In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De politierechter had op 11 oktober 2017 de betrokkene verplicht tot betaling van € 10.000,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat was vastgesteld op € 14.627,51. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de beslissing van de politierechter zou bevestigen, met uitzondering van de betalingsverplichting, en dat het hof de betrokkene zou verplichten tot betaling van € 14.627,51 aan de Staat.
Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de beslissing van de politierechter vernietigd moet worden. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de teelt van hennep, maar heeft de hoogte van dit voordeel geschat op € 13.244,99. Het hof heeft daarbij gebruik gemaakt van het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM-rapport) en heeft de kosten die in directe relatie staan tot de oogst in aanmerking genomen. Uiteindelijk heeft het hof de betrokkene de verplichting opgelegd om een bedrag van € 13.200,00 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de betrokkene heeft verplicht tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat.