ECLI:NL:GHSHE:2019:4862

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
20-003156-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake poging tot diefstal en vernieling in parkeergarage

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1996, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 1 oktober 2018. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het vonnis van de politierechter behandeld en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de verdachte voor de tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 4 juni 2018 in een parkeergarage te [plaats] wederrechtelijk is binnengedrongen. De verdachte heeft geprobeerd goederen uit geparkeerde voertuigen te stelen, maar het hof kwam niet tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de subsidiaire tenlasteleggingen van poging tot diefstal en vernieling.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een taakstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte strafbaar verklaarde voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003156-18
Uitspraak : 25 september 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 oktober 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-110560-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdediging is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. Tevens is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2018 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (parkeer) garage (gelegen op/aan de [adres 2] ) en/of uit één of meer, aldaar binnen geparkeerde, person(en)auto’s en/of bestelauto(s) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die (parkeer)garage en/of personenauto(s) en/of bestelauto(s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, één of meer staalkabel(s) en/of de katrol van de roldeur van voornoemde (parkeer) garage hebben doorgeknipt en/of geforceerd en/of verbroken en/of (vervolgens) die roldeur hebben opgetild en/of onder dat rolluik door zijn gekropen en/of die (parkeer)garage hebben betreden en/of (vervolgens) in de aldaar geparkeerde personenauto(s) en/of bestelauto(s) naar binnen hebben gekeken en/of aan één of meer deur(en) van die personenauto(s) en/of bestelauto(s) hebben gevoeld en/of getracht te openen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 4 juni 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer staalkabel(s) en/of de katrol van de roldeur van een (parkeer)garage, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen op/aan de [adres 2] , bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) in gebruik, wederrechtelijk is/zijn binnengedrongen door middel van braak, te weten door één of meer staalkabel(s) en/of de katrol van de roldeur van een (parkeer)garage door te knippen en/of forceren en/of verbreken en/of (vervolgens) die roldeur op te tillen en/of onder dat rolluik door te kruipen en/of die(parkeer)garage te betreden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, omdat er bij verdachte en [medeverdachte] geen gereedschap is aangetroffen waarmee het onder 2 primair tenlastegelegde zou zijn begaan, toen zij werden aangehouden en er in de omgeving van de parkeergarage ook geen gereedschap is aangetroffen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 4 juni 2018 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (parkeer) garage (gelegen aan de [adres 2] ) en uit aldaar binnen geparkeerde personenauto’s en bestelauto weg te nemen goederen of geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader en zich daarbij de toegang tot die (parkeer)garage en personenauto’s en bestelauto te verschaffen door middel van inklimming, met zijn mededader, de roldeur hebben opgetild en onder dat rolluik door zijn gekropen en die (parkeer)garage hebben betreden en vervolgens in de aldaar geparkeerde personenauto’s en bestelauto naar binnen hebben gekeken en aan één deur van die bestelauto hebben gevoeld terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.subsidiair
hij op 4 juni 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, het besloten lokaal, gelegen aan de [adres 2] , bij een ander of anderen dan bij verdachte en zijn mededader in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen door de roldeur op te tillen en onder dat rolluik door te kruipen en die (parkeer)garage te betreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, omdat hij met [medeverdachte] in de parkeergarage was om een auto te vernielen van een persoon met wie zij uren daarvoor een verkeersruzie hadden gehad. Zij hadden niet de intentie om goederen uit de daar geparkeerde voertuigen te stelen.
Het hof overweegt als volgt.
Door verbalisant [verbalisant] zijn de camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 2] te [plaats] van 4 juni 2018 uitgekeken (pagina 84 e.v.). Hij relateert hierover het volgende. Verdachte 1 loopt voorop en wordt gevolgd door verdachte 2, laatstgenoemde zie ik in de richting van de camera kijken. Ze lopen beiden naar de aan de linkerkant geparkeerde auto’s. Ik zie dat ze bij de voertuigen aan de achterzijde naar binnen kijken. (…) Ze lopen naar de geparkeerde auto’s links achterin. Ze hebben opvallend veel belangstelling voor de voertuigen in die hoek. Ik zie dat ze aan de achterdeur voelen van de aldaar geparkeerde zwarte bestelauto. Hierna lopen ze naar de rechter geparkeerde voertuigen en kijken hier naar binnen. (…) Ik zie beide verdachten met versnelde pas richting de nooduitgang lopen en ik zie ze een paar keer omkijken en naar buiten gaan.
Het hof is van oordeel dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van diefstal van goederen uit de voertuigen in de parkeergarage. Het door de verdediging geschetste scenario wordt gelet hierop door het hof als onaannemelijk terzijde geschoven. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2019, waaruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake soortgelijke delicten. Tevens stelt het hof vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing is.
Alles overziend acht het hof de oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 57, 63, 138 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. M.J. Grapperhaus en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 25 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J. Grapperhaus en mr. M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.