ECLI:NL:GHSHE:2019:4941
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- A.R.O. Mooy
- P.T. Gründemann
- G.J. Schiffers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake ontnemingsvordering en witwassen
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 7 december 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 1.500,-. Zowel de veroordeelde als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 220.000,-, terwijl de verdediging pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering, verwijzend naar het standpunt van vrijspraak in de onderliggende strafzaak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de ontnemingsvordering, aangezien er geen gegevens zijn die aantonen dat het bedrag van € 1.500,- daadwerkelijk is betaald. Het hof heeft de ontnemingsvordering afgewezen en de vordering tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel verworpen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.R.O. Mooy als voorzitter, en is op 29 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.