ECLI:NL:GHSHE:2019:4714

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
20-000719-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal feiten, maar is in hoger beroep veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een van de ten laste gelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest, voor het opzettelijk aanwezig hebben van stoffen die bestemd zijn voor de productie van amfetamine en voor het voorbereiden van de productie van amfetamine. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij een in werking zijnde amfetaminelab, waar aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en laboratoriumbenodigdheden zijn aangetroffen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die gepaard gaan met grote risico's voor de volksgezondheid en de veiligheid.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000719-18
Uitspraak : 11 december 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 22 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-879902-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te [penitentiaire inrichting] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte kennelijk vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde en ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1), ‘medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ (feit 2) en ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met aanvulling van gronden met – kort gezegd – het bewijsmiddel waaruit blijkt dat de auto van de verdachte, de Ford Focus, op de locatie is gezien en dat de auto via ongevallen en bekeuringen aan de verdachte kan worden gekoppeld.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 3 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde, - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een bedrijfspand gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven gehuurd en/of laten huren ten behoeve van de opslag van grondstoffen/chemicaliën en/of (een) voorwerp(en) dat/die kan/kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling voorhanden gehad, waaronder: een of meerdere (druk)reactie-destillatieketels en/of (dompel)pompen en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder: een of meerdere gasbranders en/of gasflessen en/of gascilinders en/of (klemdeksel- en/of dop)vaten en/of jerrycans en/of afvoerslangen en/of verwarmingsdekens en/of scheitrechters en/of maatbekers en/of trechters en/of
- één of meer jerrycans en/of vaten en/of flessen en/of zakken en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin ((een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)) chemicaliën en/of (andere) (grond)stoffen betrekking hebbend op en/of verband houdend met de productie van amfetamine, in elk geval een of meer middel(en) voorkomend op lijst I van de Opiumwet voorhanden gehad, waaronder:
(ongeveer 625 kilogram) caustic soda en (ongeveer 200 liter) formamide en/of (ongeveer 1.000 liter) zoutzuur en/of (ongeveer 1.025 liter) mierenzuur en/of (ongeveer 270 liter) BMK en/of N-formylamfetamine en/of fosforzuur en/of natriumhydroxide en/of natriumchloride en/of natriumformiaat en/of ammoniumformiaat;
4.
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Zegge, gemeente Rucphen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,5 liter amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het medeplegen van de feiten 1, 2 en 4
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en (een of meer) medeverdachte(n) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 overweegt het hof nog dat hoewel zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat (een of meerdere) perso(o)n(en) is/zijn betrokken bij het amfetaminelab dat is aangetroffen in het pand aan de [adres 1] te Eindhoven, kan niet worden vastgesteld welke bijdrage(n) deze perso(o)n(en) heeft/hebben geleverd en of deze materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht is/zijn geweest. Het hof merkt daarbij op dat het ook mogelijk is dat slechts medeplichtigheidshandelingen zijn verricht.
Om die reden zal het hof de verdachte van – kort gezegd – het onderdeel “medeplegen” van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 10 januari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Eindhoven (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 10 januari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Eindhoven (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervaardigen van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende hij, verdachte,
- een bedrijfspand gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven gehuurd en/of laten huren ten behoeve van de opslag van grondstoffen/chemicaliën en voorwerpen die kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en
- onderdelen van een productieopstelling voorhanden gehad, waaronder: (druk)reactie-destillatieketels en/of dompelpompen en
- een grote hoeveelheid laboratoriumbenodigdheden voorhanden gehad, waaronder: gasbranders en gasflessen en gascilinders en klemdekselvaten en jerrycans en/of afvoerslangen en verwarmingsdekens en scheitrechters en
- één of meer jerrycans en vaten en flessen en/of zakken en (andere soorten) verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen betrekking hebbend op en/of verband houdend met de productie van amfetamine, waaronder: 625 kilogram caustic soda en 200 liter formamide en 1.000 liter zoutzuur en 1.025 liter mierenzuur en 270 liter BMK en N-formylamfetamine en fosforzuur en/of natriumhydroxide en/of natriumchloride en/of natriumformiaat en/of ammoniumformiaat;
4.
hij op 10 juni 2017 te Zegge opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,5 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd, verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Ondermijning, [onderzoek] , proces-verbaalnummer 2100-2017035493, afgesloten d.d. 26 juli 2017, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1022.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het onder 1 en 2 bewezen verklaarde heeft begaan.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2017 (pg. 213-314), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisanten 1] :
(pagina 213)
Op zondag 19 februari 2017, omstreeks 10.06 uur, kregen wij de melding te gaan naar de [adres 1] te Eindhoven. Hier zit een garagebedrijf genaamd [garage 1] . Uit een van de afvoerpijpen is een witte rook afkomstig. Deze witte rook zou een azijnzuur-achtige reuk hebben.
Wij, verbalisanten, begaven ons direct ter plaatse. Wij zagen inderdaad dat er witte rook en (
het hof begrijpt: uit) een pijp uit het dak kwam en dat deze rook erg zuur rook. Het is ons, verbalisanten, bekend dat een dergelijke zuur ruikende lucht mogelijk afkomstig kan zijn van een proces bij een drugslaboratorium. Op sommige momenten was de reuk zo sterk dat wij, verbalisanten, afstand moesten nemen om niet misselijk te worden.
Omstreeks 11.20 uur kwam de brandweer ter plaatse, waarna het pand met behulp van een zogenaamde ram werd geopend. Binnen in het pand werd een afzonderlijke ruimte aangetroffen, waarin vermoedelijk een amfetamine-laboratorium in werking was. Vanuit deze ruimte was een afvoerbuis aangesloten op de pijp op het dak waaruit de witte rook afkomstig was. Door ons, verbalisanten, werd vervolgens in verband met sporenonderzoek en veiligheid van de omgeving, de plaats delict met rood-wit lint afgezet.
(pagina 214)
Omstreeks 12.00 uur meldde zich op de plaats delict een persoon die meldde dat hij de eigenaar was van het betreffende pand. Deze persoon, zijnde [betrokkene 1] , werd vervolgens aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet (vervaardigen van harddrugs).
2.
Het proces-verbaal van bevindingen LFO d.d. 20 februari 2017, met fotobijlage (pg. 612-639), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
(pagina 612)
Ik heb op zondag 29 februari 2017, omstreeks 12.00 uur, en later samen met mijn [LFO-collega] , werkzaam als Operationeel Specialist A (junior LFO-expert) bij de Nationale Politie, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar met akte van beëdiging, een onderzoek ingesteld naar het aangetroffen laboratorium aan de [adres 1] te Eindhoven. Hierbij werden wij ondersteund door [LFO-medewerker] .
Omschrijving locatie
Perceel [adres 1] is gelegen op een industrieterrein. Het pand bestaat uit twee grote ruimten die vanaf de weg te betreden zijn via roldeuren.
(pagina 613)
Het pand werd in de volgende ruimtes opgedeeld:
G = garage
P = productieruimte
O = opslag
Z = zijruimte
Technisch en forensisch onderzoek
Door ons werd een nader technisch en forensisch onderzoek ingesteld. Hierbij is een groot aantal monsters genomen. De monsters van de bemonsterde goederen en stoffen zijn door ons verpakt en met unieke nummering gewaarmerkt. De genomen monsters staan per locatie in een van de onderstaande tabellen verwerkt. De monsters worden door de afdeling Verdovende Middelen van het Nederlands Forensisch Instituut geanalyseerd. Bij iedere monsterneming werd door ons schoon en niet eerder gebruikt monstername materiaal gebruikt. Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aanwezige stoffen werd onder andere gebruik gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantech-nologie, de Uhura – Gemini. De resultaten zijn in de tabellen opgenomen.
Aangetroffen werden:
Garage – ruimte G
(pagina 614)
(pagina 615)
Productieruimte – ruimte P
(pagina 616)
Opslag – ruimte O
Zijruimte – ruimte Z
Spoedmonsters NFIOp maandag 20 februari 2017 zijn 3 geselecteerde monsters ten behoeve van spoed analyse overgebracht naar de afdeling verdovende middelen van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
(pagina 617)
Totale hoeveelheid chemicaliën
In totaal werden de volgende chemicaliën aangetroffen:
  • 80 lege tonnetjes (inhoud van 25 kg APAAN). Totaal omgezet 1.000 kg APAAN
  • 1.025 liter mierenzuur
  • 1.000 liter zoutzuur
  • 200 liter formamide
  • 625 kg caustic soda
  • 50 kg APAAN
  • 450 kg APAA
  • 270 liter BMK met wat fosforzuur
  • 2.195 liter afval dat vermoedelijk fosforzuur bevat
  • 420 liter afval van 1e kookstap van de Leuckart synthese
  • 440 liter afval van 2e kookstap van de Leuckart synthese
  • 360 liter zuur afval
  • 120 liter basisch afval
Interpretatie LFOOp het moment van binnentreden werd in een blauw 220 liter klemdeksel vat vermoedelijk BMK geproduceerd. De inhoud van dit vat was nog warm. Met behulp van de warmtebeeld camera werd vastgesteld dat de temperatuur 56,2 graden Celsius was. Het betreffende klemdeksel vat was aan de buitenzijde voorzien van een elektrische verwarmingsdeken. In dezelfde ruimte werden nog 7 soortgelijke klemdeksel vaten aangetroffen welke vermoedelijk zijn gebruikt voor de productie van BMK. Deze waren nagenoeg allen voor meer dan de helft gevuld met vloeistof. Een aantal van deze klemdeksel vaten vertoonde smeltranden als gevolg van het gebruik van een verwarmingsdeken. Ook was afzuiging aangebracht, deze was al in bedrijf.
In de garage was een grote combinatie ketel aanwezig. Deze kan worden gebruikt als reactieketel, drukreactieketel en destillatieketel. De gasbrander onder deze ketel was aangesloten op een gasfles. De koelbuis van de destillatieopstelling was aangesloten op de koelwatervoorziening welke vanuit een Intermediate Bulc Container (IBC) kon worden verzorgd. In de koelbuis en de reactieruimte van de ketel werden restanten vloeistof aangetroffen welke roken naar amfetamine.
Achter in de garage werden 3 RVS Au Bain-Marie bakken aangetroffen. Deze waren gevuld met water. Onder iedere bak waren 2 gasbranders gemonteerd welke waren aangesloten op een gasfles. Deze Au Bain-Marie bakken kunnen worden gebruikt ten behoeve van de omzetting van bijvoorbeeld APAA – APAAN in BMK of een kookstap van de Leuckart synthese waarbij BMK in diverse stappen wordt omgezet in amfetamine.
De chemicaliën BMK, mierenzuur, formamide, zoutzuur en caustic soda kunnen worden gebruikt voor de productie van amfetamine. De chemicaliën APAA, APAAN kunnen in combinatie met zoutzuur of fosforzuur worden gebruikt voor de productie van BMK. De aangetroffen afvalstoffen zijn te relateren aan deze twee processen.
In totaal zijn 80 lege tonnetjes aangetroffen welke restanten APAA of APAAN bevatten. In een tonnetje zit normaliter 25 kg APAA of APAAN. In totaal zou in deze tonnetjes 1.000 kg APAA of APAAN hebben gezeten.
(pagina 618)
In de garage werden 11 jerrycans aangetroffen met in totaal circa 270 liter vloeistof, vermoedelijk BMK.
Gelet op de aanwezige productieapparatuur, 8 x 220 liter klemdeksel vat, 3 RVS Au Bain-Marie bakken, een reactie-destillatieketel en een (druk)reactie-destillatieketel, de hoeveelheid chemicaliën, de hoeveelheid afvalstoffen alsmede de inrichting van de locatie kan worden gesteld dat deze locatie is geschikt en/of gebruikt voor de grootschalige productie van BMK en amfetamine.
3.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 1] te Eindhoven, 19 februari 2017’ d.d. 22 februari 2017 (pg. 642-646), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur 1] :
(pagina 645)
Resultaten
De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAEI4741NL/G7
Monster donkerbruine olieachtige vloeistof, volgens opgave “
10x witte jerrycan, 25L, geheel gevuld met donkerbruine, zure vloeistof. Gemini: fosforzuur en BMK. Een bemonsterd.
Bevat BMK
AAEI4745NL/G38
Monster kleurloze vloeistof met drijvende delen, volgens opgave “
1x combinatieketel nl. reactie-drukketel en destillatieketel. Monster A: uitloop koelbuis
Bevat BMK en een lage concentratie N-formylamfetamine in een zure waterige vloeistof
AAEI4758NL/P19
Monster bruine olieachtige vloeistof, volgens opgave “
220L klemdekselvat, half gevuld met zwaar rokende donkerbruine vloeistof. Inclusief oranje verwarmingsdeken.
Bevat BMK en APAAN
Conclusie
In het onderzoeksmateriaal zijn BMK en APAAN aangetoond.
In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs is het tussenproduct N-formylamfetamine aangetoond.
In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs kan APAAN worden omgezet in BMK. BMK is de grondstof voor o.a. amfetamine.
(pagina 646)
N-Formylamfetamine is het tussenproduct bij de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckart methode.
4.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Onderzoek naar vermoedelijke productie van synthetische drugs op de locatie [adres 1] te Eindhoven’ d.d. 28 april 2017, met bijlage (pg. 647-656), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur 2] :
(pagina 650)
Resultaten
De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in bijlage 1.
Interpretatie en classificatie van het onderzoeksmateriaal
Het beeldmateriaal en de resultaten van het laboratoriumonderzoek wijzen op de productie van amfetamine bevattende preparaten. Globaal zijn hierbij twee deelprocessen te onderscheiden:
1. Vervaardiging van BMK uit APAAN en/of APAA met zuur;
2. Bewerking en vervaardiging van amfetamine door het uitvoeren van de zogenaamde Leuckartmethode.
De twee deelprocessen zijn hieronder globaal beschreven.

Deelproces 1. Vervaardiging van BMK uit APAAN en/of APAA met een zuur

Een globale omschrijving van de vervaardiging van BMK uit APAAN en/of APAA is als volgt:
A.1 Een mengsel van APAAN en/of APAA en een (verdund) zuur zoals fosforzuur of zoutzuur wordt gedurende enige tijd verwarmd. De gevormde olieachtige BMK scheidt zich af van de zure waterige onderlaag.
A.2 De ruwe BMK wordt gescheiden van de zure onderlaag. Kenmerkend afval van dit proces is een zure, waterige vloeistof met een kleine hoeveelheid BMK in de vorm van een drijflaag of drijfogen. Na opwerking kan de ruwe BMK eventueel gezuiverd worden door destillatie.
Deelproces 2. Productie van amfetamine bevattende preparaten uit BMK met de Leuckartmethode
De illegale vervaardiging van amfetamine in Nederland vindt in de regel plaats met de Leuckartmethode en bestaat uit een aantal stappen. Een globale omschrijving van het proces is als volgt:
Leuckartmethode, eerste stap
1.1
Een mengsel van BMK met formamide en mierenzuur wordt enige tijd verwarmd. Hierbij wordt het tussenproduct N-formylamfetamine gevormd.
1.2
Om het ruwe tussenproduct N-formylamfetamine te isoleren wordt het mengsel na afloop van de reactie gemengd met water. De N-formylamfetamine scheidt zich af van de zwak zure onderlaag, die bestaat uit een mengsel van formamide, water, ammoniumformiaat en mierenzuur. De N-formylamfetamine wordt van de onderlaag gescheiden en verder bewerkt; de zwak zure waterige onderlaag, meestal met een kleine hoeveelheid N-formylamfetamine in de vorm van een drijflaag of drijfogen, is afval.
(pagina 651)
Leuckartmethode, tweede stap
2.1
De gevormde N-formylamfetamine wordt omgezet in het zoutzure zout van amfetamine door het te verwarmen met zoutzuur.
2.2
Aan het zure reactiemengsel wordt een zodanige hoeveelheid waterige oplossing van natriumhydroxide toegevoegd dat een alkalisch reactiemengsel ontstaat. Het zoutzure zout van amfetamine wordt hierbij omgezet in amfetamine(base) dat niet oplosbaar is in water. Amfetaminebase scheidt zich daarom af van de sterk alkalische onderlaag, die bestaat uit een oplossing van natriumhydroxide, natriumchloride en natriumformiaat in water. De ruwe, olieachtige amfetaminebase wordt van de onderlaag gescheiden en eventueel verder bewerkt. De sterk alkalische, waterige onderlaag, meestal met een kleine hoeveelheid amfetaminebase in de vorm van een drijflaag of drijfogen, is afval.

Classificatie van het onderzoeksmateriaal

Classificatie van het onderzoeksmateriaal is uitgevoerd op basis van de uiterlijke kenmerken en de chemische samenstelling. Alleen de monsters die eenduidig geclassificeerd konden worden zijn hieronder vermeld.
Deelproces 1. Vervaardiging van BMK uit APAAN en/of APAA met fosforzuur en/of zoutzuur
Grondstof APAA stap A.1: [AAEI4799NL, AAEI4740NL en AAEI4752NL (restant)]
Grondstof APAAN stap A.1: [AAEI4739NL]
Hulpstof zoutzuur stap A.1: [AAIQ0878NL]
Hulpstof fosforzuur stap A.1: [AAEI4750NL] (restant)
Eindproduct BMK stap A.2: [AAEI4742NL, AAEI4743NL en AAEI4758NL]
Afval stap A.2 (met fosforzuur): [AAIQ0884NL, AAEI4753NL, AAEI4754NL] en [AAEI4757NL]
Afval stap A.2 (met zoutzuur): [AAIQ0883NL, AAEI4755NL en AAEI4756NL]
De combinatie van het hiervoor genoemde onderzoeksmateriaal is te relateren aan de vervaardiging van (mengsels met) BMK uit APAAN en/of APAA. De materialen [AAEI4739NL, AAEI4742NL, AAEI4743NL en AAEI4758NL] zijn geregistreerde stoffen uit categorie I zoals omschreven en bedoeld in de wet- en regelgeving inzake drugsprecursoren.

Deelproces 2. Vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode

Leuckartmethode, eerste stap
Ruwe BMK uit deelproces 1, stap 1.1: [AAEI4742NL, AAEI4743NL en AAEI4758NL]
Formamide, stap 1.1: [AAIQ0881NL]
Mierenzuur, stap 1.1: [AAIQ0876NL]
Reactiemengsel of afval van stap 1.2: [AAIQ0882NL, AAEI4747NL (resten), AAEI4749NL en AAEI4751NL]
Leuckartmethode, tweede stap
Zoutzuur, stap 2.1: [AAIQ0878NL]
Reactiemengsel van stap 2.1: [AAIQ0877NL]
Natriumhydroxide, stap 2.2: [AAIQ0873NL]
Afval van stap 2.2: [AAIQ0880NL] en [AAIQ0875NL]
De materialen [AAIQ0882NL, AAEI4747NL, AAEI4749NL, AAEI4751NL, AAIQ0878NL en AAIQ0877NL] zijn te relateren aan de chemische omzetting van N-formylamfetamine in het zoutzure zout van amfetamine.
(pagina 652)
De materialen [AAIQ0873NL, AAIQ0880NL en AAIQ0875NL] zijn te relateren aan de bewerking van preparaten met het zoutzure zout van amfetamine, namelijk het isoleren (= raffineren) van amfetaminebase uit reactiemengsels met het zoutzure zout van amfetamine. Omdat er in artikel 1 lid 3 van de Opiumwet is omschreven dat toepassing van de Opiumwet onder vervaardigen wordt begrepen raffineren en omzetten is de combinatie van de materialen [AAIQ0882NL, AAEI4747NL, AAEI4749NL, AAEI4751NL, AAIQ0878NL, AAIQ0877NL, AAIQ0873NL, AAIQ0880NL en AAIQ0875NL] te relateren aan de vervaardiging van amfetamine.
Conclusie
Een deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan de bewerking van amfetamine zoals genoemd in artikel 2 onder B van de Opiumwet.
Een deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan de vervaardiging van amfetamine zoals omschreven in artikel 1 lid 3 van de Opiumwet en zoals genoemd in artikel 2 onder D van de Opiumwet.
Het onderzoeksmateriaal [AAEI4739NL] bevat voornamelijk APAAN en is als zodanig een geregistreerde stof uit categorie I zoals omschreven en bedoeld in de wet- en regelgeving inzake drugsprecursoren.
De onderzoeksmaterialen [AAEI4742NL, AAEI4743NL en AAEI4758NL] bevatten voornamelijk BMK en zijn als zodanig geregistreerde stoffen uit categorie I zoals omschreven en bedoeld in de wet- en regelgeving inzake drugsprecursoren.
De onderzoeksmaterialen [AAEI4799NL en AAEI4740NL] bevatten voornamelijk APAA. In relatie tot drugs wordt APAA gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van BMK, een precursor voor amfetamine en metamfetamine.
(pagina 653)
Aanvullende informatie
De chemische verbinding amfetamine – ook wel amfetaminebase genoemd – is een olieachtige heldere vloeistof die is vermeld op lijst I van de Opiumwet. In artikel 1 lid 2 van de Opiumwet worden – voor toepassing van de Opiumwet en de daarop berustende bepalingen – zouten van amfetamine zoals het zoutzure zout gelijkgesteld met amfetamine.
(pagina 654)
(pagina 655)
(pagina 656)
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2017, met bijlagen (pg. 122-137), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
(pagina 124)
Ik kan verklaren dat ik een rekening bij de ING-bank heb met [bankrekeningnummer 1] .
(pagina 125)
Ik besef nu wat er concreet aan de hand is en dat ik er ben ingeluisd door een man uit mijn buurt, genaamd [voor- en achternaam] (
het hof begrijpt: [verdachte]). Voor januari, het is dus ongeveer een half jaar geleden, werd ik door [voornaam 1] benaderd. [voornaam 1] vroeg mij of ik geld wilde verdienen. Ik zou 1500 euro kunnen verdienen. Hij kwam bij mij persoonlijk aan de deur. Ik heb hem de eerste keer mijn ID-bewijs meegegeven. Ik heb [voornaam 1] de tweede keer mijn pinpas met code meegegeven. [voornaam 1] heeft mij ook een huurcontract laten tekenen. Dat moet het contract zijn wat u nu aan mij toont (
het hof begrijpt: het als bijlage 3 bij het proces-verbaal gevoegde huurcontract, pagina’s 130-135). [voornaam 1] vertelde mij dat het over de huur ging van een pand of loods.
Mijn vrouw doet voor mij alle bankzaken.
(pagina 126)
Ik kan u verklaren dat ik mijn bankpas ter beschikking heb gesteld aan [voor- en achternaam] (
het hof begrijpt: [verdachte]).
U geeft aan dat er van [bankrekeningnummer 1] op maandag 6 februari 2017 een betaling is gedaan van 1000,- Euro aan [garage 1] . U geeft aan dat de omschrijving van deze betaling ‘betaling maand januari garage [garage 1] ’ betreft. U vraagt mij waar dit over gaat. Ik kan u verklaren dat [voornaam 1] die overboeking buitenshuis heeft gedaan. Dit moet dan de derde keer geweest zijn dat hij bij mij was.
U toont mij een verhuurcontract (bijlage 3 en 4) en vraagt mij waar dit over gaat. Ik kan u verklaren dat ik dat contract eigenlijk nooit fatsoenlijk heb doorgelezen. De naam [betrokkene 1] zegt mij ook niets.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 februari 2017 (pg. 74-80), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [betrokkene 1] :
(pagina 75)
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
(pagina 76)
A: Ik ben een eigen bedrijf genaamd “ [garage 1] ” begonnen. Ik heb mijn eigen
bedrijf sinds 2007. Waar het laboratorium nu is gevonden, daar ben ik begonnen.
Dus in 2007 ben ik begonnen aan [adres 1] te Eindhoven. Vorig jaar juli ben ik met mijn bedrijf verhuisd naar de [adres 2] in Eindhoven. Het pand aan de [adres 1] te Eindhoven heb ik aangehouden. Ik heb het pand langzaam leeggemaakt om over te huizen naar de [adres 2] . Het stond dus vanaf september leeg. Toen ik het pand leeg had, ben ik benaderd door de jongen die op het huurcontract genoemd staat.
(pagina 77)
A: Ik heb een zwarte accubak met enkele auto-onderdelen, een ton met koelvloeistof en
remvloeistof en een beetje motorolie (200 liter blauwe ijzeren ton) en wat oude autobanden laten staan.
V: Wie was die persoon?
A: Dat is via via gegaan. Ik heb een keer een afspraak met hem op locatie
( [adres 1] ) gehad om te kijken. Dat is de enige keer dat ik hem gezien heb. Het contact met de huurder was volgens mij eind november. Volgens mij was de ingangsdatum van het huurcontract 1 januari 2017.
(pagina 78)
A: Hij wilde het pand per 1 januari. Hij heeft 1000 euro overgeschreven op mijn
zakelijke rekening. Mijn rekening staat dus op naam van [garage 1] .
V: Kun je me vertellen over de financiële afspraken van het huurcontract?
A: Het ging om een maandelijks bedrag van 1000 euro inclusief gas en elektriciteit.
V: Je gaf net tussendoor aan dat je begin januari met de taxateur van de gemeente bij
het pand aan de [adres 1] bent geweest. Wat kun je daarover vertellen?
V: Wat zag je toen?
A: Het pand was nog net zoals ik het achter heb gelaten.
V: Ben je hierna nog in het pand aan de [adres 1] geweest?
A: Nee, op maandag 13 februari kwam [voornaam 2] (
het hof begrijpt: [betrokkene 3]
) naar mij toe. [voornaam 2] heeft twee panden in de straat (een timmerbedrijf). Hij kwam naar mij toe en zei dat er iets niet goed was in het pand bij mij. Hij zei dat hij had gezien dat er mensen stiekem naar binnen en naar buiten gingen en dat er een grote witte bus naar binnen en naar buiten kwam gereden. Hij zei dat ik moest kijken omdat er volgens hem iets niet klopte. Daarnaast vertelde [voornaam 2] mij dat alle panden onder de sneeuw zaten, behalve mijn pand.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: De avond dat [voornaam 2] langs kwam ben ik gaan kijken. Toen kwam ik erachter dat mijn
sleutels niet meer werkten en ik dus niet naar binnen kon. Ik heb mijn afstandsbediening voor de roldeur gebruikt en mijn voordeursleutel. Beiden werkten niet meer.
(pagina 79)
Meteen daarna ben ik naar [betrokkene 4] toe gelopen. [betrokkene 4] heeft garagebedrijf [garage 2] . Ik vertelde hem toen het verhaal wat [voornaam 2] mij vertelde over mijn pand. Hij maakte toen een grap over de warmte die blijkbaar van mijn pand af kwam. Ik heb hem toen ook gevraagd naar een foto die [betrokkene 4] gemaakt zou hebben van de sneeuw die niet meer op mijn pand zou liggen. Deze heeft hij mij vervolgens toegestuurd.
7.
Het proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding d.d. 6 juni 2017 (pg. 110-111), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :
(pagina 110)
Op dinsdag 6 juni 2017 te 07:20 uur werd door mij, [verbalisant 2] , buiten heterdaad aangehouden: [betrokkene 2] .
(pagina 111)
De verdachte wilde niemand in kennis stellen, zijn vrouw was bij de aanhouding aanwezig.
Verklaring verdachte
De verdachte verklaarde dat hij er in was geluisd door [voornaam 1] .
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juni 2017 (pg. 701-704), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] :
(pagina 702)
Vanmorgen bij de aanhouding riep je gelijk de naam [voornaam 1] in ons bijzijn. Hoe kwam dat? Dat komt omdat ik gelijk ben gaan nadenken over waarom jullie [voornaam 3] (
het hof begrijpt hierna telkens: [betrokkene 2]) kwamen aanhouden. Ik moest toen gelijk denken aan een transactie van 1000,- euro vanaf onze betaalrekening bij de ING bank. Ik heb dus samen met [voornaam 3] een betaalrekening en ik doe eigenlijk al de financiële zaken regelen. Ik denk dat het drie of vier maanden geleden was dat me een transactie van 1000 euro opviel op onze rekening. Ik heb toen aan [voornaam 3] gevraagd waar die 1000 euro voor was. Ik hoorde dat [voornaam 3] mij vertelde dat hij dit had gedaan voor [voornaam 1] . [voornaam 1] moest kennelijk de huur ergens voor betalen.
(pagina 703)
[voornaam 1] kwam af en toe bij ons. Ik vertrouwde het nooit zo met hem.
9.
Tapsessienummer 2646, tapgesprek tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 6] op 6 juni 2017 te 7:30:29, onderdeel van tapgesprekken 17/861.3 (pg. 782- 785), voor zover inhoudende:
(pagina 782)
[betrokkene 5] bum (
het hof begrijpt: belt) moeder [betrokkene 6] .
K: [betrokkene 5]
M: Moeder
K: Ma?
M: Ja
K: [voornaam 3] is net mee genomen door de politie.
M: Wa dan?
K: Van die amfetamine lab van [voornaam 1] .
M: Dat meen je niet?
K: Ja
M: Godverdomme
K: Het stond hier net vol met politie aan de deur man.
M: Nou ja
K: Ze hebben hem gewoon meegeladen
M: Echt waar?
K: Ja ik heb tegen hem gezegd naai [voornaam 1] er maar gewoon bij hoor, ik ga niks meer schijnheilig doen hoor, als ze willen weten waar hij woont dan geef het maar
gewoon ik ben er helemaal klaar mee. Wij zijn allemaal de sjaak.
M: Ja inderdaad dat is ook zo.
K: Fuck man.
M: Ja inderdaad ja, echt waar.
K: Ja lekker dan ik moest naar school toe
M: Ja inderdaad ja
K: Ik zei al tegen hun lekker dan, hadden ze dat niet gewoon met een oproep kunnen
doen?
M: Ja precies dat is ook zo
K: Godver
M: En nou?
K: Ja dat weet ik niet.
M: Ja, tjonge jonge ga je naar school of blijf je thuis?
K: Ja dat weet ik niet, ik weet gewoon niet wat ik moet doen ma, ik had godver een
permanent model snap je ik baal hier echt van.
M: Ja dat snap ik.
K: Godver.
M: Tja ja ohh dit is echt balen.
K: Ja dit is echt balen he.
M: Ja, wat is wijsheid?
K: Ja dat weet ik niet ma. Ze stonden hier godver met zes man binnen.
M: Zo!
K: Ja.
M: Waar slaat dat nou weer op man.
(pagina 783)
K: Ja ze weten natuurlijk ook hoe [voornaam 3] kan zijn. Ik heb ook tegen hen gezegd hoor
ik weet niet wat je hier bij hem moet maar je moet bij [voornaam 1] zijn. Wie is [voornaam 1]
vroegen ze, ja net of jullie dat niet weten wie dat is.
M: Ja precies.
K: Ja dat is de grootste die jullie moeten hebben.
M: Ja
K: Maar ja hij zei dat ie niet weet of ie vandaag vrij komt ligt eraan wat het onderzoek
doet. Maar ja het probleem is ma, dat ze ook zijn bankpas hebben.
M: Ook zijn bankpas?
K: Ja en daar is 1 keer die bedrag naar overgemaakt. Ik denk dat we gewoon fucking in
de shit gaan zitten, als ze dat gaan zien.
M: Ja als ze dat gaan zien ja.
K: Ik ben niks op voorbereid.
K: Dit gaat over een amfetamine lab he ma, dat is niet niks he. Het gaat over een
laboratorium he.
M: Ja dat snap ik dat is ook zo. Ja, goh echt waar.
K: Ja echt he, waarom nou deze dag man. Godverdomme niks te doen. Kwam net van
bed af, was me eigen aan het opmaken en in 1 keer iemand aan de deur.
K: Ja dat weet ik niet. Ik heb alleen gezegd dat hij [voornaam 1] er vierkant bij moet naaien.
M: Ja, jaja het is gewoon moeilijk snap je.
K: Ja maar hij staat er ook helemaal perplex van.
M: Ja dat snap ik, dat geloof ik ook wel dat hij perplex staat.
(pagina 784)
M: Jaja zoveel heeft hij niet gedaan.
10.
Tapsessienummer 2742, tapgesprek tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 6] op 6 juni 2017 te 13:33:11, onderdeel van tapgesprekken 17/861.3 (pg. 785-786), voor zover inhoudende:
(pagina 786)
[betrokkene 5] belt naar [betrokkene 6] .
[betrokkene 6] : Hé
[betrokkene 5] : Hoi
[betrokkene 6] : Hoi
[betrokkene 5] : Hoi
[betrokkene 6] : En?
[betrokkene 5] : Ja, gewoon allemaal weer vragen
[betrokkene 6] : Hè?
[betrokkene 5] : Gewoon allemaal weer vragen over duizend euro. Ik zeg dat is voor huur of
zo weet ik veel wat.
[betrokkene 6] : Hmmm
11.
Afschrift van de zakelijke rekening van [garage 1] d.d. 7 februari 2017 (pg. 279):
Geboekt op
Code nr.
Omschrijving
Af/bij
Bedrag
6 feb
GT
[bankrekeningnummer 1]
Naam: [betrokkene 2]
Omschrijving: betaling maand januari
Bij
1.000,00
12.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2017, met bijlage (pg. 281-285), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :
(pagina 281)
Krachtens een daartoe strekkende vordering werden de bankgegevens van het [bankrekeningnummer 1] van de ING-bank voor de periode van 2 november 2016 tot en met 9 februari 2017 opgevraagd en verkregen. Die bankrekening is tenaamgesteld op de als huurder van perceel [adres 1] te Eindhoven aangemerkte:
Naam: [betrokkene 2]
Voornamen: [betrokkene 2]
Geboortedatum: 14 augustus 1991
Geboorteplaats: Roosendaal en Nispen
Door mij werd een nader onderzoek ingesteld aan deze gegevens. Hierop stond onder de unieke transactiecode 2877626 (
het hof begrijpt hierna telkens: 2877625) vermeld dat op 6 februari 2017 een bedrag van € 1000,- werd gestort van deze rekening.
Vervolgens werd blijkens de unieke transactiecode 2877626 op 6 februari 2017 een geldbedrag van € 1000,- overgeschreven naar het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] ten name van [garage 1] , onder vermelding van de omschrijving “betaling maand januari”.
Bij dit proces-verbaal is een schematische weergave van de verstrekte gegevens als bijlage gevoegd.
Bijlage (pagina 283):
Unieke transactiecode
Boekdatum
Omschrijving
Transactie-bedrag
Tenaamstelling tegenrekening
2877625
06-02-2017
Naam: [garage 1] //
Omschrijving: betaling maand//januari// [bankrekeningnummer 2]
1000
[garage 1]
13.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2017 (pg. 692-693), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3] :
(pagina 692)
Ik ben de directeur en eigenaar van Timmerbedrijf- aannemersbedrijf [betrokkene 3] gevestigd aan de [adres 3] te Eindhoven. U vraagt mij naar wat er aan de overkant was gebeurd op [nummers] . Ik heb de laatste tijd daar mensen gezien die zich heel schichtig gedroegen. Als er een busje aankwam, dan stopte dat busje voor de roldeur die dan snel open ging, het busje reed naar binnen en de roldeur ging dan meteen weer dicht. Ik had de huurder van het pand, [betrokkene 1] , aangesproken dat het in mijn ogen niet klopte wat daar gebeurde. Ik vond het gedrag van die mensen vreemd. [betrokkene 1] zit nu met een garagebedrijf in de [adres 2] hier in Eindhoven. Hij kwam wel eens bij mij als hij een blok hout of zaagsel moest hebben.
Ik heb [betrokkene 1] ook aangesproken omdat ik zag dat op het dak van [adres 1] gedeeltelijk geen sneeuw lag en op de rest van de daken van de panden wel. Bij hem was een stuk van het dak sneeuwvrij. Ik zei tegen [betrokkene 1] dat er iets aan de hand was.
(pagina 693)
Ik zei: “Ik denk dat er iets fouts aan de hand was. Je moet gaan kijken want er is volgens mij iets aan de hand”. Dat is volgens mij twee weken geleden. De eerste keer dat ik iets vreemds bij het oude pand van [betrokkene 1] zag is vijf à zes weken geleden en dat was omdat er vreemde mensen waren die zich schichtig gedroegen. De mensen die ik daar zag waren mannen. Ik heb twee verschillende gezien. Ze kwamen met een witte bus.
Ik heb hier in de straat contact met [betrokkene 4] van het garagebedrijf hier tegenover, [adres 4] . [betrokkene 4] en ik hadden het er samen over en we vonden alle twee dat het niet klopte.
14.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 maart 2017 (pg. 694-695), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7] :
(pagina 694)
Ik ben bedrijfsleider van [bedrijf] , gevestigd op de hoek van de [adres 5] te Eindhoven. In en aan ons pand bevindt zich een camerasysteem. Camera 3 heeft zicht op de buitenzijde van het pand, de [straat] en de panden aan de overzijde van de straat, [adressen] . Ik heb twee of drie keer gezien dat een wit busje de straat in kwam rijden en voor de roldeur van [adres 1] stopte. Hierop werd de deur geopend, het busje reed naar binnen en de roldeur werd dan meteen weer gesloten. Ik heb nooit iemand uit zien stappen.
(pagina 695)
Het was een kort en hoog busje.
15.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2017 (pg. 696-697), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4] :
(pagina 696)
Ik ben eigenaar van [garage 2] gevestigd aan de [adres 4] te Eindhoven. U vraagt mij wat ik de afgelopen tijd heb meegekregen over de buren. We hoorden de afgelopen tijd een verdachte bus aan kwam rijden. Dit was de afgelopen 4 à 5 weken, dat wij door hadden dat er iets niet in de haak was. Het verdachte bedrag (
het hof begrijpt: gedrag) bestond uit een voertuig welke tegen het rolluik kwam staan. Dan deden ze snel de deur van het pand omhoog en reden het busje dan naar binnen. Vervolgens ging de deur weer snel dicht. Het was een busje, vermoedelijk wit kleurig. De personen kwamen meestal in de avond.
(pagina 697)
Ik heb wel vaker met mijn overbuurman gesproken over hetgeen op [adres 1] gebeurde. Ik werd door hem geattendeerd op het dak. Deze zou met ijzel en sneeuw gedeeltelijk ijsvrij zij. Ook vertelde hij mij dat degene die daar bezig was niet gezien wilde worden. Die zouden snel en schichtig binnen gaan. Ik heb ongeveer 2 à 2,5 week geleden foto’s gemaakt van het dak van [adres 1] . Hierop was te zien dat een groot stuk ijsvrij was. Ik heb deze foto’s naar [betrokkene 1] gestuurd. [betrokkene 1] is de huurder van het pand hiernaast. Hij heeft dit pand in onderverhuur. Ik heb op zaterdag 2,5 week geleden die foto’s gemaakt. Toen de dinsdag (
het hof begrijpt: dinsdag, gelet op de verklaring van [betrokkene 1]) erop kwam hij, [betrokkene 1] , toevallig langs. Ik heb hem die foto’s laten zien. Ik heb deze foto’s op verzoek van [betrokkene 1] naar hem gestuurd. Ik hoorde [betrokkene 1] wel zeggen dat het slot van het pand al vervangen was. Ik hoorde ook dat hij dit gewoon verhuurde middels een huurcontract.
16.
Het proces-verbaal sporenonderzoek xtc-laboratorium [adres 1] te Eindhoven d.d. 5 april 2017, met bijlagen (pg. 559-611), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisanten 2] :
(pagina 559)
Op zondag 19 februari 2017 omstreeks 14.00 uur werd door ons, verbalisanten, als forensische onderzoekers op verzoek van de politie, Eenheid Oost-Brabant, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met het aantreffen van een in gebruik zijnde XTC/amfetamine laboratorium.
Onderzoekslocatie
Het onderzoek werd verricht in een bedrijfspand gelegen aan de [adres 1] Eindhoven.
(pagina 561)
Verspreid over het gehele laboratorium werden diverse handschoenen aangetroffen en door mij, [verbalisant 3] , veiliggesteld (foto 53-56) voor nader biologisch en/of verdovende middelen onderzoek:
- rode handschoen op rek tegen muur, SIN AAJI2984NL.
(pagina 564)
Sporen verzonden voor DNA-onderzoek
De navolgende sporen werden voor een DNA-onderzoek verzonden naar The Maastricht Forensic Institute:
Handschoenen - AAJI2984NL
17.
De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute d.d. 14 april 2017, met bijlage (pg. 658-662), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur 3] , NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige:
(pagina 659)
Vraagstelling
Er dient DNA-onderzoek te worden verricht aan het in tabel 1 omschreven onderzoeksmateriaal. De vastgestelde DNA-profielen moeten onderling worden vergeleken. Ook dient het/de DNA-profiel(en) van het sporenmateriaal (onbekende verdachten) te worden opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en vergeleken te worden met de daarin aanwezige DNA-profielen.
Ontvangen materiaal
Tabel 1 – Ontvangen materialen
SIN-nummer
Beschrijving item
AAJI2984NL
Handschoen
Vooronderzoek en bemonstering
De handschoenen zijn aan de binnenzijde bemonsterd met een wattenstaafje of een stub (stukje tape), afhankelijk van het materiaal van de handschoen.
Bevindingen
Het DNA-profiel opgesteld van de bemonstering van de handschoen AAJI2984NL#01 is op 10 mei 2017 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] .
(pagina 660)
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 2.
Tabel 2 – Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Handschoen
AAJI2984NL#01
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] .
18.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Onderzoek naar sporen drugs en drugsprecursoren op handschoenen’ d.d. 13 september 2017 (pg. 928-932), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur 4] :
(pagina 930)
Te onderzoeken materiaal
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
Kenmerk
Omschrijving
AAJI2984NL
Rode handschoen op plank in xtc lab
Toelichting: de schuin gedrukte teksten zijn overgenomen van het aanvraagformulier.
Vraagstelling
Zijn aan de buitenzijde van de handschoenen sporen van verdovende middelen aanwezig en zo ja, welke?
(pagina 931)
Onderzoek
De bruin/witte substantie op de handpalm en vingers van de handschoen [AAJI2984NL] werd afgeschraapt en verzameld. Deze bemonstering werd geëxtraheerd met methanol en de verkregen oplossing werd onderzocht met gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS).
Resultaten
De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 2.
Tabel 2 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAJI2984NL
Bruine en witte substantie op een rode leren rechter werkhandschoen met opdruk o.a.: “SW EN407”
Bevat BMK, APAA en APAAN
(pagina 932)
Conclusie
In de bemonstering van de handschoenen [AAJI2984NL] is BMK, APAAN en APAA aangetoond.
Aanvullende informatie
In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs is BMK een grondstof voor o.a. amfetamine of metamfetamine.
In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs zijn APAAN (alfa-fenylacetoace-tonitril, alfa-acetylbenzylcyanide) en APAA (alfa-fenylacetoacetamide, 3-oxo-2-feyyl-butanamide) een grondstof voor BMK (benzylmethylketon).
19.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Aanvullend onderzoek naar sporen drugs en drugsprecursoren op een handschoen’ d.d. 24 mei 2019 (losbladig, pagina’s 1-12), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur 4] :
(pagina 3 van 12)
Te onderzoeken materiaal
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
Kenmerk
Omschrijving
AAJI2984NL
Rode handschoen op plank in xtc lab
Toelichting: de schuin gedrukte teksten zijn overgenomen van het aanvraagformulier.
(pagina 4 van 12)
Onderzoek
Het onderzoeksmateriaal [AAJI2984NL] is een rode leren werkhandschoen die behoorlijk vuil is. Op diverse plekken zijn vlekken waarneembaar en/of een lichtgekleurde substantie/poeder.
De handschoen werd zowel aan de voor- als aan de achterkant op vier plaatsen bemonsterd door een stukje van 1 bij 1 centimeter uit te snijden. De bemonsteringen van de bovenkant (de rug) werden 1 t/m 4 gecodeerd en die van de binnenkant A t/m D (de palm).
Resultaten
De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 2.
Tabel 2 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAJI2984NL
monster rode leren werkhandschoen (rechts) met opdruk o.a.: “SW EN407”, volgens opgave “
Rode handschoen op plank in xtc lab
Hiervan werd bemonsterd:
bevat BMK, APAAN en APAA
Binnenkant/palm werkhandschoen [AAJI2984NL]
A
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter bemonsterd op polshoogte nabij duim
lage concentraties BMK en APAA aangetoond
B
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter bemonsterd op polshoogte
lage concentraties BMK en APAA aangetoond
C
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter
bemonsterd op duim
BMK, APAAN en APAA aangetoond
D
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter
bemonsterd op wijsvinger
BMK, APAAN en APAA aangetoond
Bovenkant/rug werkhandschoen [AAJI2984NL]
1
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter bemonsterd op polshoogte
lage concentratie APAA aangetoond
2
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter bemonsterd op handpalm nabij wijsvinger
lage concentraties BMK en APAA aangetoond
3
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter bemonsterd op handpalm nabij pink
BMK, APAAN en APAA aangetoond
4
bemonstering, stukje leer van 1 bij 1 centimeter bemonsterd op wijsvinger
BMK, APAAN en APAA aangetoond
(pagina 5 van 12)
Uit de figuren is op te maken dat APAA en APAAN in de hoogste concentratie aanwezig waren aan de binnenkant van de duim en de binnenkant van de wijsvinger (bemonstering C/D) en minder hoge concentraties aan de bovenkant van de vingers van de handschoen (bemonstering 3/4). De andere bemonsterde plaatsen 1, 2, A en B bevatten beduidend lagere concentraties APAA en/of APAAN.
(pagina 6 van 12)
Interpretatie van de resultaten
Uiterlijke verschillen
Op het oog waren er verschillen waarneembaar tussen de verschillende plaatsen op het oppervlak van de werkhandschoen. De binnenkant oogde meer vervuild dan de bovenkant van de handschoen en aan beide kanten was de vervuiling niet uniform verdeeld. Met name het gripgedeelte aan de binnenkant, ter hoogte van de vingers (3) en duim (4) was zichtbaar vuiler dan de andere delen van de handschoen. Naast een donkere verkleuring van het leer was er ook een lichtgekleurde substantie aanwezig. Hierbij viel op dat het gedeelte aan de binnenkant van de duim dat niet direct te bereiken is voor neerdwarrelend poeder, plaats C, juist besmet was. De plaatsen A en 1 ter hoogte van de pols oogden het schoonst.
Chemische verschillen
Uit de onderzoeksresultaten blijkt duidelijk dat de aangetroffen relatieve hoeveelheid APAAN en APAA op de bovenkant en binnenkant van de werkhandschoen ter hoogte van de pols erg laag is. De beide zijden van de handschoenen laten hier een vergelijkbare graad van besmetting zien. De manier waarop de werkhandschoen is aangetroffen, nl. liggend op een plank, zou eerder leiden tot een verschillend beeld in besmetting van de binnen- en bovenkant als dit door neerdwarrelen zou zijn ontstaan. De sterke besmetting aan de binnenkant, ter hoogte van het gripvlak en met name de binnenkant van de duim, maar niet ter hoogte van de polsen, ondersteunt de hypothese dat de besmetting op een andere manier is ontstaan dan door neerdwarrelen van APAAN en APAA. Een dergelijk beeld is eerder te verwachten bij besmetting door vastpakken dan door neerdwarrelen van APAAN en/of APAA.
De gemeten verschillen in de samenstelling enerzijds en de uiterlijke verschillen anderzijds van de acht onderzochte plaatsen van de rode werkhandschoen ondersteunen in sterke mate de hypothese dat de APAAN en/of APAA niet louter door neerdwarrelen op de werkhandschoen is terechtgekomen.
(pagina 7 van 12)
Conclusie
De resultaten van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 100 – 10.000) wanneer het aangetroffen sporenbeeld op de rode werkhandschoen [AAJI2984NL]
nietveroorzaakt is door neerdwarrelen van APAAN en/of APAA dan wanneer het aangetroffen sporenbeeld op de rode werkhandschoen [AAJI2984NL] veroorzaakt is door neerdwarrelen van APAAN en/of APAA.
Ten aanzien van feit 4
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte het onder 4 bewezen verklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit:
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 11 juni 2017 (pg. 881-885), inhoudende het relaas van [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van bevindingen goederen [adres 6] te Zegge d.d. 12 juni 2017, inhoudende het relaas van [verbalisant 4] ;
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Identificatie van drugs en drugsprecursoren’ d.d. 13 juni 2017 (pg. 893-894), inhoudende het relaas van [rapporteur 1] ;
De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 november 2019.
Alle genoemde bewijsmiddelen worden gebruikt voor zover deze het bewezen verklaarde ondersteunen.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal vrijspreken wegens onvoldoende wettig én overtuigend bewijs.
Daartoe is aangevoerd dat de alternatieve verklaring van de verdachte omtrent de aanwezigheid van zijn DNA op een handschoen die in het lab is aangetroffen steun vindt in het dossier en aannemelijk kan worden geacht. De verdediging meent dat uit het aanvullende onderzoeksrapport niet kan worden afgeleid dat de sporen van APAA, APAAN en BMK toereikend zijn voor de conclusie dat de handschoen is gebruikt bij de productie van amfetamine, laat staan dat de handschoen door de verdachte is gebruikt. In dit verband is nog opgemerkt dat het mogelijk is dat degene die de handschoen heeft gedragen in het laboratorium mogelijk latex binnenhandschoenen heeft gedragen, waardoor het DNA van die gebruiker niet in de handschoenen kon worden aangetroffen.
Voorts is naar voren gebracht dat de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 5] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen gebezigd. Zij hebben immers tegenstrijdig verklaard en bovendien kan de verklaring van [betrokkene 2] niet voor het bewijs worden gebezigd omdat hij inmiddels is overleden en het ondervragingsrecht zoals beschreven in artikel 6 van het EVRM is geschonden.
Het hof overweegt als volgt.
Op 19 februari 2017 is in de loods van het pand aan de [adres 1] te Eindhoven een in werking zijnde amfetaminelab aangetroffen, alsmede diverse chemicaliën/grondstoffen die gebruikt worden bij de productie van amfetamine en een grote hoeveelheid diverse laboratoriumbenodigdheden. Voormeld pand werd door [betrokkene 1] onderverhuurd en op dat contract staat als onderhuurder de naam van [betrokkene 2] . Het hof beperkt de bewezen verklaarde periode ten aanzien van de feiten 1 en 2 van 10 januari 2017 tot en met 19 februari 2017, omdat [betrokkene 1] heeft verklaard dat de huurovereenkomst zou ingaan per 1 januari 2017, door [betrokkene 2] op 6 februari 2017 één maand huur werd overgemaakt naar de zakelijke bankrekening van [betrokkene 1] en omdat bij de taxatie van het pand op 9 januari 2017 nog niet bleek dat er chemicaliën/grondstoffen in de loods aanwezig waren die gebruikt kunnen worden voor de productie van amfetamine.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij het pand op verzoek van de verdachte voor hem huurde, dat hij de huurovereenkomst heeft ondertekend en dat vanaf zijn rekening € 1.000,00 is overgemaakt naar de bankrekening van verhuurder [betrokkene 1] . Het hof ziet geen reden aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die verklaring te twijfelen. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] op enkele punten tegenstrijdig heeft verklaard, maakt dat niet anders. De verklaring van [betrokkene 2] vindt steun in de zich in het dossier bevindende huurovereenkomst tussen verhuurder [betrokkene 1] en huurder [betrokkene 2] betreffende het pand aan de [adres 1] te Eindhoven. Voorts blijkt uit een rekeningafschrift dat op 6 februari 2017 vanaf de rekening van [betrokkene 2] naar de zakelijke rekening van verhuurder [betrokkene 1] een bedrag van € 1.000,00 is overgemaakt met de omschrijving ‘betaling maand januari’. Bovendien wordt de verklaring van [betrokkene 2] ondersteund door de verklaring van getuige [betrokkene 5] en de tapgesprekken tussen [betrokkene 6] en voornoemde [betrokkene 5] . [betrokkene 5] heeft immers verklaard dat [betrokkene 2] haar heeft verteld dat hij een overboeking van € 1.000,00 voor huur had gedaan voor de verdachte. Anders dan door de verdediging is betoogd, volgt uit het tapgesprek tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 6] , de moeder van [betrokkene 5] , niet dat [betrokkene 2] , [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] de schuld in de schoenen van de verdachte wilden schuiven. In het tapgesprek van 6 juni 2017 te 7:30:29 uur, waarin [betrokkene 5] en [betrokkene 6] zich onbespied wanen en vrijelijk spreken, vertelt [betrokkene 5] direct aan [betrokkene 6] dat [betrokkene 2] kort daarvoor door de politie is aangehouden voor “het amfetaminelab van [voornaam 1] ”. In het vervolg van dit gesprek wordt weliswaar door [betrokkene 5] gezegd dat “hij (
het hof begrijpt: [betrokkene 2]) [voornaam 1] er vierkant bij moet naaien”, maar dit betekent naar het oordeel van het hof nog niet dat zij de schuld in strijd met de waarheid wilde afschuiven op de verdachte. [betrokkene 5] heeft in dat verband in haar verhoor bij de raadsheer-commissaris d.d. 15 maart 2019 verklaard dat zij daarmee bedoelde dat de verdachte al meer dingen had gedaan die niet door de beugel konden, zoals auto’s op haar naam laten plaatsen, waarna zij boetes voor snelheidsovertredingen kreeg. Het hof is derhalve van oordeel dat die opmerking van [betrokkene 5] in dat licht moet worden gezien en concludeert dat [betrokkene 5] daarmee bedoelde dat [betrokkene 2] niet de schuld van de verdachte op zich moest nemen en zich voor het karretje moest laten spannen. In dat verband kan ook de opmerking “Jaja zoveel heeft hij (
het hof begrijpt: [betrokkene 2]) niet gedaan” van [betrokkene 6] in datzelfde gesprek worden begrepen.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat de bij de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 2] , met de strekking dat de verdachte de daadwerkelijke gebruiker van de loods was waar het amfetaminelab is aangetroffen, betrouwbaar is. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verklaring van [betrokkene 2] – ondanks dat hij inmiddels is overleden - bruikbaar is voor het bewijs, nu de verklaring van [betrokkene 2] niet het enige en beslissende bewijsmiddel is, maar de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van diens verklaring die door de verdachte zijn betwist.
Voorts is in het amfetaminelab een rode handschoen (SIN AAJI2984NL) aangetroffen. Deze handschoen lag op een zichtbare plek en was direct voorhanden. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de productie van amfetamine gebruik wordt gemaakt van handbescherming. Op de buitenzijde van de handschoenen zijn sporen van BMK, APAA en APAAN aangetroffen. APAA en APAAN zijn grondstoffen voor BMK. In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs is BMK een grondstof voor onder andere amfetamine. De betreffende handschoen is nader onderzocht door het NFI, hetgeen heeft geresulteerd in het aanvullend rapport van 24 mei 2019 met – zakelijk weergegeven – de volgende bevindingen. APAA en APAAN waren in de hoogste concentratie aanwezig aan de buitenkant van de handschoen en wel op de binnenkant van de duim en de binnenkant van de wijsvinger en minder hoge concentraties aan de bovenkant van de vingers van de handschoen. Met name het gripgedeelte aan de binnenkant, ter hoogte van de vingers en duim, was zichtbaar vuiler dan de andere delen van de handschoen. Het beeld dat wordt vertoond is eerder te verwachten bij besmetting door vastpakken dan door neerdwarrelen van APAAN en/of APAA. Het NFI concludeert dan ook dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 100 – 10.000) zijn wanneer het aangetroffen sporenbeeld op de rode werkhandschoen niet veroorzaakt is door neerdwarrelen van APAAN en/of APAA dan wanneer het aangetroffen sporenbeeld op de rode werkhandschoen wel is veroorzaakt door neerdwarrelen van APAAN en/of APAA. Het hof gaat er daarom van uit dat deze handschoen is gebruikt bij uitvoeringshandelingen in het laboratorium bij de omzetting van APAA en APAAN in BMK. Na onderzoek bleek dat het DNA-profiel van de bemonstering van de binnenzijde van de handschoen matchte met het DNA-profiel van de verdachte, met een matchkans kleiner dan één op één miljard. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat bovenstaande bevindingen, in onderlinge samenhang bezien met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen volgt, de conclusie rechtvaardigen dat de handschoen is gebruikt bij de productie van amfetamine en de voorbereidingshandelingen bij dat proces.
De verdediging heeft een alternatieve verklaring gegeven voor het aangetroffen DNA van de verdachte in de handschoen en in dat kader naar voren gebracht dat de verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment een wasmachine heeft versjouwd bij zijn moeder thuis. Hij heeft hierbij een handschoen (lashandschoen), die toevallig bij zijn moeder lag, en een sok gebruikt, om grip te houden en zijn handen niet te beschadigen. De handschoen was van [betrokkene 8] , de broer van de verdachte. [betrokkene 8] heeft deze handschoen(en) op enig moment meegenomen naar het bedrijf van [betrokkene 1] . Toen [betrokkene 1] naar de andere locatie verhuisde heeft [betrokkene 1] allerlei spullen achtergelaten, waaronder waarschijnlijk ook de handschoen. [betrokkene 8] heeft een (ongedateerde) brief geschreven aan de voormalig raadsman van de verdachte. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt: “
(..) Ik sprak me broertje en die vertelde me dat de politie werkhandschoenen hadden gevonden bij [garage 1] die van mij zijn. Ik heb in het verleden de handschoenen meegenomen vanuit me moeders huis naar [garage 1] om daar mee te werken. (..)”. [betrokkene 8] heeft in zijn verhoor als getuige d.d. 2 oktober 2017 verklaard dat het nieuwe handschoenen waren en hij daarmee wilde gaan lassen in [garage 1] . De handschoenen waren nieuw en hij heeft deze zelf niet aangehad.
Het hof acht deze verklaringen van de verdachte en [betrokkene 8] volstrekt ongeloofwaardig. Het hof stelt vast dat [betrokkene 8] en de verdachte, nadat de verdachte op 3 augustus 2017 is geschorst uit voorlopige hechtenis, contact zullen hebben gehad over de handschoen die is aangetroffen in het amfetaminelab en waarop DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen. De verdachte heeft hierover vóór zijn schorsing, hoewel de DNA-hit inmiddels bekend was, niets verklaard. Hij heeft ook niet te kennen gegeven dat het hem verbaasde dat zijn DNA is aangetroffen in het drugslab.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte en [betrokkene 8] verder ongeloofwaardig omdat, uitgaande van die verklaringen, [betrokkene 8] zijn handschoen(en) vanuit zijn eigen woning in Boxtel moet hebben meegenomen naar het huis van zijn moeder in Eindhoven, waar hij de (ongebruikte, splinternieuwe) handschoen(en) moet hebben achtergelaten, waarna de verdachte een van de handschoenen zou hebben gebruikt om een tweetal wasmachines de trap op- en af te tillen.
Volgens de verdachte lag er maar één handschoen. Hij heeft daarom om zijn andere hand een sok gedaan. Onduidelijk is vervolgens hoe de tweede handschoen weer boven water is gekomen, waarna broer [betrokkene 8] beide handschoenen (naar zijn zeggen ongebruikt en nog altijd splinternieuw) zou hebben meegenomen naar de werkplaats van [garage 1] waar hij ze per ongeluk liet liggen.
Het hof acht het ongeloofwaardig dat (een) handschoen(en) door al deze achtereenvolgende stappen, inclusief het tijdelijk verdwijnen van een van de handschoenen in het ouderlijk huis van de verdachte, op deze wijze in het drugslaboratorium is/zijn terechtgekomen. De staat van de handschoen komt bovendien niet overeen met de verklaring van de verdachte dat de handschoen slechts is gebruikt voor het verplaatsen van de wasmachines. Voorts merkt het hof op dat niet is gebleken dat in het amfetaminelab latexhandschoenen zijn aangetroffen, hetgeen een aanknopingspunt had kunnen vormen voor de stelling van de verdediging dat een derde met een latex binnenhandschoen in de rode handschoen zou hebben gewerkt. Een dergelijke handelwijze komt het hof overigens niet zo gebruikelik voor, r terwijl er in het dossier hiervoor geen enele aanknopingspunt voor te vinden is. Gelet op het voorgaande stelt het hof het alternatieve scenario van de verdediging als onaannemelijk terzijde.
Het hof is van oordeel dat de verweren van de verdediging – zoals verwoord in de pleitnota – ten aanzien van de telefonie, de Ford Focus en de verklaring van [betrokkene 9] geen bespreking behoeven, nu deze bewijsmiddelen niet voor het bewijs worden gebezigd.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 4 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben van 7,5 liter amfetamineolie. Voorts heeft de verdachte zich bezig gehouden met het plegen van voorbereidingshandelingen ter zake van een amfetamineproductie- en verwerkingsproces. In het in werking zijnde amfetaminelab in de loods van het pand aan de [adres 1] te Eindhoven zijn grote hoeveelheden chemicaliën c.q. grondstoffen aangetroffen, waaronder 1.025 liter mierenzuur, 200 liter formamide, 625 kilogram caustic soda, 50 kilogram APAAN, 450 kilogram APAA en 270 liter BMK met fosforzuur. De straatwaarde van de hoeveelheden drugs die kunnen worden geproduceerd met de binnen dit onderzoek aangetroffen grondstoffen en productiemiddelen is aanzienlijk.
De productie van synthetische drugs gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. Tevens zijn grote hoeveelheden bij het productieproces gegeneerde afvalresten aangetroffen. De veel voorkomende illegale lozing van deze afvalstoffen leidt tot ernstige milieuverontreiniging. Productie van amfetamine en het vervoer en de opslag van chemicaliën die bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs brengen grote gevaren met zich mee, waaronder brandgevaar, ontploffingsgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen. Het amfetaminelab in de loods van het pand aan de [adres 1] te Eindhoven bevond zich op een industrieterrein in stedelijk gebied, in de directe nabijheid van andere bedrijfspanden en woningen. Kennelijk heeft de verdachte deze gevaren op de koop toe genomen, althans heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. Amfetamine is een zeer verslavende drug. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele harddrugscircuit bevorderd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 oktober 2019, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten niet ter zake van soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld. Wel is de verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten bij vonnis van 21 juni 2018 door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Oost-Brabant ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ en ter zake van ‘medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat aan de verdachte in de zaak met parketnummer 02-042949-17 (pg. 6 van 13 van voornoemd uittreksel) aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden is opgelegd. Het hof concludeert derhalve dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing is.
Voorts heeft het hof meegewogen de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 12 juli 2017 en het afloopbericht gedragsinterventies van de Reclassering Nederland d.d. 28 december 2018. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, heeft de reclassering in eerstgenoemd rapport geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tot slot heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheden die aan de orde zijn, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hoewel de rechtbank en de advocaat-generaal dit eveneens hebben onderkend, komt in de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur 4 jaren met aftrek van voorarrest, de ernst van de bewezen verklaarde feiten onvoldoende tot uitdrukking, zodat daarmee naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan. Het hof zal daarom overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van harddrugsbezit, als uitgangspunt genomen. Deze landelijke oriëntatiepunten indiceren alleen al voor het bezit van meer dan 20 kilogram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van ten minste 50 maanden. Bij arrest van heden – 11 december 2019 – in de ontnemingszaak tegen de verdachte met parketnummer 20-000720-18 is geconcludeerd dat de aanwezige hoeveelheid BMK olie 882 liter amfetamineolie opbrengt. Voorts is ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 7,5 liter amfetamineolie. Daarbij komt dat voorts is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ter zake van overtredingen van de Opiumwet.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Bij het vaststellen van deze straf heeft het hof rekening gehouden met de beperkingen die artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 11 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.