ECLI:NL:GHSHE:2019:4774

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
20-003809-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake ontucht met minderjarig stiefkind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 23 november 2017 was gewezen. De verdachte, een stiefvader, was in eerste aanleg veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarig stiefkind. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte in de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De verdachte heeft meermalen de vagina van zijn stiefdochter betast, wat een ernstige inbreuk op haar lichamelijke en geestelijke integriteit vormt. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en verklaringen van getuigen, in onderlinge samenhang bezien en heeft geoordeeld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Dit is een lagere straf dan oorspronkelijk mogelijk was, omdat het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft niet gereageerd op de beschuldigingen tijdens de rechtszittingen. Het hof heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de ernst van de feiten, de vertrouwensrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en de gevolgen van het delict voor het slachtoffer. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003809-17
Uitspraak : 17 december 2019
VERSTEK (dnip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 november 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-665145-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te 's-Hertogenbosch op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 te Dongen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal de vagina/schaamstreek, althans in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 te Dongen, met [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal strelen/betasten van de vagina/schaamstreek, althans in elk geval van het lichaam van die [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 te Dongen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Zeeland-West-Brabant, Unit Zeden, proces-verbaalnummer BVH 2014144306, afgesloten d.d. 22 januari 2015 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 86), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2014 door [aangever] (pg. 30-34), voor zover inhoudende:
Ik ben namens [slachtoffer] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe uit hoofde van mijn functie, teammanager van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling Midden Brabant, aangifte binnen een zaak van ons van seksueel overschrijdend gedrag vanuit een volwassene naar een minderjarige, [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] . Ik doe aangifte tegen de heer [verdachte] , wonende aan de [adres] . [slachtoffer] had tegen haar moeder verteld dat haar stiefvader seksueel overschrijdend gedrag had vertoond richting haar. Stiefvader zou de slaapkamer van [slachtoffer] binnen komen en dan haar vagina betasten. Dit heeft plaatsgevonden op het adres in [adres] . Moeder, zijnde de biologische moeder, is [moeder] . De stiefvader is niet de biologische vader en ook niet de gezaghebbende vader. Ze zijn wel getrouwd met elkaar. Voor de kinderen is het de stiefvader.
2.
Het proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 7 juli 2014 (pg. 20-27), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Gegevens benadeelde:
[slachtoffer] (vrouw), geboren op [geboortedatum 2] te Dongen.
Gezinssituatie benadeelde:
[slachtoffer] woont met haar moeder ( [moeder] ), haar zusje en haar stiefvader [verdachte] aan de [adres] .
[slachtoffer] gevraagd dat ze iets tegen haar moeder had verteld en over wie ze dan iets had verteld. [slachtoffer] gaf aan dat dit ging over [verdachte] . Gevraagd wat ze over [verdachte] had verteld. [slachtoffer] gaf aan dat hij ’s nachts wel eens naar haar kamer is gekomen. Bij doorvragen gaf [slachtoffer] aan dat ze het niet kon zeggen. Hierop voorgesteld of ze het wel kon opschrijven. [slachtoffer] schreef toen op: ‘ [verdachte] kwam ’s avonds soms op mijn kamer wanneer ik sliep. En zat dan aan mijn vagina.’ Deze is als bijlage bij dit proces-verbaal van informatief gesprek zeden gevoegd.
Desgevraagd gaf [slachtoffer] het verder volgende aan:
Ze vertelde dat ze niet weet hoe vaak dit is gebeurd, maar vaker dan 10 keer. Dat gebeurde altijd in haar slaapkamer. Het begon toen zijn ongeveer 13 of 14 jaar oud was. (…) Over het strafbare feit vertelde [slachtoffer] dat zij slaapt met een pyjama aan. Ze vertelde dat zij dan naar bed gaat. Hij komt dan haar kamer in en gaat op haar bed zitten. Ze vertelde dat hij dan de dekens een beetje wegslaat en haar broekje naar beneden doet. [slachtoffer] vertelde dat hij dan met zijn hand, met zijn vingers, over haar vagina heen gaat. De laatste keer dat is gebeurd was deze week of vorige week.
3.
Het als bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegde handgeschreven briefje (pg. 26), inhoudende:
[verdachte] kwam ’s avonds soms op mijn kamer wanneer ik sliep. En zat dan aan mijn vagina.
4.
Het proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 29 juli 2014 (pg. 35-39), voor zover inhoudende:
Ik werk als maatschappelijk werker bij het AMK. Wij hebben op 14 juli 2014 een zorgmelding ontvangen van de politie dat [slachtoffer] seksueel misbruikt zou zijn door haar stiefvader [verdachte] (
het hof begrijpt: [verdachte] ). [slachtoffer] is een meisje van 15 jaar. Ik heb op 15 juli 2014 contact gehad met de moeder van [slachtoffer] genaamd [moeder] . Moeder heeft verteld dat [slachtoffer] op zaterdagochtend in het bijzijn van haar stiefvader heeft verteld dat haar stiefvader af en toe naar haar kamer toe kwam en aan haar vagina komt. Moeder vertelde dat haar man haar op 10 juli 2014 heeft verteld dat het waar is wat [slachtoffer] heeft gezegd. Haar man had verteld dat hij aan [slachtoffer] had gezeten.
Op 28 juli 2014 heeft dhr. [verdachte] , de stiefvader van [slachtoffer] , mij aangegeven dat het enorm stom is wat er is gebeurd en dat dit nooit had mogen gebeuren. Hij schaamt zich enorm.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2015 (pg. 43-44), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 11 juli 2014 kreeg ik de melding van de meldkamer om te gaan naar de [adres] . Daar zou meldster, [moeder] , haar woning niet meer in mogen van haar man, [verdachte] . Om 10.00 uur kwam ik ter plaatse. Ik zag dat de voordeur openstond. Ik ben samen met mijn collega de woning binnengelopen. (…) Tijdens mijn gesprek met [verdachte] hoorde ik dat hij zei dat hij een tijd geleden de vijftienjarige dochter van [moeder] had betast aan haar geslachtsdelen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft meermalen de vagina van zijn minderjarige stiefdochter betast. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter en op grove wijze misbruik gemaakt van de tussen zijn stiefdochter en hem aanwezige vertrouwensrelatie. De verdachte heeft uitsluitend oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft door zijn handelen het risico genomen dat hij de normale seksuele ontwikkeling van zijn stiefdochter ernstig zou verstoren. De ervaring leert immers dat slachtoffers van dergelijke zedendelicten daarvan langdurig geestelijke schade kunnen ondervinden. Daarnaast moet het vanzelfsprekend zijn dat het zijn stiefdochter zich veilig en geboren kon voelen in de thuissituatie en dat zij vertrouwen kon hebben in verdachte als stiefvader. Het hof neemt het verdachte dan ook bijzonder kwalijk dat hij dat vertrouwen heeft geschaad.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Tegenover maatschappelijk werkster Vlaardingerbroek heeft hij aangegeven dat het enorm stom is wat er is gebeurd, dat het nooit had mogen gebeuren en dat hij zich ook schaamt voor wat er is gebeurd. Het hof kan deze houding niet rijmen met het feit dat verdachte bij de politie een beroep doet op zijn zwijgrecht en dat hij vervolgens zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep niet is verschenen om zich te verantwoorden voor wat hij zijn stiefdochter heeft aangedaan. Het hof zal dan ook met deze negatieve houding van verdachte rekening houden bij de strafbepaling.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 oktober 2019, waaruit volgt dat verdachte in 1988 is veroordeeld voor een soortgelijk delict, te weten het medeplegen van een verkrachting. Voorts stelt het hof vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geschonden. Verdachte is op 16 december 2014 bij de politie verhoord en de rechtbank heeft op 23 november 2017 – en derhalve niet binnen twee jaar na het verhoor bij de politie – vonnis gewezen. De redelijke termijn is in eerste aanleg met bijna één jaar overschreden.
Namens de verdachte is vervolgens op 5 december 2017 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 17 december 2019 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met 12 dagen overschreden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. B.J. Swagerman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 17 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.