ECLI:NL:GHSHE:2019:4855

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
20-001486-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene heeft vastgesteld op € 13.240,-. De betrokkene, geboren in 1988, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag zal vaststellen. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat er geen eerdere oogst van hennepplanten zou zijn geweest.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor eerdere oogsten van hennepplanten, waaronder verdroogde resten en andere sporen in de kweekruimte. Op basis van deze aanwijzingen heeft het hof de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 12.387,-, na aftrek van kosten. De betrokkene is ook in staat geacht om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, ondanks zijn financiële situatie.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het wederrechtelijk verkrijgen van het vastgestelde voordeel. Het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001486-17 (OWV)
Uitspraak : 14 november 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 mei 2017 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-099049-16 tegen:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 13.240,- en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen, het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op een enkele honderden euro’s lager bedrag dan door de politierechter is vastgesteld en aan betrokkene een betalingsverplichting zal opleggen voor bedoeld bedrag.
De verdediging heeft afwijzing van de ontnemingsvordering bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 14 november 2019 onder parketnummer 20-001485-17 veroordeeld tot straf onder meer ter zake van – kort gezegd – het opzettelijk telen van 151 hennepplanten op 1 april 2015.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene door middel van het begaan van andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, te weten de opzettelijke teelt van 151 hennepplanten in de periode voorafgaande aan 1 april 2015, een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Algemeen
Voor zover hierna wordt verwezen naar het BOOM-rapport wordt daarmee bedoeld het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, update 1 november 2010, van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie.
Schatting
Aantal oogsten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen omdat er geen eerdere oogst is geweest. Ter onderbouwing heeft de verdediging onder verwijzing naar een arrest van dit hof (ECLI:NL:GHSE:2014:645) betoogd dat de waarnemingen gedaan door [verbalisant] , niet impliceren dat er een eerdere oogst is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In het dossier (blz. 100-101) zijn de navolgende aanwijzingen opgenomen voor de vaststelling dat er eerdere oogsten zijn geweest.
Er zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen in een zak. Daarnaast is in de kweekruimte kalkafzetting in de kweekbak en op het zeil alsmede aan de onderzijde van de plantenpotten aangetroffen. Ook was het filterdoek van de koolstoffilters vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na lange tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Verder lag er stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder, de aanwezige elektra, het rotorblad van de ventilator en de kachel. Ook werden afvalzakken met potgrond met daarin wortelresten aangetroffen. In aangetroffen potten bevonden zich eveneens grond en wortelresten. Ook werd een knipoverall aangetroffen. Tenslotte werden diverse groeimiddelen aangetroffen in de keuken en de garage, met name voedingsmiddel voor snel groeiende planten.
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat voormelde aanwijzingen in onderling verband en samenhang bezien voldoende aannemelijk maken dat er één eerdere oogst is geweest. Het hof hecht met name belang aan de vaststelling dat er verdroogde resten van hennepplanten in zakken zijn aangetroffen en dat er een knipoverall is gevonden. Deze (extra) aanwijzingen ontbraken in het door de verdediging aangehaalde arrest van dit hof waarmee deze zaak derhalve niet vergelijkbaar is.
Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Het hof gaat hierna bij de voordeelberekening derhalve uit van één eerdere oogst.
Opbrengsten
Opbrengst hennep in grammen
Uit het dossier (blz. 99) volgt dat er 151 hennepplanten zijn aangetroffen in een kweekbak met een afmeting van 3,51 meter x 2,54 meter. Ten onrechte is vervolgens in het dossier gesteld dat dit betekent dat er 9 planten per m2 hebben gestaan. Dit moet zijn 151 planten/ (3,51 m x 2,54 m =) 8,91 (m2) = 16,94 planten per m2 = (afgerond) 17 planten per m2.
Ingevolge het BOOM-rapport levert dit dan een opbrengst per plant op van 27,2 gram hennep op.
In totaal derhalve (151 x 27,2 gram =) 4.107 gram (afgerond) hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 3,28 per gram, in totaal derhalve op (4.107 x € 3,28=) € 13.470 (afgerond).
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de afschrijvingskosten bij een aantal van 151 hennepplanten op € 150,-.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de inkoopprijs van de stekken op € 2,85 per stek in totaal derhalve op (151 x € 2,85=) € 430,- (afgerond).
Variabele kosten
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de variabele kosten op € 3,33 per plant in totaal derhalve op (151 x € 3,33=) € 503,- (afgerond).
Elektriciteitskosten
Anders dan in het dossier (blz. 101) brengt het hof geen elektriciteitskosten in mindering.
In de onderliggende hoofdzaak heeft [benadeelde] ter zake de weggenomen elektriciteit zich als benadeelde partij gevoegd, in welke voeging de vordering door het hof bij arrest van 14 november 2019 geheel is toegewezen. Ingevolge het bepaalde in artikel 36e lid 8 (oud) Wetboek van Strafrecht strekt deze niet in mindering op de voordeelberekening nu het bedrag van de vordering niet door betrokkene is voldaan.
Resumé:
Gelet op het vorenstaande neemt het hof de navolgende kosten in aanmerking.
Afschrijvingskosten € 150,-
Inkoopprijs stekken € 430,-
Variabele kosten € 503,- +
Totaal € 1.083,-
Vaststelling geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het vorenstaande stelt het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vast op ( € 13.470,- -/- € 1.083,- =) € 12.387,.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verdediging heeft aangevoerd dat betrokkene financieel nauwelijks kan rondkomen van de bijstandsuitkering die hij ontvangt. Daarnaast heeft betrokkene meerdere schulden van in totaal ongeveer € 12.000,-.
Voor zover de verdediging hiermee heeft bedoeld te betogen dat betrokkene geen draagkracht heeft om enig ontnemingsbedrag terug te betalen dan wel dat de betalingsverplichting gelet hierop gematigd dient te worden, wordt dit standpunt door het hof verworpen.
Het hof is, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat betrokkene thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen, mede gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 76 juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het wederrechtelijk verkrijgen van het vastgestelde voordeel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 12.387,00 (twaalfduizend driehonderdzevenentachtig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 12.387,00 (twaalfduizend driehonderdzevenentachtig euro).
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 14 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.G.M. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.