ECLI:NL:GHSHE:2019:4842

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
20-002637-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en schadevergoeding in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1994, was vrijgesproken van diefstal en de benadeelde partij was niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep voor bepaalde tenlasteleggingen. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich richtte tegen de vrijspraak, wat in strijd is met artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, en heeft de verdachte in dat opzicht niet-ontvankelijk verklaard.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdachte is vrijgesproken van deze beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij is niet opnieuw ingediend in hoger beroep, waardoor deze niet aan het hof is voorgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen en heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002637-18
Uitspraak: 5 december 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2018 in de strafzaak met het parketnummer 01-860258-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder
1. primair en het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde, het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard en dit gekwalificeerd als
medeplegen van opzethelingen de verdachte daarvoor veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Ten slotte heeft de rechtbank beslist omtrent het beslag.
Van de zijde van de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover het betrekking heeft op het onder 2 primair en
2 subsidiair ten laste gelegde en dat het hof het vonnis van de rechtbank voor het overige zal bevestigen.
Door en namens de verdachte is betoogd dat hij van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Subsidiair is strafmatiging bepleit.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Blijkens de daarvan opgemaakte ‘akte beroep’ is op 10 augustus 2018 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hoger beroep van de verdachte richt zich dus (mede) tegen de beslissing van de rechtbank tot vrijspraak van de verdachte van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde:
1.
dat hij in of omstreeks de periode van 29 november 2015 tot en met 1 december 2015 te 's Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een bedrijfspand (gelegen aan [straatnaam] ):
- een (of meer) speaker(s) (merk Skytec, type SP800A) en/of
- een DMX Controller (merk Enttec) en/of
- een laptop (merk Dell Vostro, model 3700, met nummer [serienummer A] ) en/of
- een (of meer) tablet(s) (merk Samsung, type Galaxy tab mini en/of type GTP52 10 met serienummer [serienummer B] ) en/of
- een led paneel en/of
- een Usb dongle (merk Vodafone) en/of
- een simkaart (merk Vodafone) en/of
- een multimeter en/of
- een webcam (merk Logitech),
zijnde goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutels;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 6 december 2015 te 's- Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een laptop (merk Dell Vostro, model 3700, met nummer [serienummer A] ) en/of een webcam (merk Logitech) en/of een (of meer) speaker(s) (merk Skytec, type SP800A) en/of een (of meer) tablet(s) (merk Samsung, type Galaxy tab mini en/of type GTP52 10 met serienummer [serienummer B] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, maar met de verdediging, is het hof met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde van oordeel dat het voorhanden bewijs tekort schiet om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. Anders dan de rechtbank acht het hof de door de verdachte op 24 april 2016 tegenover de politie afgelegde verklaring niet bruikbaar voor het bewijs van het in deze zaak onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft immers op de vraag van de verhoorder, hoe het zit met die gestolen spullen, geantwoord:
“Ik moest die spullen bijhouden. Ik kreeg nog geld van [medeverdachte] . Ik ben toen zelf die spullen gaan verkopen.”Uit deze verklaring kan niet met voldoende zekerheid worden afgeleid welke gestolen spullen door de verdachte worden bedoeld. Naar het oordeel van het hof bestaat zelfs aanleiding om aan te nemen dat de verdachte in deze verklaring niet doelt op de goederen die bij de bedrijfsinbraak bij [benadeelde] zijn weggenomen. De verdachte verklaart immers, aansluitend op de hiervoor weergegeven passage:
“Ik was bij [winkel A] .”,waarna hij verklaart over een fiets
‘die hij had van [medeverdachte][het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Namens het slachtoffer [benadeelde] is in eerste aanleg in de hoedanigheid van benadeelde partij een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank heeft de benadeelde partij in het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van haar oorspronkelijke vordering, zodat deze niet aan het oordeel van het hof onderworpen is.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.M.A.W. Koningstein, griffier,
en op 5 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.