In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een auto, die toebehoorde aan de aangever. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van 10 juli 2018, waarin de politierechter de verdachte had veroordeeld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, met een subsidiair strafmaatverweer.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2017 te Tilburg de auto van de aangever heeft beschadigd door er tegenaan te trappen. De verklaringen van de aangever en zijn echtgenote zijn als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat hun verklaringen niet geloofwaardig waren. Het hof heeft de bewijsmiddelen in samenhang bezien en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.
De strafmaat is vastgesteld op een geldboete van € 750,00, te vervangen door 15 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die in totaal € 279,26 bedraagt, bestaande uit materiële en immateriële schade. De wettelijke rente over dit bedrag is vastgesteld vanaf de datum van de schade, 29 oktober 2017. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade.