ECLI:NL:GHSHE:2019:483

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
20-000168-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank Oost-Brabant en veroordeling voor dodelijk verkeersongeval onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 11 oktober 2015 te Riethoven, waarbij zijn passagier, [slachtoffer], om het leven kwam. De verdachte bestuurde een driewielige Piaggio motorscooter onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 1,26 milligram per milliliter, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet voor beginnende bestuurders lag. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, maar de advocaat-generaal eiste in hoger beroep een zwaardere straf van 24 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gereden, maar niet roekeloos. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000168-17
Uitspraak : 12 februari 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 5 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer
01-242012-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij, zijnde de nabestaanden van [slachtoffer] , heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 47.147,56, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering.
Blijkens het wensenformulier d.d. 15 oktober 2018 heeft de benadeelde partij in hoger beroep haar vordering op verdachte verlaagd tot nihil, hetgeen zij ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd. Gelet hierop is de vordering van de benadeelde partij niet langer aan het oordeel van het hof onderworpen, zodat het hof hier niet op zal beslissen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren met als schuldcategorie “zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag” en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en tot een rijontzegging voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest.
De verdediging heeft bepleit dat van het primair ten laste gelegde “roekeloos rijgedrag” geen sprake is. Voor zover het hof het primair ten laste gelegde “zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag” bewezen acht, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Riethoven, gemeente Bergeijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Piaggio, type M64), daarmede rijdende over de weg, Dorpstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend (terwijl hij verkeerde onder aanmerkelijke invloed van stof(fen) die de rijvaardigheid beïnvloedde):
 de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige, althans aanmerkelijke, mate te overschrijden en/of
 die maximumsnelheid te blijven overschrijden en/of
 (vervolgens) met een te hoge snelheid gelet op de plaatselijke situatie een bocht in te gaan, althans doende was die bocht in te gaan, en/of
 (vervolgens) zijn motorrijtuig in/bij deze bocht niet (voortdurend) onder controle weten te houden en/of in die bocht van de weg te geraken, althans rechtdoor te rijden (het gras in), en/of
 (vervolgens) in botsing en/of aanrijding te komen met een boom(stronk) en/of een woning,
waardoor een ander (te weten zijn passagier genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
a) hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Riethoven, gemeente Bergeijk, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Dorpstraat, (terwijl hij verkeerde onder aanmerkelijke invloed van stof(fen) die de rijvaardigheid beïnvloedde):
 de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige, althans aanmerkelijke, mate heeft overschreden en/of
 die maximumsnelheid is blijven overschrijden en/of
 (vervolgens) met een gelet op de plaatselijke situatie, te hoge snelheid een bocht is ingegaan, althans doende was die bocht in te gaan, en/of
 (vervolgens) zijn voertuig in/bij deze bocht niet (voortdurend) onder controle heeft weten te houden en/of in die bocht van de weg is geraakt, althans rechtdoor is gereden (het gras in), en/of
 (vervolgens) in botsing en/of aanrijding is gekomen met een boom(stronk) en/of een woning,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
en/of
b) hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Riethoven, gemeente Bergeijk, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, zulks terwijl aan hem, verdachte, sedert de datum waarop aan hem verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van dat rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1.26 milligram, in elk geval hoger dan 0.2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2015 te Riethoven, gemeente Bergeijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Piaggio, type M64), daarmede rijdende over de weg, Dorpstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend:
 de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige mate te overschrijden en
 vervolgens met een te hoge snelheid gelet op de plaatselijke situatie een bocht in te gaan, althans doende was die bocht in te gaan, en
 vervolgens zijn motorrijtuig in deze bocht niet onder controle weten te houden en in die bocht van de weg te geraken en
 vervolgens in botsing te komen met een woning,
waardoor een ander (te weten zijn passagier genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Schuldvorm
Over de mate van verwijtbaarheid overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft op zondag 11 oktober 2015 omstreeks 01.45 uur een driewielige Piaggio motorscooter bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn bloed ruim twee uur na het ongeval nog hoger bleek te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed [1] . Volgens het NFI-rapport van 20 oktober 2015 was het alcoholgehalte in verdachtes bloed ruim twee uur na het ongeval immers nog 1,26 milligram per milliliter bloed [2] . Verdachte heeft bovendien, zo volgt uit de snelheidsberekening zoals gerelateerd in het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , op de hem bekende Dorpsstraat in Riethoven de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur met minimaal 19,9 en maximaal 36 kilometer per uur overschreden [3] . Deze snelheidsoverschrijding is naar het oordeel van het hof als een ernstige overschrijding aan te merken. Verdachte heeft daarnaast de controle over zijn motorvoertuig verloren, is van de weg geraakt en uiteindelijk in botsing gekomen met een zijgevel van de woning aan de Dorpsstraat 19. Door dit handelen van verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsgevonden, als gevolg waarvan zijn passagier [slachtoffer] ernstig letsel aan met name zijn hoofd opgelopen, waardoor deze later die dag is overleden.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de voornoemde gedragingen van verdachte, niet te kwalificeren zijn als roekeloos rijgedrag, zodat het hof verdachte van deze schuldvorm zal vrijspreken.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat door voornoemde gedragingen, te weten het rijden onder invloed, de ernstige mate van overschrijding van de maximumsnelheid ter plaatse en het verliezen van de controle over het motorvoertuig, in onderlinge samenhang bezien, sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte.
Het hof is overigens van oordeel dat aangenomen mag worden dat het alcoholgehalte van verdachte ten tijde van het ongeval hoger was dan 570 microgram per liter uitgeademde lucht. Daartoe neemt het hof de conclusie van het NFI-rapport Herberekening bloedalcoholgehalte van 17 februari 2017 over [4] . Daarin wordt geconcludeerd dat het alcoholgehalte op het tijdstip van het ongeval waarschijnlijk gelegen zal hebben tussen 635 en 780 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Dat de daadwerkelijke bloedafname pas geruime tijd na het ongeval heeft plaatsgevonden, betekent niet dat niet van de juistheid van deze herberekening kan worden uitgegaan of dat deze herberekening niet gebruikt zou mogen worden, zoals door de verdediging is bepleit. De verdediging heeft de methode en uitkomst van deze herberekening overigens ook niet bestreden. Het hof zal de uitkomst van deze herberekening dan ook meenemen bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen sanctie.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank
De rechtbank heeft verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van
6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al kwijt was geweest. Deze sanctie sluit aan bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk straftoemetingsbeleid. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld conform het oriëntatiepunt voor aanmerkelijke schuld aan een dodelijk verkeersongeval met een alcoholgehalte onder 570 microgram per liter uitgeademde lucht. De rechtbank is daarbij uitgegaan van het door het NFI in het rapport van 20 oktober 2015 vastgestelde bloedalcoholgehalte van 1,26 mg/ml, dat overeenkomt met een ademalcoholgehalte van
545 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest. Dat is conform het oriëntatiepunt bij ernstige schuld aan een dodelijk verkeersongeval, waarbij sprake is van een alcoholgehalte van meer dan
570 microgram per liter uitgeademde lucht. In de persoon van verdachte ziet de advocaat-generaal geen aanleiding om tot een mildere strafeis te komen. Hij vindt dat verdachte een opportunist is, die pas ter zitting in hoger beroep de verantwoordelijkheid voor het ongeval heeft genomen. Ook het tijdsverloop hoeft niet tot strafkorting te leiden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat verdachte accepteert dat hij de bestuurder is geweest en dat hij daarvoor straf verdient. Daarom is hij ook niet in hoger beroep gegaan. Volgens de verdediging is er, gezien de rechtspraak ter zake, ook bij zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag ruimte om te volstaan met een taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Zeker gezien het tijdsverloop in deze zaak.
Het oordeel van het hof
Het hof komt tot een andere afdoening dan de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij het navolgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte was ten tijde van het ongeval een zogeheten beginnend bestuurder; op dat moment waren er immers nog geen vijf jaren verstreken sedert de eerste afgifte van zijn rijbewijs, zijnde op 4 juni 2012. Voor een beginnend bestuurder is het verboden een motorrijtuig te besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het bloedalcoholgehalte hoger is dan 0,2 milligram per millimeter bloed. Verdachte heeft op zondag 11 oktober 2015 omstreeks 01.45 uur een ernstig verkeersongeval veroorzaakt met onomkeerbare gevolgen. Na afloop van een 25-jarig bruiloftsfeest van de ouders van een gezamenlijke vriend van verdachte en [slachtoffer] , is verdachte heel vroeg op zondag
11 oktober 2015 op een driewielige Piaggio motorscooter gestapt en gaan rijden, terwijl hij als beginnend bestuurder onder sterke invloed was van alcohol. Volgens het NFI-rapport van 20 oktober 2015 was het alcoholgehalte in verdachtes bloed ruim twee uur na het ongeval immers nog 1,26 milligram per milliliter bloed, zijnde minstens 6 keer de wettelijk toegestane hoeveelheid voor een beginnend bestuurder.
[slachtoffer] was als passagier bij hem opgestapt. In een bocht van de voor verdachte bekende Dorpsstraat in Riethoven is verdachte vervolgens de controle over de motorscooter verloren, terwijl hij veel harder reed dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van
30 kilometer per uur. Daardoor is de motorscooter tegen de zijgevel van een woning gebotst. Alleen al door zich aan de maximumsnelheid te houden, had verdachte deze botsing kunnen voorkomen. De motorscooter zou dan ruim 18 meter voor de woning in het gras tot stilstand zijn gekomen [5] .
Ten gevolge van verdachtes handelen is zijn passagier [slachtoffer] later die dag komen te overlijden. De toen 20-jarige [slachtoffer] is daarmee zijn kostbaarste bezit ontnomen: zijn leven. Voor de nabestaanden, in het bijzonder zijn ouders en zijn broer, betekent dit een tragisch verlies van hun zoon en jongere broer. De gevolgen voor hen zijn ook ter zitting in hoger beroep op een indringende wijze naar voren gebracht door de vader van [slachtoffer] .
Voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de eerdergenoemde oriëntatiepunten. Voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval door ernstige schuld van verdachte is daarin als indicatie gegeven: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar. Daarbij heeft het hof het door de rechtbank gehanteerde ademalcoholgehalte van minder dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, zoals vastgesteld door het NFI in het rapport van 20 oktober 2015, al meegenomen in het oordeel dat er sprake is van ernstige schuld.
Dat is dus een ander uitgangspunt dan dat van de advocaat-generaal, die kennelijk van mening is dat ook zonder het alcoholgebruik sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag en daarmee ernstige schuld. De advocaat-generaal heeft vervolgens het alcoholgebruik in zijn volle omvang als strafverzwarende omstandigheid meegenomen.
Het hof merkt als strafverzwarende omstandigheid aan de omstandigheid dat het ademalcoholgehalte van verdachte blijkens de herberekening van het NFI in het rapport van 17 februari 2017 ten tijde van het ongeval hoger was dan 570 microgram per liter uitgeademde lucht. Daardoor acht het hof in dit geval in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een ontzegging voor de duur van drie jaren passend.
Het hof ziet vervolgens in de persoon van verdachte en het tijdsverloop aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en overweegt daartoe het volgende.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte niet pas ter zitting in hoger beroep zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor het verkeersongeval en daarmee voor de dood van [slachtoffer] . Verdachte heeft immers geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 5 januari 2017, waarin hij tot onder andere 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf werd veroordeeld. In lijn daarmee heeft verdachte op 8 mei 2017 tegenover een verbalisant verklaard dat hij een tijd daarvoor een motorongeluk heeft gehad, waarbij zijn opzittende om het leven is gekomen. Dat blijkt uit een door de advocaat-generaal ter zitting overgelegde politiemutatie van die dag.
Dat de nabestaanden liever een duidelijke en rechtstreekse vorm van verantwoordelijkheid nemen richting hen hadden gezien, kan het hof begrijpen. Maar dat neemt niet weg dat verdachte zijn schuldigverklaring en bestraffing door de rechtbank had geaccepteerd. Zijn verklaring ter zitting dat hij zou willen dat hij één ding in zijn leven terug zou mogen draaien en dat het dan deze avond zou zijn, komt op het hof oprecht over. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat [slachtoffer] en hij elkaar meerdere keren per week zagen. [slachtoffer] was zijn beste vriend. Verdachte is door zijn eigen toedoen zijn beste vriend verloren en zal die last zijn leven lang met zich mee moeten dragen.
Verdachte was bovendien al in januari 2017 bereid voor zijn dodelijke fout te boeten door onder andere de onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit te zitten die de rechtbank hem had opgelegd. Doordat de behandeling in hoger beroep lange tijd op zich heeft laten wachten, heeft verdachte ruim twee jaar in onzekerheid moeten verkeren over de uitkomst daarvan, terwijl die uitkomst vanzelfsprekend belangrijk is voor zijn verdere toekomst.
Ook met het oog op die toekomst is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf nodig is met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaar. Ter zitting heeft verdachte namelijk bevestigd dat hij vóór het dodelijk ongeval van 11mei 2015 al vaker door mensen is aangesproken op zijn rijgedrag. Ter zitting heeft verdachte eveneens bevestigd dat hij op 8 mei 2017 - vier maanden ná het vonnis van de rechtbank - wederom te hard heeft gereden, dit keer 25 kilometer te hard op de A2 met een personenauto. Met een (deels) voorwaardelijke strafoplegging wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het bovenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die ook onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Naar het oordeel van het hof is ten aanzien van de hoofdstraf een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Over het procesverloop in hoger beroep overweegt het hof nog dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld. Deze redelijke termijn is in deze zaak overschreden. De officier van justitie heeft immers op 19 januari 2017 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof in de onderhavige eerst heden, 12 februari 2019, arrest wijst. Het hof constateert deze zeer geringe overschrijding van nog geen maand, maar ziet, gelet op het vorenstaande, geen aanleiding die in het voordeel van de verdachte te verdisconteren in de straftoemeting.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof conform eerdergenoemd oriëntatiepunt aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar. Het hof ziet geen aanleiding daar in het voordeel van verdachte van af te wijken. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 12 februari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse, pagina 52; dit proces-verbaal volgt niet de nummering van het procesdossier, maar omvat 14 doorgenummerde pagina’s. Pagina 11van 14: Het betreft een personenauto als bedoeld in artikel 1.1. van de Regeling Voertuigen.
2.Rapport “Alcohol in het verkeer” van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 oktober 2015, zaaknummer: 2015.10.15.025.
3.Aanvullend proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2015226565, gesloten op 21 juni 2016, aantal bladzijden: 2.
4.Rapport Herberekening bloedalcoholgehalte van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 februari 2017, zaaknummer: 2015.10.15.025.
5.Aanvullend proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2015226565, gesloten op 21 juni 2016, aantal bladzijden: 2.