[verdachte] ,
geboren te [verdachte] op [geboortedatum in het jaar] 1958,
wonende te [woonadres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een auto (feit 1 primair) en de verduistering van die auto (feit 1 subsidiair). De politierechter heeft het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 2) en ‘overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem ter zake van feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en ter zake van feit 3 tot hechtenis voor de duur van 2 maanden. Voorts is met betrekking tot het onder feit 3 bewezen verklaarde de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De benadeelde partij [autobedrijf] B.V. is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte en door de officier van justitie in het arrondissement Limburg is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde, het onder feit 1 meer subsidiair (kortweg: oplichting), feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en ten aanzien van feit 3 zal veroordelen tot hechtenis voor de duur van 2 maanden, alsmede ten aanzien van de feiten 2 en 3 de verdachte de bevoegdheid zal ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van deze vordering tot een bedrag van € 972,37, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering. Ten slotte is gevorderd ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot het ten laste gelegde, zoals gewijzigd in hoger beroep, gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de tenlastelegging in hoger beroep en daarmee de grondslag van het onderzoek ter terechtzitting is gewijzigd. Bovendien is het bestreden vonnis niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Honda, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [autobedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, opzettelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [autobedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [medewerker autobedrijf] , althans een medewerker van [autobedrijf] B.V., heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een personenauto, door – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., voor te doen als een potentiële koper van die personenauto en/of
- tegen die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., te zeggen dat hij een proefrit wilde maken en/of
- een formulier te ondertekenen waarin was weergegeven dat hij van 13.18 uur tot 14.00 uur een proefrit kon/mocht maken en/of
- tegen die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., (impliciet) te zeggen dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs,
waardoor die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., werd bewogen tot afgifte van die personenauto;
2.
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Born, gemeente Sittard-Geleen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de rijksweg A2, althans de Verloren van Themaatweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Born en/of te Buchten, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A2,
- met een snelheid van ongeveer 190 km/u heeft gereden, in elk geval hogere snelheden dan aldaar toegestaan en/of
- via de afrit 47 van de rijksweg A2 (afslag Born) de kruising met de Aldenhofweg is genaderd en/of vervolgens het voor hem geldende rood licht uitstralende driekleurig verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- met zeer hoge snelheden (ongeveer 90 à 100 km/u), in elk geval hogere snelheden dan aldaar toegestaan, heeft gereden over de Aldenhofweg en/of Ankersweg en/of Havenweg en/of Verloren van Themaatweg,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair ten laste gelegde
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 1 primair aan hem ten laste is gelegd terecht ter zake van de diefstal van een auto. Het hof is met de politierechter en de advocaat-generaal van oordeel dat daarvan vrijspraak moet volgen, aangezien uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat de verdachte geen wegnemingshandeling heeft verricht die kwalificeert als diefstal in de zin der wet. Mitsdien zal het hof de verdachte vrijspreken van de aan hem onder feit 1 primair tenlastegelegde diefstal van een auto.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 28 maart 2017 te Amsterdam, opzettelijk een personenauto, toebehorende aan [autobedrijf] B.V., en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op 28 maart 2017 te Born, gemeente Sittard-Geleen, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de rijksweg A2, althans de Verloren van Themaatweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
3.
hij op 28 maart 2017 te Born en/of te Buchten, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
- met een snelheid van ongeveer 190 km/u heeft gereden, in elk geval hogere snelheden dan aldaar toegestaan en
- via de afrit 47 van de rijksweg A2 (afslag Born) de kruising met de Aldenhofweg is genaderd en vervolgens het voor hem geldende rood licht uitstralende driekleurig verkeerslicht heeft genegeerd en
- met hogere snelheden dan aldaar toegestaan, heeft gereden over de Aldenhofweg en Ankersweg en Havenweg en Verloren van Themaatweg,
door welke gedragingen van verdachte gevaar werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Uit de aangifte van [medewerker autobedrijf] namens [autobedrijf] B.V. te Amsterdam volgt dat de verdachte op 28 maart 2017 bij dit autobedrijf te kennen gaf dat hij zich oriënteerde op het kopen van een andere auto en dat hij ongeveer € 20.000,00 wilde uitgeven. De verdachte kwam volgens [medewerker autobedrijf] echt geïnteresseerd over. Vervolgens wilde de verdachte een proefrit maken met een Honda CRV uit 2014, waarna een proefritformulier is opgesteld, is ondertekend en de auto aan de verdachte is meegegeven. De verdachte zou, volgens afspraak, de auto maximaal een half uur à drie kwartier meenemen.
De verdachte heeft, bij gelegenheid van de voorgeleiding, verklaard dat hij de personenauto bij de garage had geleend voor een proefrit en dat hij deze auto niet heeft teruggebracht. Bij zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de auto meegenomen heeft omdat hij medicijnen moest ophalen in Kerkrade.
Na ommekomst van de afgesproken tijd waarop de auto terug moest zijn, te weten 28 maart 2017 te 14.00 uur, was de auto niet teruggebracht. De verdachte is door de politie op 28 maart 2017 te 18.40 uur gesignaleerd, rijdend in de richting van Maastricht, over de rijksweg A2 en te Born om 19.14 uur aangetroffen in de personenauto en vervolgens aangehouden.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat het autobedrijf aan de verdachte, die overkwam als oprechte potentiële koper, een personenauto heeft toevertrouwd voor het maken van een proefrit, waartoe een overeenkomst is opgemaakt op naam van de verdachte. Vervolgens is de personenauto voor dat doel aan de verdachte afgegeven, waardoor hij de auto rechtmatig onder zich had. Echter, nu de verdachte met de auto naar Kerkrade is gaan rijden en de auto niet terug heeft gebracht op de afgesproken tijd, heeft de verdachte zich deze auto wederrechtelijk toegeëigend en heeft hij besloten om met de auto te blijven rijden. Door op deze wijze de auto naar eigen goeddunken ten nutte te maken is de verdachte als heer en meester over die auto gaan beschikken.
Anders dan de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof derhalve van oordeel dat de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden het strafbare feit van verduistering opleveren.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd: