In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 september 2018. De verdachte, geboren in 1987 en wonende te Brunssum, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 25 april 2017. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, onder parketnummer 20-003026-18.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis. Daarnaast is bepaald dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, bijvoorbeeld als de verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 285.
Deze uitspraak is mondeling gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof en is gepubliceerd in verband met een ingesteld cassatieberoep. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van strafrechtelijke bepalingen in een geval van bedreiging betreft.