Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[Naam klaagster],
[Naam beklaagde 1],
De feitelijke gang van zaken.
De beoordeling.
A Het procesdossier inzake het gezamenlijk strafrechtelijk onderzoek door de
beklaagde 1.
beklaagde 4
beklaagde 3.
beklaagde 2..
B Inleiding
C Verklaringen van beklaagden
gelet op de eigen verklaring van beklaagde 3 moet hier sprake zijn van een kennelijke vergissing van beklaagde 1 in die zin dat hij enkele handelingen van de beklaagde 3 abusievelijk aan beklaagde 4 toeschrijft). Op dat moment keek beklaagde 1 beklaagde 4 in zijn gezicht. Hij zag dat beklaagde 4 een blauw oog had. Beklaagde 1 hoorde vervolgens ongeveer 3 stokslagen. Hij zag dat beklaagde 4 bezig was om [naam] te boeien. Dit lukte niet. Op dat moment lag de linkerarm van beklaagde 1 nog steeds onder het hoofd van [naam] ter hoogte van zijn kin/hals. Beklaagde 1 riep vervolgens: “Is het gelukt? Is het gelukt” of “Kan ik eraf?”. Hij hoorde dat iemand zei: “Houd hem nog even vast” of “Blijf erop” of iets wat daarop lijkt. Beklaage 1 hoorde dat er versterking aankwam en dat er geroepen werd: “Aan de kant! Aan de kant!”. Op dat moment liet beklaagde1 [naam] los, is naar achteren gegleden en heeft zijn arm onder de kin/ hals van[naam] vandaan gehaald. Hij is vervolgens samen met een vriend vertrokken.
E Verklaringen van (oog)getuigen
Getuige 6]heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij zag dat een agent (het hof begrijpt: beklaagde 3) en een man in een ander uniform (het hof begrijpt: beklaagde 4) om beurten een man (het hof begrijpt: [naam]) met de wapenstok sloegen. Dit maakte geen indruk op [naam]. [naam] reageerde evenmin op het gebruik van pepperspray. Toen [naam] pepperspray in het gezicht kreeg sloeg beklaagde 4 hem met de wapenstok op de rug. Hierop draaide [naam] zich om en liep in de richting van beklaagde 4 die naar achter liep en ten val kwam. [naam] sloeg vervolgens met zijn rechter gebalde vuist meermaals op beklaagde 4. Beklaagde 3 gaf [naam] vervolgens een klap op de rug met de wapenstok. Beide beklaagden en omstanders hebben meerdere keren tegen [naam] gezegd dat hij moest gaan liggen waarop [naam] niet reageerde. Als “ze” hem gelaten hadden, had [naam] beklaagde 4 dood geslagen, aldus de getuige. Hij zag dat [naam] zich tot beklaagde 3 richtte, die continu achteruit wegliep voor [naam]. Beklaagde 3 werd daarin belemmerd door het publiek. Op dat moment gooide een omstander (het hof begrijpt: beklaagde 1) [naam] op de grond. Daarna heeft de getuige beklaagde 1 niet meer gezien. Toen [naam] op de grond lag gingen twee à drie personen op zijn benen liggen. Dat waren burgers. Beklaagde 3 probeerde [naam] de handboeien om te doen. De getuige zag dat [naam] zich bleef verzetten.
F Film/camerabeelden
G Diverse medische stukken, waaronder:
Geagiteerde toestand van het slachtoffer met actieve fysieke inspanning waarbij hoge stresshormoonspiegels en verzuring van het bloed te verwachten zijn.
Bij toxicologisch onderzoek aangetoond keto/acidose.
Ziekelijke leveraandoening.
Belemmering van de ademhaling door neusletsels, samendrukkend geweld op de romp en gezien de opname van het incident waarschijnlijk ook door samendrukkend geweld op de hals
(…)
)liggen, kennelijk teneinde hem onder controle te krijgen. Er is op dat moment sprake van een chaotische situatie. Met vijf (5) personen wordt getracht om het verzet van [naam] te breken, zodat hij kan worden geboeid. Naast beklaagde 1 gaat het hier om een onbekend gebleven man NN met blauwe jas, de medeweker ([getuige 16]) die rechts van [naam] zit en aan zijn arm trekt, een vrouw met bodywarmer ([getuige 15]) die op de benen van [naam] gaat zitten en beklaagde 3. De eveneens ter plaatse verschenen beklaagde 2 gaat gehurkt op zijn knieën bij het hoofd van [naam] zitten en houdt diens hoofd, naar opzij gedraaid, vast. Vanuit zijn positie heeft beklaagde 2 beperkt zicht (als gevolg van onder meer beklaagde 1 die bovenop [naam] ligt) op het hoofd en het lichaam van [naam]
.[naam] blijft zich verzetten tegen pogingen om zijn handen naar achteren te bewegen teneinde hem te kunnen boeien. Om het verzet te breken, slaat beklaagde 3, die voorovergebogen naast [naam] staat, enkele malen met zijn vuist tegen het lichaam c.q. de linker bovenarm van [naam].