ECLI:NL:GHSHE:2019:4854

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
20-001485-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijke hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door 151 hennepplanten te telen en voor diefstal van elektriciteit. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de diefstal van elektriciteit, is toegewezen tot een bedrag van € 1.355,59, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking. De verdachte heeft tijdens het proces verklaard dat hij niet op de hoogte was van de hennepteelt in zijn woning, maar het hof heeft deze verklaring niet geloofwaardig geacht, gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001485-17
Uitspraak : 14 november 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 1 mei 2017, parketnummer 03-099049-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-001765-13, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1 primair) en diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (feit 2 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en is beslist op de vordering van de benadeelde partij.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met inbegrip van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende:
-de bewezenverklaring;
-de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 151 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 151 hennepplanten, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij,verdachte, op of omstreeks 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en), waarbij die onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit dan wel het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan
die onbekend gebleven pers(o)n(en) voornoemd pand en/of een elektriciteitsaansluiting ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] ) 151 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 april 2015 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij hij, verdachte, de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet wist dat er in zijn woning hennep werd geteeld en elektriciteit werd weggenomen. Volgens de verdediging dient de verklaring van verdachte te worden gevolgd. Verdachte heeft verklaard dat hij iemand had ontmoet die hem had gezegd problemen met zijn vriendin te hebben. Verdachte heeft deze persoon de gelegenheid geboden om in de slaapkamer van zijn woning te verblijven. Verdachte heeft verklaard niet vaak in de woning te zijn geweest omdat hij regelmatig bij zijn vriendin verbleef. Als verdachte in de woning verbleef dan was hij alleen in de woonkamer en niet in de slaapkamer van die persoon waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit een proces-verbaal van bevindingen (doss. blz. 10) volgt dat op 1 april 2015 door verbalisanten werd aangebeld bij de woning van verdachte aan de [adres 2] te Maasbracht. De deur werd door verdachte de geopend (doss. blz. 11-12). Op dat moment roken de verbalisanten de hun ambtshalve bekende geur van hennep. Het was een enorm sterke geur. Tevens zagen verbalisanten dat er een grijze kabel boven een deur hing. Deze kabel kwam vanuit een ruimte aan de rechterzijde in de gang en liep naar de linkerzijde van de gang. Verder zagen de verbalisanten dat er in de gang een gordijn hing dat kennelijk bedoeld was om het zicht in de richting van de woonkamer en de gang aan de linkerzijde af te schermen. De verbalisanten hoorden verder een zoemend geluid uit de richting van de gang aan de linkerzijde komen.
Nadat de verdachte de verbalisanten aanvankelijk verzocht de volgende dag terug te komen, gaf hij uiteindelijk toestemming de woning binnen te treden.
Nadat de verbalisanten waren binnengetreden in de woning, zagen zij in de gang aan de linkerzijde twee ruimtes. Aan de linkerzijde bevond zich een deur met een raam dat middels zwart plastic was afgedekt. Na opening van die deur zagen verbalisanten dat dit de deur van het toilet was. In de ruimte tegenover het toilet zagen verbalisanten een opvallend geel licht onder de deur uitkomen. Deze deur was afgesloten middels een sleutel die zich in het slot bevond. Nadat een van de verbalisanten de sleutel had omgedraaid, viel de deur open waarna achter de deur een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen (doss. blz. 10-11). Nadat verdachte was aangehouden werd door verbalisanten nog gekeken waar de grijze kabel vandaan kwam; deze bleek uit de meterkast te komen (doss. blz. 11).
Bij de woning aan de [adres 2] te Maasbracht, gemeente Maasgouw, ging het om de benedenverdieping van een duplexwoning. Verdachte stond ingeschreven op het adres. De woning bestond uit een woonkamer, slaapkamer, toilet, keuken, bijkamer met douche en een garage (doss. blz. 3).
In de ruimte die als hennepkwekerij was ingericht werd een kweekbak aangetroffen, waarin 151 potten met daarin 151 hennepstekken van ongeveer 40 centimeter hoog stonden (doss. blz. 4). De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 35 graden Celsius. Aan het plafond hingen 3 houten latten. Aan iedere houten lat hingen 4 lichtarmaturen. In totaal waren er 12 armaturen die alle voorzien waren van een 600 Watt assimilatielamp. Verder waren in de kweekruimte aanwezig: een schakelbord van 12 transformatoren, 2 koolstoffilters, 2 slakkenhuizen, 2 tijdschakelaars, 1 verwarmingsradiator, 1 ventilator en 3 thermo-/hygrometers. Het achterraam was geheel afgeplakt met plastic en de afzuiging liep naar het klap-/kierraam, dat op een kiepstand stond.
Buiten de kweekruimte troffen verbalisanten in de keuken en de garage nog meer goederen aan ten behoeve van hennepkweek. In de keuken werden aangetroffen: 5 assimilatielampen, 1 schakelbord, 18 transformators, 1 slakkenhuis in verpakking, 1 ventilator en 1 opvouwbaar watervat van 160 liter met dompelpomp. In de garage werden aangetroffen: 7 lichtarmaturen, 1 schakelbord, 1 gebruikt koolstoffilter en 1 luchtafzuiger (doss. blz. 4).
Voorts werden in de keuken en de garage diverse groeimiddelen aangetroffen, een voedingsmiddel voor snel groeiende planten (doss. blz. 101).
Verder zijn er onder meer verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen in zakken (doss. blz. 100). In de garage zijn ook afvalzakken met potgrond en wortelresten aangetroffen. Ook in aangetroffen potten in de garage bevonden zich grond en wortelresten. Tevens werd er een knipoverall aangetroffen (doss. blz. 100).
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur van netwerkbeheerder [benadeelde] . Daarbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. De zegel was verbroken en buiten de meter om was een stroomkabel aangelegd voor de stroomvoorziening van de hennepkwekerij (doss. blz. 5).
Bij de politie heeft verdachte op 1 april 2015 verklaard dat hij sinds februari 2014 alleen in die woning woonde die door hem werd gehuurd. Verder heeft verdachte verklaard over een schuld van ongeveer € 2.000,- en heeft hij op de vraag hoe hij die schuld terugbetaalt geantwoord dat hij dit beetje bij beetje doet, dat dit niet echt lukt en dat hij zich nu in deze problemen heeft gebracht. Wanneer de verbalisanten hem vragen op welke problemen de verdachte doelt, verklaart deze “de problemen die u thuis vandaag bij mij hebt gevonden. Die planten.”
Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat de slaapkamer waarin de hennepplantage is aangetroffen door een andere persoon wordt gebruikt die verdachte niet kent. Gevraagd naar de naam van die persoon heeft verdachte verklaard dat hij de persoon niet bij naam kent. Het zou een blanke man zijn. Verdachte dacht dat deze persoon onderhoud zou doen aan de woning, waarbij verdachte in de woonkamer zou slapen (de woning had maar één slaapkamer) dan wel bij zijn vriendin. Gevraagd naar de naam van de vriendin van verdachte, heeft hij verklaard dat dat privé is, de politie hoeft dat niet te weten.
Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft verdachte anders verklaard.
De persoon in zijn woning zou geen onderhoud aan zijn slaapkamer verrichten maar zocht onderdak omdat hij problemen had met zijn vriendin. Over de vriendin bij wie verdachte vaak zou verblijven heeft hij verklaard alleen haar voornaam te kennen. Verder zou de vriend [vriend] zijn geheten en heeft verdachte verklaard geen nadere gegevens van hem te hebben. Die [vriend] zou de sleutel van de kamer hebben. [vriend] was bijna 3 weken of 3,5 weken in de woning.
Verder blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 september 2019 dat hij ter zake hennepteelt en diefstal gepleegd in de periode tussen 1 november 2012 tot en met 3 januari 2013 door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2014 is veroordeeld. Dit vonnis is op 30 januari 2015 onherroepelijk geworden.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte van betrokkenheid van een zekere [vriend] bij de aangetroffen hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit.
Redengevend daarvoor is ten eerste de inconsistentie in de verklaringen van de verdachte omtrent deze persoon. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat deze persoon onderhoud aan zijn woning kwam doen en later, ter terechtzitting, zou het een persoon zijn die problemen had met zijn vriendin. Ook kan verdachte geen verdere gegevens verstrekken omtrent deze [vriend] , wiens naam door verdachte eerst ter terechtzitting in eerste aanleg is genoemd, nadat hij bij de politie had verklaard de naam niet te kennen. Evenmin hecht het hof geloof aan de verklaring van verdachte dat hij niet regelmatig in de woning was omdat hij bij zijn vriendin verbleef, wier naam verdachte eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft genoemd en omtrent welke vriendin verdachte verder geen bijzonderheden kan of wil verstrekken.
Het hof acht de verklaring van de verdachte voorts niet geloofwaardig, omdat in de woning voldoende aanwijzingen zijn aangetroffen voor een eerdere hennepteelt hetgeen niet kan stroken met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, en door hem herhaald in hoger beroep, dat “ [vriend] ” bijna 3 weken of 3,5 weken in de woning zou zijn. Voorts is de verklaring van verdachte dat [vriend] de sleutel zou hebben van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen aantoonbaar onjuist. De verbalisanten hebben immers geconstateerd dat de sleutel zich in het slot bevond. Nadat een van de verbalisanten de sleutel had omgedraaid viel de deur open.
Blijft staan dat verbalisanten verdachte in de door hem gehuurde en alleen door hem bewoonde woning hebben aangetroffen waarvan aanstonds duidelijk was dat er hennep werd geteeld. Er hing een sterke hennepgeur en er kwam een zoemend geluid uit de richting van de gang aan de linkerzijde waarin later door de verbalisanten daadwerkelijk een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Ook hing er in het zicht boven de voordeur een grijze kabel die vanuit de meterkast op illegale wijze de hennepkwekerij van stroom voorzag. Verder zijn ook in andere ruimtes, de keuken en de garage, meerdere hennepteelt-gerelateerde goederen aangetroffen.
Dit alles ook nog gevoegd bij de omstandigheid dat verdachte niet onbekend was met het telen van hennep en diefstal gelet op een eerdere sinds 30 januari 2015 onherroepelijke veroordeling daarvoor. Een en ander leidt tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld – als onder 1 primair ten laste gelegd - en daartoe middels verbreking elektriciteit – als onder 2 primair ten laste gelegd - heeft weggenomen.
Het hof vindt voor het opzettelijk telen van hennep door verdachte eveneens een aanwijzing in diens hiervoor weergegeven verklaring bij de politie dat hij een uitstaande schuld had van
€ 2.000,-, dat hij deze aan het terugbetalen was maar dat hij, nu de planten waren ontdekt, daardoor in problemen is gekomen. Dit deel van zijn verklaring kan aldus worden begrepen dat verdachte ter inlossing van zijn schuld kennelijk hennep heeft geteeld maar door de ontdekking ervan in de problemen is gekomen.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De politierechter heeft de verdachte ter zake het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. De advocaat-generaal heeft zich achter deze beslissing geschaard. De verdediging heeft verzocht een taakstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke teelt van 151 hennepplanten en de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2019 blijkt dat hij eerder, op 24 november 2014 (parketnummer 02-001765-13), voor hennepteelt en diefstal onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf die blijkens de vermelding op het betreffende uittreksel geheel is tenuitvoergelegd. Gelet daarop staat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in de weg aan oplegging van een taakstraf indien daarnaast geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Het hof gaat daarmee voorbij aan het andersluidende standpunt van de verdediging om enkel een taakstraf met eventueel een voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en mede in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.
In de persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting zijn gebleken ziet het hof wel aanleiding om de vrijheidsbenemende straf te beperken tot een kortdurende vrijheidsbeneming.
Ingevolge de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting is voor de teelt van tussen de 100 en 500 hennepplanten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand geïndiceerd. Verdachte zit met 151 hennepplanten aan de onderkant van deze categorie. Anderzijds is bij verdachte sprake van recidive alsmede van gekwalificeerde diefstal die niet in voornoemde oriëntatiepunten zijn betrokken. Verder is sprake van relatief oude feiten.
Alles overziende zal het hof aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week en een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg aanvankelijk een vordering ingesteld ter vergoeding van materiële schade van € 1.690,14 en vergoeding van proceskosten van
€ 768,-. Ter terechtzitting in eerste aanleg op 1 mei 2017 heeft de benadeelde partij de vordering verminderd in die zin dat aan materiële schade wordt gevorderd een bedrag van
€ 1.355,59 en aan proceskosten een bedrag van € 300,-.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig de beslissing van de politierechter toewijzen met inbegrip van de beslissing ten aanzien van de proceskosten.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het hof zal de toegewezen vordering van de benadeelde partij vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2015 (de laatste dag van de bewezenverklaarde periode) tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 1.355,59. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Limburg van 12 september 2016, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 24 november 2014 onder parketnummer 02-001765-13 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, van oordeel, dat -nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar handelen heeft schuldig gemaakt- de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op haar plaats is.
Op grond van hetgeen omtrent de persoon van de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal het hof evenwel in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, een taakstraf gelasten, dit overeenkomstig het standpunt van de verdediging. De duur van de taakstraf is overeenkomstig de omzettingstabel vrijheidsstraf in taakstraf ex artikel 14g Sr, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14g, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (eénhonderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.355,59 (éénduizend driehonderdvijfenvijftig euro en negenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
300,00 (driehonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.355,59 (éénduizend driehonderdvijfenvijftig euro en negenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 april 2015.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 november 2014 met parketnummer 02-001765-13, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een
taakstrafvoor de duur van
120 (éénhonderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 14 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.G.M. Smit is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.