Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[betrokkene] ,
BESLISSING
€ 12.387,00 (twaalfduizend driehonderdzevenentachtig euro).
€ 12.387,00 (twaalfduizend driehonderdzevenentachtig euro).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene heeft vastgesteld op € 13.240,-. De betrokkene, geboren in 1988, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag zal vaststellen. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat er geen eerdere oogst van hennepplanten zou zijn geweest.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor eerdere oogsten van hennepplanten, waaronder verdroogde resten en andere sporen in de kweekruimte. Op basis van deze aanwijzingen heeft het hof de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 12.387,-, na aftrek van kosten. De betrokkene is ook in staat geacht om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, ondanks zijn financiële situatie.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het wederrechtelijk verkrijgen van het vastgestelde voordeel. Het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag.