ECLI:NL:GHSHE:2019:4934

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
20-000414-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gewoontewitwassen en witwassen van een geldbedrag van € 130.000,00 na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het witwassen van een geldbedrag van € 130.000,00, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 240 uren had gekregen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden. De verdediging heeft echter primair vrijspraak bepleit en subsidiair verweer gevoerd tegen de opgelegde straf.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld, waarin de verdachte werd beschuldigd van gewoontewitwassen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 31 mei 2012. De advocaat-generaal stelde dat er geen verifieerbare verklaring was voor het geldbedrag en dat het afkomstig was uit een misdrijf. De verdediging voerde aan dat de verdachte een concrete verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld en dat hij aantoonbaar vermogen had.

Het hof oordeelde dat voor een bewezenverklaring van witwassen niet vereist is dat het geld afkomstig is uit een specifiek misdrijf, maar dat het wel moet vaststaan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Na beoordeling van het bewijs en de omstandigheden concludeerde het hof dat er onvoldoende bewijs was dat het geldbedrag van € 130.000,00 uit een misdrijf afkomstig was. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en vernietigde het eerdere vonnis.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000413-17
Uitspraak : 25 oktober 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 24 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-879250-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het witwassen van een geldbedrag van € 130.000,00 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Van de zijde van de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer ten aanzien van de opgelegde straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 31 mei 2012, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland en/of in Duitsland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op een of meer tijdstippen in genoemde periode (telkens)
  • van (een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/heden (contant) geld (tot een totaalbedrag van euro 130.000,00), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat hoeveelheid/heden (contant) geld was/waren en/of voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs (moest)en) vermoeden dat die/dat hoeveelheid/heden (contant) geld – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of
  • (een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/heden (contant) geld (tot een totaalbedrag van euro 130.000,00), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet of van die/dat voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat hoeveelheid/heden (contant) geld – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 februari 2012 tot en met 31 mei 2012 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, dan wel witwassen van een geldbedrag van € 130.000,00.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in de overwegingen van de rechtbank omtrent het witwassen van een geldbedrag van
€ 130.000,00. Er is geen concrete en verifieerbare verklaring voor bedragen die de verdachte op zijn bankrekeningen heeft gestort. Er is sprake van geld dat verkregen is uit enig misdrijf, onbekend is welk misdrijf.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geldbedrag tot een totaal van € 130.000,00 niet van misdrijf afkomstig. De verdachte heeft aantoonbaar vermogen gehad, zodat hij moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het bedrag van € 130.000,00 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Op 5 september 2013 is onder gezag van de officier van justitie een opsporingsonderzoek onder de naam 'Munt' gestart, omdat er een verdenking was gerezen dat (een aantal) bewoners van het woonwagencentrum aan de [straatnaam] te 's-Hertogenbosch zich zouden bezighouden met de handel in verdovende middelen en dat alle bewoners illegale inkomsten zouden hebben.
Binnen het strafrechtelijk onderzoek is met betrekking tot de financiële aspecten een afzonderlijk onderzoek gedaan naar witwassen. In dat kader is financieel onderzoek gedaan naar de inkomensvermogenspositie van de verdachte en er is een kasopstelling gemaakt (Delict proces-verbaal witwassen, pg. 2513-2516). Tijdens het onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen, omdat hij gezien zijn uitgavenpatroon meer geld heeft uitgegeven dan te verklaren valt, volgens de politie, uit bekende legale bronnen van inkomsten.
Het hof overweegt dat uit het dossier volgt dat de verdachte inkomsten had uit de verkoop (het venten) in het buitenland van spullen, zoals pannen en bestek. Uit het dossier volgt verder dat aan de verdachte in 2008 een hoeveelheid van 2.620 gram goud, met een geschatte waarde van € 48.705,80, is teruggegeven.
Gelet op het feit dat de verdachte aantoonbaar over vermogensbestanddelen beschikte vóór de ten laste gelegde periode is het uitgangspunt van de eenvoudige kasopstelling komen te ontvallen en in aanmerking genomen dat ook anderszins niet is gebleken dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig ander misdrijf, kan niet worden bewezen dat het ten laste gelegde geldbedrag van € 130.000,00, dan wel enig ander geldbedrag, uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een motorfiets, Honda Cross, goednummer 587377;
- een geldbedrag van € 240,00, goednummer 591276;
- een geldbedrag van € 50,00, goednummer 591309 en
- een geldbedrag van € 5,00, goednummer 591283.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 25 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van Krieken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.