In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 november 2017, waarin het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en mentor, [bewindvoerder], werd afgewezen. [Appellant] heeft op 26 maart 2018 hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat dit beroep niet-ontvankelijk is omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het instellen van hoger beroep was verstreken op 8 februari 2018, en hoewel [appellant] op 27 december 2017 een afschrift van de beschikking heeft ontvangen, heeft hij niet tijdig gereageerd. Het hof heeft vastgesteld dat de onjuiste informatie van een griffiemedewerker over de aanvangsdatum van de beroepstermijn niet leidt tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Het incidenteel appel van [bewindvoerder] is aangemerkt als verweer in het hoger beroep van [appellant], maar wordt niet verder besproken omdat het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoek. De uitspraak is gedaan op 14 februari 2019.