ECLI:NL:GHSHE:2019:4947
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaak na intrekking door verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 26 januari 2018. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in Vught, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de procedure heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de verdachte zijn hoger beroep op 20 september 2019 had ingetrokken, nadat de terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen, maar voordat het hof aan een inhoudelijk onderzoek naar de feiten was begonnen.
Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep formeel te laat was, maar dat de advocaat-generaal hiermee had ingestemd. Aangezien de inhoudelijke behandeling van de zaak nog niet was aangevangen en de verdachte had aangegeven dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg niet wilde handhaven, heeft het hof geoordeeld dat er geen belang was om het hoger beroep verder te behandelen. Het hof heeft daarom toepassing gegeven aan artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De beslissing van het hof is op 9 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij mr. R. Lonterman niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.