165,- per maand in 2018. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de kinderalimentatie aangepast, met inachtneming van de wettelijke indexering. De vrouw, die ook een bijstandsuitkering had, werd niet in staat geacht om een hoger inkomen te genereren. De beslissing van het hof houdt in dat de man met ingang van 17 juni 2017 een bijdrage van € 170,- per maand moet betalen, met een verhoging naar € 165,- per maand in 2018 en € 168,- per maand in 2019. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.