ECLI:NL:GHSHE:2019:4727

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
17 januari 2020
Zaaknummer
20-000363-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. J.T.F.M. van Krieken
  • mr. A.M.G. Smit
  • mr. A.R. Hartmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift bij consignatie-contract

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift. Dit betrof het ondertekenen van een appendix bij een consignatie-contract, waarbij de verdachte wist dat de datum op het document niet overeenkwam met de werkelijke ondertekeningsdatum. De medeverdachte had het document nodig voor een beklagprocedure bij de rechtbank, gericht op de teruggave van in beslag genomen goederen. De rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en legde een taakstraf op van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De verdachte had primair vrijspraak bepleit, maar het hof achtte de bewezenverklaring van de valsheid in geschrift wettig en overtuigend bewezen. Het hof overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van het contract en het beoogde gebruik ervan in de beklagprocedure. De verdachte was zich bewust van de onjuistheid van de datum en de situatie, wat leidde tot de conclusie dat hij opzettelijk handelde. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000363-17
Uitspraak : 25 oktober 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 24 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-860424-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonadres verdachte]
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is primair vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2013, in elk geval in of omstreeks de periode van 28 november 2013 tot 20 december 2013, te Bodegraven en/of te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een consignatie-contract met verkooprecht – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid in dat consignatie-contract vermeld en/of opgenomen, (zakelijk weergegeven); 'De ondergetekenden: [verdachte] , [woonadres verdachte] , hierna te noemen verkoper en de firma [leverancier] , gevestigd [adres leverancier] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger leverancier] , hierna te noemen de leverancier, komen overeen dat de leverancier gereedschappen, handtools die in eigendom toebehoren aan de leverancier en de groothandelaar, in consignatie geeft met als doel verkoop onder voorwaarden' en/of dat consignatie-contract voorzien met een datum van ondertekening, te weten 16 oktober 2013, en/of voorzien van een plaats van ondertekening, te weten Den Bosch, en/of dat consignatie-contract voorzien van zijn, verdachtes, handtekening, althans van een handtekening die moest doorgaan voor zijn, verdachtes, handtekening, en/of voorzien van de handtekening van [vertegenwoordiger leverancier] , althans van een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [vertegenwoordiger leverancier] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 november 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een consignatie-contract met verkooprecht – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid dat consignatie-contract voorzien met een datum van ondertekening, te weten 16 oktober 2013 en dat consignatie-contract voorzien van zijn, verdachtes, handtekening en voorzien van de handtekening van [vertegenwoordiger leverancier] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
Op 31 oktober 2013 en 1 november 2014 werden doorzoekingen verricht in alle woningen [in de woonwijk] te 's-Hertogenbosch. Tijdens deze doorzoeking werd in de woning [woonadres verdachte] een huurovereenkomst aangetroffen van een loods aan de [adres loods] te 's-Hertogenbosch, op naam van [verdachte] . [2]
Op 1 november 2013 werd in opdracht van de officier van justitie een doorzoeking verricht in de loods aan de [adres loods] te 's-Hertogenbosch. Hierbij werden onder andere een grote hoeveelheid pannensets, handtools, dopsleutels, gereedschapskoffers en messensets aangetroffen. Deze goederen werden onder [verdachte] in beslag genomen. [3]
Op 20 december 2013 werd door [advocatenkantoor] namens [vertegenwoordiger leverancier] een klaagschrift ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant. [vertegenwoordiger leverancier] heeft in het klaagschrift naar voren gebracht dat hij de eigenaar is van het bedrijf [leverancier] , gevestigd aan de [adres leverancier] en dat bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [woonadres verdachte] diverse gereedschapsgoederen in beslag zijn genomen, die eigendom zijn van zijn bedrijf. [vertegenwoordiger leverancier] en [verdachte] zijn overeengekomen dat [verdachte] zou zorgen voor de doorverkoop van deze producten en dat de goederen eigendom blijven van [leverancier] ., totdat de goederen volledig zijn betaald. [4] Het gaat om ratelsets 22-delig in koffer (totaal 440 stuks) en 16-delige doppensets C16 in koffer (totaal 490 stuks). [5] Als productie 1 bij het klaagschrift is gevoegd een document met als titel 'Appendix bij consignatie contract met verkooprecht', onderwerp '22 dlg sleutelset en 16 dlg doppenset in koffer', datum 16-10-2013, inhoudende een op 16 oktober 2013 ondertekende overeenkomst tussen [verdachte] , [woonadres verdachte] en [leverancier] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger leverancier] . [6]
Bij beschikking van 23 mei 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant het beklag gegrond verklaard en de teruggave aan [vertegenwoordiger leverancier] gelast van de in het klaagschrift genoemde ratelsets en doppensets. [7]
Op 25 februari 2014 is op gezag van de officier van justitie en in aanwezigheid van [vertegenwoordiger leverancier] een doorzoeking verricht in het bedrijfspand van [leverancier] . aan de [adres leverancier] . Tijdens deze doorzoeking werden drie laptops in beslag genomen onder [vertegenwoordiger leverancier] . Het ging om een laptop van het merk HP, één van het merk Acer en één van het merk Asus. [8]
Bij nader onderzoek naar de gegevens op de laptop van het merk Asus heeft de politie een document genaamd appendix contract.docx aangetroffen. Uit de metadata bij dit document volgt dat het document is gemaakt op 28 november 2013 14.00 uur, laatst afgedrukt is op 28 november 2013 14.06 uur en laatst gewijzigd is op 28 november 2013 14.08 uur. Het document appendix contract.docx is als bijlage aan het proces-verbaal van bevindingen gehecht. [9]
Tijdens vergelijking van de documenten, de weten de consignatie-overeenkomst die als bijlage bij het klaagschrift d.d. 20 december 2013 was opgenomen en het bestand appendix contract.docx dat is aangetroffen op de laptop van het merk Asus, is gebleken dat deze documenten identiek aan elkaar zijn. [10]
[vertegenwoordiger leverancier] heeft op 22 april 2014 bij de politie verklaard dat [verdachte] en hij al een mondelinge verkoopovereenkomst hadden. Hij vermoedt dat dit omstreeks juli of augustus 2013 is geweest. Hij heeft vervolgens de gereedschappen besteld en afgeleverd. Hij heeft het consignatie-contract dat de verbalisanten hem hebben getoond, herkend. Hij heeft dit contract zelf opgesteld en zijn handtekening en die van [verdachte] staan er op. De daadwerkelijke ondertekening ligt inderdaad na 28 november 2013. Tijdens zijn tweede verhoor op 22 april 2014 heeft [vertegenwoordiger leverancier] onder meer verklaard dat hij op eigen initiatief een contract heeft opgesteld. Hij had een consignatie-contract nodig voor het klaagschrift van zijn advocaat. Hij heeft het contract op 28 november 2013 op de Asus laptop opgesteld en uitgeprint. Hij heeft contact gezocht met [verdachte] en is die dag naar hem gereden. Het contract is op 29 november 2013 in een wegrestaurant bij Bodegraven ondertekend. [11]
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg, [12] als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [vertegenwoordiger leverancier] aan hem had gevraagd om een aantal stukken te ondertekenen. [vertegenwoordiger leverancier] is bij hem gekomen en heeft verteld dat hij een paar handtekeningen nodig had voor een klaagschrift. De verdachte vond dat goed en heeft zijn handtekening gezet. Hij heeft het stuk niet gelezen.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van het consignatie-contract, terwijl hij evenmin het oogmerk heeft gehad om de rechtbank in het kader van de beklagprocedure te misleiden. Dat de verdachte heeft nagelaten het document te lezen, is onachtzaam en laks, maar duidt niet op opzet op het valselijk opmaken ervan, ook niet in voorwaardelijke zin. Voor het oogmerk op misleiding door het gebruik van een vals document is minst genomen noodzakelijkheidsbewustzijn vereist. Voorwaardelijk opzet is onvoldoende. Niet is gebleken dat de verdachte dit oogmerk heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals uit de bovenstaande weergave van de feiten naar voren komt, zijn onder de verdachte [verdachte] tijdens een doorzoeking goederen in beslag genomen. Met betrekking tot deze goederen is door [vertegenwoordiger leverancier] een beklagprocedure aangespannen teneinde deze goederen aan het beslag te onttrekken. In art. 552a lid 5 is het volgende vermeld:
De griffier van het gerecht dat tot afdoening bevoegd is, zendt aan degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen, indien hij noch de klager is, noch afstand van het voorwerp heeft gedaan, en zijn adres bekend is, onverwijld een afschrift van het klaagschrift en deelt hem mee dat hij zijnerzijds een klaagschrift kan indienen.De verdachte is op grond van dit artikel derhalve op de hoogte gesteld door de rechtbank van de inhoud van de beklagprocedure die door [vertegenwoordiger leverancier] was ingesteld. De verdachte wist derhalve precies waar het om ging. Hoofdregel is dat de goederen die onder een persoon in beslag zijn genomen, na afloop van de procedure naar die persoon terug gaan. De beklagprocedure had derhalve belangrijke consequenties voor verdachte, omdat deze tot gevolg had dat deze goederen niet meer naar hem terug zouden kunnen gaan.
De verdachte was op de hoogte van de beklagprocedure die voor hem ook verstrekkende gevolgen had. Hij was op de hoogte van het beslag en hij was op de hoogte van het feit dat er noch een schriftelijke koopovereenkomst, noch een bestaande consignatie-overeenkomst was met betrekking tot de goederen. [vertegenwoordiger leverancier] kon op deze wijze de procedure niet voeren zonder medewerking van de verdachte. [vertegenwoordiger leverancier] heeft een consignatie-contract opgesteld dat door verdachte is ondertekend. De verdachte heeft ook te kennen gegeven dat hij wist dat het consignatie-contract in de beklagprocedure gebruikt zou gaan worden. Immers, [vertegenwoordiger leverancier] is speciaal naar hem toegereden om de documenten te laten tekenen. Deze wijze van handelen vond derhalve plaats na onderling overleg en in een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden.
Het consignatie-contract dat door de mededader [vertegenwoordiger leverancier] is opgemaakt en gebruikt in een klaagschrift procedure en door de verdachte is ondertekend, acht het hof een valselijk opgemaakt geschrift. De verdachte was blijkens het voorgaande op de hoogte van de gang van zaken en wist derhalve van de omstandigheid dat de inhoud van het contract niet de werkelijke bestaande situatie weergaf. Het ging immers om een consignatie-contract, terwijl er geen overeenkomst tot consignatie tussen beiden bestond, en tevens was de vermelde datum op het contract onjuist. Dit zijn twee zeer opvallende elementen die toch onmiddellijk in het oog springend moeten zijn geweest. Tegen de achtergrond van het voorgaande waaruit het belang van het contract voor de verdachte naar voren komt, verdachte wist van het beoogde gebruik van het contract en de onjuiste weergave van de bestaande situatie daarin acht het hof de stelling van de verdachte dat hij de stukken niet heeft gelezen op grond van het voorgaande niet aannemelijk.
Onder deze omstandigheden is het hof tevens van oordeel dat de verdachte ten minste moet hebben beseft dat zijn gedragingen als noodzakelijk en dus het door hem gewild gevolg met zich meebracht dat het consignatie-contract als echt en onvervalst in de beklagprocedure zou worden gebruikt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift door het ondertekenen van een appendix bij een consignatie-contract, terwijl daar een datum op staat die ver vóór de datum ligt waarop het document in werkelijkheid is ondertekend en terwijl hij wist dat [vertegenwoordiger leverancier] het stuk nodig had in een beklagprocedure bij de rechtbank Oost-Brabant, gericht op de teruggave van in beslag genomen goederen. Dit klaagschrift is door de rechtbank gegrond verklaard en er is een last tot teruggave gegeven.
Het hof houdt er rekening mee dat er geruime tijd is verstreken sinds het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden.
Vanwege de ernst van het bewezen verklaarde feit ziet het hof geen ruimte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf of geldboete, zoals de verdediging heeft bepleit. Het hof is verder van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. Het hof overweegt dat in procedures moet kunnen worden vertrouwd op de juistheid en authenticiteit van de ingebrachte stukken. Door het handelen van de verdachte en zijn mededader is dat vertrouwen, een belangrijk uitgangspunt, geschonden.
Het hof zal aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 25 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Krieken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt telkens verwezen naar dossierpagina's van de doorgenummerde dossiers van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche.
2.Dossier A, pg. 7.
3.Dossier A, pg. 7 in combinatie met de beslaglijst MUN.B04, dossier B, pg. 26-29.
4.Dossier A, pg. 33-34.
5.Dossier A, pg. 38.
6.Dossier A, pg. 36-37.
7.Dossier A, pg. 11.
8.Dossier A, pg. 39-40, in combinatie met dossier C, pg. 13-14.
9.Dossier A, pg. 69-75.
10.Dossier A, pg. 10-11, in combinatie met dossier A, pg. 36-37 en pg. 73-74.
11.Dossier A, pg. 104, 107, 111, 115-116 en 132-134.
12.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, d.d. 17 november 2016, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte.