[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1]
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ en ‘diefstal met braak’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een gedeelte van € 962,74 met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren, met dien verstande dat het betrekking heeft op opzettelijk (alleen) telen;
- het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd deze vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair vrijspraak van beide feiten bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij heeft de verdediging primair de niet-ontvankelijkverklaring van die vordering bepleit en subsidiair de hoogte van de vordering betwist.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. primairhij in of omstreeks de periode van 24 december 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch, in de uitoefening van beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 151 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 24 december 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch, in de uitoefening van beroep en/of bedrijf met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 151 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 24 december 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. primairhij in of omstreeks de periode van 26 september 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 26 september 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan deze onbekend gebleven personen en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven personen en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking; bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 26 september 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's- Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten en/of diefstal van stroom ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primairhij in de periode van 24 december 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van 151 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. primairhij in de periode van 26 september 2017 tot en met 24 januari 2018 te 's-Hertogenbosch een hoeveelheid stroom, dat toebehoorde aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 25 januari 2018 (dossierpagina’s 3-6), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
(
dossierpagina 3)
Op het adres [adres 2] staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
(
het hof begrijpt: verdachte)
In voornoemde woning werd op 24 januari 2018 ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering, binnengetreden.
(
dossierpagina’s 3 en 4)
Kweekruimte 1: Na het binnentreden zag ik dat op de eerste verdieping een viertal kamers zaten. Ik zag dat in de meest linker kamer een hoop vuilniszakken met oude plantenpotten en ventilatiebuizen zaten. Tevens zat er tegen de meest rechter muur een groot schakelbord met daaronder 16 transformatoren. Ik, verbalisant, zag dat op het schakelbord een tijdsschakelaar bevestigd zat. Ik zag dat onder het schakelbord een 16 tal stopcontacten zaten die verbonden waren middels elektriciteitsdraden met de transformatoren. Ik zag dat vanuit de transformatoren elektriciteitsdraden liepen naar de tweede slaapkamer. Ik zag dat de deuropening van deze kamer betimmerd was met houten platen. Ik zag dat aan de bovenzijde van de houten plaat een ventilatiebuis vanuit de kamer door de houten plaat naar de hal liep. Ik zag dat deze ventilatieslag vervolgens verder door de hal naar de vierde, meest rechtse kamer liep. Ik zag dat tevens deze deurdoorgang dicht geschroefd was met houten platen. De gefilterde lucht komende vanaf de tweede (kweek) kamer werd middels deze ventilatiebuis naar de vierde kamer geblazen. Ik zag dat vanuit de tweede kamer een gelige, oranje licht gloed kwam. Ik zag met het openen van de houten platen dat in de tweede kamer een volledig in werking zijnde hennepkwekerij bevond. Ik zag er in de kwekerij een 151 hennepplanten stonden van ongeveer 5 weken oud. Ik zag dat er in de kwekerij twee koolstoffilters stonden die aangesloten waren op de ventilatieslangen. Ik zag dat achter de houten plaat van de deur een slakkenhuis/ventilator aangesloten zat. Ik zag dat er aan houten balken, die aan niet verstelbare ketting aan het plafond hingen, een 13-tal armaturen met een 13-tal brandende assimilatielampen hingen. In totaal stonden er 151 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 50 cm. De plantenbakken waren gevuld met potgrond. In totaal hingen er in de kweekruimte 13 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
(
dossierpagina 4)
Kweekruimte 2: Ik zag dat naast de kweekruimte zich een tweede slaapkamer bevond. Ik zag dat er tevens een drietal houtenlatten, aan ijzeren kettingen aan het plafond hingen. Ik zag dat aan de houten latten een 12-tal armaturen hingen. Ik zag dat de armaturen aangesloten zaten met elektriciteitsdraden die naar de ruimte liepen van de transformatoren. In de ruimte lagen diverse benodigdheden voor het aanleggen van een kweekruimte. In totaal hingen er in de kweekruimte 12 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter.
Vaststelling hennep: Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden
in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
(
dossierpagina’s 4 en 5):
Stroomvoorziening: De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [inspecteur] , fraude-inspecteur van de [benadeelde] . Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de stoppenkast middels de verzegeling geopend was en dat er een illegale aftakking gemaakt was van de stroomkabel onder de meter die vervolgens op de stroomtoevoer van de kwekerij was aangesloten.
2.
Een aangifte door [aangever] namens [benadeelde] d.d. 30 januari 2018 (dossierpagina’s 15-17), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster:
(
dossierpagina 16)
Ik, [aangever] , ben in mijn hoedanigheid van Medewerker Beheersen Netverlies bij [benadeelde] , gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadeel van genoemd bedrijf.
Op 24 januari 2018 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [adres 2] .
Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) in elk geval op het moment van binnentreden op 24 januari 2018 contractant was op genoemd perceel. Met contractant wordt bedoeld dat met deze persoon een overeenkomst is afgesloten betreffende de aansluiting en transport van energie naar genoemd pand.
Mijn aangifte is gebaseerd op waarnemingen die fraude-inspecteur [inspecteur] ter plaatse heeft gedaan. De fraude-inspecteur heeft een nader onderzoek ingesteld naar de in het pand aanwezige installaties. Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde] en de installaties in de meterkast van het genoemde pand heeft de fraude-inspecteur het volgende vastgesteld.
Diefstal Elektriciteit:
- Illegale aftakking na de hoofdveiligheid: Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde] . verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde] geen toestemming verleend.
- Manipulatie/verzwaring hoofdveiligheid: Uit onderzoek bleek dat de hoofdveiligheden in de aansluitkast van [benadeelde] zijn gemanipuleerd. Contractueel hoort er 1 x 25A in te zitten. Er waren zekeringen met een waarde van 35A/35A/35A geplaatst. Door het verzwaren van de hoofdzekeringen is er meer vermogen beschikbaar dan contractueel is overeengekomen met de contractant. Om deze uitbreiding/verzwaring te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde] geen toestemming verleend.
De bovenstaande omschreven wijze van diefstal van energie heeft de inspecteur aan politieambtenaar Dirk Eede (
het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant]) van basisteam 's-Hertogenbosch getoond.
(
dossierpagina 17)
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van de voormelde feiten.
3.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 januari 2018 (dossierpagina’s 37-47), voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
(
dossierpagina 38)
V: Waar woont u?
A: Ik sta ingeschreven op de [adres 2] .
(
dossierpagina 39)
V: Hoe lang heb je de woning nu?
A: Sinds 2015.
V: Door wie wordt het pand (
het hof begrijpt: aan de [adres 2]) gehuurd?
A: Ik ben degene die het huurt.
Verweren van de verdediging strekkende tot vrijspraak
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte geheel of gedeeltelijk zal worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - het navolgende aangevoerd.
1.Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte strafbaar betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in zijn woning is aangetroffen. In ieder geval kan verdachte op basis van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden aangemerkt als (mede)pleger van het onder 1. primair ten laste gelegde telen van hennepplanten. Verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld aan anderen. Hij is niet degene die de hennepkwekerij heeft gerund. Nu verdachte in de ten laste gelegde periode in Turkije verbleef en niet kan worden vastgesteld dat verdachte de feitelijke bewoner was van de woning dan wel daar verbleef, moeten anderen de hennepkwekerij hebben gerund. De rol van verdachte gaat in ieder geval niet verder dan het ter beschikking stellen van de woning. Dat er meer is dan de enkele vaststelling dat er in de woning die door verdachte werd gehuurd en hij andere mensen in liet verblijven hennep is geteeld, kan uit het dossier niet blijken.
2.Ten tweede dient verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken van de onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid aan) diefstal van elektriciteit, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen. Anders dan de vaststelling dat verdachte de woning huurder is er niets voorhanden om tot wettig en overtuigend bewijs te komen van het ten laste gelegde.
Relevante feiten en omstandigheden
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof – voor zover hier van belang – de navolgende feiten en omstandigheden af.
Op 9 januari 2018 heeft hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant [verbalisant] een onderzoek ingesteld op het adres [adres 2] vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op diezelfde dag was er een melding gedaan bij Meld Misdaad Anoniem. De melder sprak van een sterke hennepgeur, afkomstig uit het pand gevestigd aan voornoemd adres. Op verzoek van [inspecteur] , fraude-inspecteur bij [benadeelde] werd een rapport blok/netmeting uitgevoerd om te onderzoeken of er sprake was van een afwijkend belastingpatroon in het elektriciteitskabelnet, waarop voornoemd pand aangesloten was. Het hoge nachtverbruik deed vermoeden dat er een kwekerij op de kabel aangesloten was. Daarnaast was er een 12-uurs schakelpatroon in deze netmeting zichtbaar, behorende bij een hennepkwekerij in de bloeifase voor de binnenteelt.
Uit een controle in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bleek dat op voornoemd adres één persoon stond ingeschreven, zijnde verdachte. Op 24 januari 2018 werd een machtiging afgegeven om zonder toestemming van de bewoner binnen te treden in de woning gelegen aan de [adres 2] . Op diezelfde datum werd ook daadwerkelijk binnengetreden in deze woning, alwaar een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. In de eerste kweekruimte (op de eerste verdieping) werden 151 hennepplanten aangetroffen, terwijl in de tweede kweekruimte (eveneens op de eerste verdieping) een in opbouw zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Bovendien werd geconstateerd dat in de woning illegaal elektriciteit werd weggenomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven verweren overweegt het hof als volgt.
Bewijsoverweging ad 1
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de enige bewoner was van de woning gelegen aan de [adres 2] , waarin op 24 januari 2018 een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen.
Door verdachte is aangevoerd dat de hennepkwekerij is geëxploiteerd door anderen en dat hij slechts zijn woning daarvoor ter beschikking heeft gesteld, doch het hof hecht aan die verklaring geen geloof. De verdachte heeft over de identiteit van de personen die volgens hem de hennepkwekerij zouden hebben geëxploiteerd geen enkele informatie willen verschaffen. Uit het onderzoek is ook geen enkel aanknopingspunt verkregen dat de stelling van verdachte dat hij niet woonachtig was in de woning of daar niet regelmatig verbleef, zou kunnen onderbouwen. Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze geconcretiseerd en verifieerbaar gemaakt. Voor het tegenovergestelde, namelijk dat de verdachte de feitelijke bewoner was van de woning, zijn daarentegen wel aanknopingspunten. De woning was ingericht, er werd een volle vuilnisbak met huishoudelijk afval aangetroffen, er lag een nota van medicatie op naam van de verdachte in de woonkamer en er hing een foto aan de muur van de verdachte met zijn hond. Daar komt bij dat de verdachte naar eigen zeggen al sinds de herfstvakantie niet meer in de woning verbleef, maar dat hij ten tijde van zijn politieverhoor geen antwoord kan geven op waar hij wel woont. De omstandigheid dat verdachte regelmatig in Turkije verblijft en dat de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde stempels in zijn paspoort dat bevestigen, brengt het hof niet tot een ander oordeel. In het paspoort is namelijk voor wat betreft de ten laste gelegde periode met betrekking tot de hennepteelt geen in- of uitreisstempel aangetroffen en hij heeft geen nadere gegevens verstrekt die een verblijf in Turkije in de ten laste gelegde periode zouden kunnen ondersteunen. Ook de stelling van verdachte dat hij pas in de avond van 23 januari 2018, terugkomend uit Turkije, voor het eerst kennis heeft genomen van de hennepkwekerij is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Het hof heeft daarbij mede in aanmerking genomen de verklaring van verdachte dat hij geregeld gebruik maakt van een Turkse identiteitskaart, waardoor niet wordt geregistreerd wanneer hij het land inkomt dan wel uitgaat. Zeker gelet daarop, had het toch op zijn weg gelegen dergelijke gegevens te verstrekken.
Het hof houdt het er dus voor dat verdachte in de bewezen verklaarde periode de enige bewoner en gebruiker was van de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen en dat hij degene is geweest die opzettelijk in genoemde periode de hennepplanten heeft geteeld.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer en acht – gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode in zijn woning opzettelijk hennepplanten heeft geteeld.
Bewijsoverweging ad 2
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ten behoeve van het telen van de hennepplanten stroom illegaal werd afgenomen. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en uit hetgeen hiervoor onder ad 1 is overwogen blijkt dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de enige bewoner en gebruiker was van het pand aan de [adres 2] en dat hij de hennepplanten heeft geteeld. Om die redenen moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat het ook verdachte is geweest die de elektriciteit gedurende de ten laste gelegde periode illegaal heeft weggenomen.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer en acht – gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening elektriciteit heeft weggenomen.
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. primair bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2. primair bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een werkstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van 151 hennepplanten. Het telen van hennep staat in relatie met de handel in softdrugs, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert en – naar de ervaring leert – andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarnaast kan frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid schaden.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Om de diefstal te bewerkstelligen is de elektriciteitsmeter gemanipuleerd. Afgezien van de schade die hierdoor aan [benadeelde] is toegebracht, brengt manipulatie van de elektriciteitsmeter onder andere brandgevaar met zich mee.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor (andersoortige) strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een inkomen heeft van € 983,00 per maand, maar dat hij onder beschermingsbewind staat. In dat kader krijgt hij leefgeld van € 60,00 per week. Hij heeft psychische problemen en wordt behandeld door de GGZ.
Tot slot heeft het hof bij de bepaling van de op te leggen straf acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij het opzettelijk telen van 100 tot 500 hennepplanten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof – evenals de politierechter en de advocaat-generaal – oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.339,13. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 962,74.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering van de benadeelde partij weer in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes onder 2. bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot € 1.339,13. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 1.339,13. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair en
2. primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1. en 2. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;