ECLI:NL:GHSHE:2019:4668

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
200.236.225_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor douaneschade bij transport van goederen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Group] Group B.V. tegen [Logistics] Logistics B.V. inzake aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan tijdens het transport van goederen. De zaak is ontstaan na een incident op 21 oktober 2015, waarbij de Franse douane een vrachtwagen met sigaretten heeft onderschept die volgens de vrachtbrief keukenartikelen zou bevatten. [Group] Group B.V. had de zendingen verzorgd voor een opdrachtgever in Bulgarije en had [Logistics] Logistics B.V. ingeschakeld voor het transport naar het Verenigd Koninkrijk. Na de onderschepping heeft [Logistics] [Group] aansprakelijk gesteld voor de kosten die zij heeft gemaakt als gevolg van het voorval, en heeft [Group] de aansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank Limburg heeft in eerste aanleg de vorderingen van [Logistics] toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten. [Group] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij zes grieven heeft ingediend. Het hof heeft de relevante feiten vastgesteld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de pallets met sigaretten die door de douane zijn aangetroffen, dezelfde zijn als de pallets die door [Group] zijn meegegeven aan [Logistics]. Het hof heeft [Logistics] toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat de aangetroffen goederen inderdaad de goederen zijn die door [Group] zijn verzonden. De zaak is verwezen naar de rol voor het horen van getuigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.236.225/01
arrest van 24 december 2019
in de zaak van
[Group] Group B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. R.J.H.M. Crombaghs te Heerlen,
tegen
[Logistics] Logistics B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 maart 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 3 januari 2018, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/226122/HA ZA 16-566)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte van [appellante] ;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende thans relevante feiten.
( a) [appellante] verzorgde in 2015 regelmatig in opdracht van [de opdrachtgever] , gevestigd te [vestigingsplaats] , Bulgarije ( [de opdrachtgever] ), transporten van zendingen keukenartikelen naar het Verenigd Koninkrijk. Deze keukenartikelen werden door of in opdracht van [de opdrachtgever] afgeleverd bij [appellante] te [vestigingsplaats] .
( b) [appellante] gaf vervolgens de opdracht aan [geïntimeerde] om deze zendingen bij haar in [vestigingsplaats] op te halen en naar de eindbestemming te vervoeren.
Zo gaf [appellante] bij e-mail van 21 oktober 2015 de volgende opdracht aan [geïntimeerde] :

Eerste 4 zijn binnen. Papieren ook. Kunnen afgehaald worden.”
( c) Op 21 oktober 2015 heeft chauffeur [de chauffeur van geintimeerde] van [geïntimeerde] de pallets in [vestigingsplaats] bij [appellante] geladen. De inhoud van de dozen was niet zichtbaar. De dozen hadden geen opdruk. Over die belading verklaarde [de chauffeur van geintimeerde] in een overgelegde schriftelijke verklaring:

Bij [appellante] werden de pallets altijd naar de vrachtwagen gereden met een heftruck van [appellante] . (..) Deze medewerker heeft mij verteld dat de zendingen van [appellante] bestek bevatten. Ik heb de vrachtbrief gedateerd op 21 oktober 2015 ontvangen (..) De CMR-vrachtbrief leverde ik altijd in bij het kantoor van [geïntimeerde] . Deze werd niet op de lading geplakt. (..) Bij [appellante] laadde ik de bewuste pallets vanaf de klep in de trailer met een palletwagen. Na het laden reed ik naar [geïntimeerde] zonder tussenstops te maken.(..)” (prod. E-13 [geïntimeerde] ).
( d) Op de door [appellante] ingevulde CMR vrachtbrief met nummer [CMR nummer] is – voor zover relevant - het volgende vermeld:
"Afzender: [afzender]
Geadresseerde: [geadresseerde]
Plaats in ontvangst name: [plaats 1]
Vervoerder: [appellante]
Opvolgende vervoerders: [geïntimeerde]
Opmerkingen: Geleverd [Spedition] Spedition, [vestigingsplaats] D
Goederen: 4 Pallets Kitchenware, 112 boxes, 1.450 kg
Opgemaakt te: [plaats 1]
Handtekening afzender: geplaatst door [appellante]
Handtekening vervoerder:geplaatst door [appellante] , inclusief stempel
Handtekening ontvanger:geplaatst door [geïntimeerde] , inclusief kenteken
[kenteken 1]en
naam
[de chauffeur van geintimeerde] ”(prod. E-3 inl. dagv.)
( e) De paklijst, op briefpapier van [afzender] Sohn te [plaats 1] vermeldt de naam van de afzender, de naam van de geadresseerde en: “
Item: Swiss style knivessets 112 boxes containi[n]
g 20 sets” (bijlage bij prod. 1 cva).
( f) Uit het Bewegingen Rapport van de trekker met kenteken [kenteken 1] blijkt dat de pallets bij [appellante] te [vestigingsplaats] zijn opgehaald tussen 16.10 uur en 16.20 uur. Verder blijkt daaruit dat de trekker daarna via [plaats 2] naar [geïntimeerde] in [vestigingsplaats] is gereden, waarbij de trekker 5 minuten is gestopt aan de [straat 1] ; [plaats 3] , [plaats 2] en 35 minuten is gestopt aan de [straat 2] ; [plaats 3] , [plaats 2] (prod. E-2 bij inl. dagv.) .
( g) Over wat er bij [geïntimeerde] is gebeurd verklaarde chauffeur [de chauffeur van geintimeerde] in eerdergenoemde schriftelijke verklaring:

Ik heb de zendingen afkomstig van [appellante] apart van andere zendingen uitgeladen en voorzien van een [geïntimeerde] -sticker in de loods. Deze sticker vermeldt de bestemming, het order-ID van [geïntimeerde] (..) en de afzender, [appellante].
(..) Ik denk dat het die dag ongeveer een kwartier duurde om de goederen van de trailer in het magazijn en weer terug in een andere trailer te laden (..) De pallets worden in ieder geval niet afgebroken”.
( h) Vervolgens heeft [zelfstandig chauffeur] (zelfstandig chauffeur en in opdracht werkzaam voor [geïntimeerde] ), een gesloten, verzegelde, trailer met kenteken [kenteken 2] in ontvangst genomen, deze voorzien van extra hangsloten en aan de trekker met kenteken [kenteken 3] gekoppeld. Op diezelfde dag, rond 23.00 uur werd de vrachtwagen op weg naar de eindbestemming in het Verenigd Koninkrijk dichtbij [plaats 4] in Frankrijk aangehouden door de Franse douane voor inspectie.
( i) Het rapport van de douane vermeldt hierover onder meer:

Le chauffeur nous présente les documents suivants:
-Une CMR [CMR nummer] , en date du 21/10/2015, relative à un transport de 4 (..) palettes d’ustensiles de cuisine(..)
-Un bon de chargement annexé à cette CMR [CMR nummer] (..)
(..)
Nous constatons que le chargement se compose de palettes de groupage sur toute la longueur. Nous remarquons au milieu du chargement la présence de quatre palettes de cartons blancs sans marque.
Nous procédons à l’ouverture d’un des cartons et constatons qu’il est intégralement rempli de cartouches de cigarettes
(..)
Précisons également que les palettes de cigarettes étaient chacune revêtues d’une étiquette numérotées en série continue 1/4,, 2/4, 3/4 et 4/4, reprenant les mêmes coordonnées de transporteur et de destinataire que la CMR présentée [CMR nummer] par monsieur [zelfstandig chauffeur] en début de contrôle et relative à un transport de quatre palettes d’ustensiles de cuisine. (..)”(prod. E-4 inl. dagv.).
( j) Voor de aangetroffen sigaretten waren geen accijnzen voldaan. De Franse douane heeft chauffeur [zelfstandig chauffeur] aangehouden en verhoord. [zelfstandig chauffeur] is na een nacht in vrijheid gesteld. De trekker en trailer (met inhoud) zijn vervolgens enige tijd in beslag genomen door de Franse douane en de sigaretten zijn verbeurd verklaard.
( k) Op 22 oktober 2015 heeft [geïntimeerde] [appellante] geïnformeerd omtrent voorgaande gebeurtenis.
( l) Bij brief van 26 oktober 2015 heeft [geïntimeerde] [appellante] aansprakelijk gesteld voor de kosten, die zij stelde te hebben gemaakt ten gevolge van het voorval, door [geïntimeerde] begroot op € 24.583,43.
Op 27 oktober 2015 heeft [de opdrachtgever] [appellante] aansprakelijk gesteld voor haar schade als gevolg van vermissing van de vier pallets met keukenartikelen.
( m) [appellante] heeft jegens [geïntimeerde] aansprakelijkheid afgewezen en de betaling van vier facturen van [geïntimeerde] opgeschort, omdat zij op haar beurt door [de opdrachtgever] aansprakelijk was gesteld.
( n) In opdracht van de verzekeraar van [appellante] is door [Expertise] expertise te [vestigingsplaats] een onderzoek gedaan naar de vermissing van vier pallets met keukenartikelen., In zijn (voorlopige) rapportage van 29 juli 2016 concludeerde [Expertise] voorlopig:

Dat onvoldoende is onderbouwd dat door/namens [de opdrachtgever] aan [appellante] 4 pallets met keukenspullen ter waarde van EUR 87.360,00 werden geleverd, voor transport naar [vestigingsplaats] . Daarmee blijft de mogelijkheid bestaan dat op de 4 pallets dozen met sigaretten waren verpakt.
Dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de pallets die d.d. 21 oktober 2015 omstreeks 16.00 uur in de oplegger van [geïntimeerde] met kenteken [kenteken 1] werden geladen ook de pallets waren die de douane diezelfde dag omstreeks 23.00 uur in de oplegger van [geïntimeerde] met kenteken [kenteken 2] aantrof.
(..)
Bij het ontbreken van gedetailleerde gegevens en informatie omtrent de transporten van [vestigingsplaats] via [vestigingsplaats] met bestemming [vestigingsplaats] blijft ons inziens mogelijk dat de pallets en/of documenten zijn verwisseld gedurende de periode dat de zending onder de hoede was van [geïntimeerde].” (prod. 1 cva, blz. 17-18).
3.2.1.
[geïntimeerde] heeft [appellante] in rechte betrokken en kort samengevat gevorderd veroordeling van [appellante] tot betaling van haar schade € 24.583,43, van de buitengerechtelijke kosten en van de vier openstaande facturen van in totaal € 1.718,20, alles vermeerderd met de wettelijke (handels)rente. Daarnaast vorderde [geïntimeerde] een verklaring voor recht dat zij jegens [appellante] niet aansprakelijk is voor de beweerdelijk door [appellante] geleden schade ter zake van de in de dagvaarding genoemde zending keukengerei.
3.2.2.
De rechtbank heeft na gemotiveerd verweer van [appellante] de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten.
Hiertegen is [appellante] opgekomen met zes grieven. In hoger beroep spelen de door [appellante] niet betaalde openstaande facturen (ad € 1.718,20) geen rol meer.
3.3.
In rov. 2.1-2.16 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 wordt deze vaststelling bestreden. De grief slaagt. Het enkele feit dat de grief slaagt, leidt echter nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het hof heeft een nieuw overzicht gegeven van de thans voor de beoordeling relevante feiten.
3.4.1.
Met de tweede grief klaagt [appellante] erover dat de rechtbank - ondanks dat zij in rov. 4.1 van het vonnis over de ingetrokken provisionele eis van [geïntimeerde] heeft overwogen “
zodat deze eis geen beoordeling en beslissing meer hoeft, ook niet wat betreft de proceskosten in het incident” - [appellante] in rov 4.15 toch in de kosten van het incident ter hoogte van € 1.158,00 aan salaris en € 2.011,54 aan verschotten heeft veroordeeld.
3.4.2.
Er behoorde inderdaad geen veroordeling van [appellante] in de kosten van het incident plaats te vinden. De grief faalt echter, omdat dat ook niet is gebeurd. [appellante] is in het dictum in het algemeen in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in eerste aanleg ongelijk had gekregen. De woorden “
in het incident” in rov 4.15 berusten op een vergissing van de rechtbank, die duidelijk blijkt in het licht van alle overwegingen en het daarop aansluitende dictum.
3.5.1.
Het hof zal de grieven 3 en 4 gezamenlijk bespreken. Daarbij stelt het hof voorop dat het hier gaat om vervoer onder vigeur van de CMR, maar niet om (op basis van de CMR voor beperking vatbare) CMR-ladingschade. Het gaat in dit hoger beroep om een dispuut tussen de vervoerder, [geïntimeerde] , en de afzender, [appellante] , over schade als gevolg van het niet voldoen aan de douaneformaliteiten.
3.5.2.
[geïntimeerde] heeft [appellante] in rechte betrokken, stellende dat zij van [appellante] vier pallets met sigaretten, waarvoor geen accijnzen waren betaald, heeft meegekregen terwijl de begeleidende vrachtbrief vermeldde dat het om vier pallets met keukenartikelen ging. De douane heeft aldus in de trailer andere goederen aangetroffen dan op de vrachtbrief stonden vermeld, waardoor [geïntimeerde] schade heeft geleden. Hiermee heeft [appellante] jegens [geïntimeerde] in strijd gehandeld met artikel 6 CMR, en is [appellante] jegens [geïntimeerde] daarvoor aansprakelijk op de voet van de artikelen 7 en 11 CMR, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
[appellante] heeft zich hiertegen verweerd met de gemotiveerde ontkenning dat zij aan (de chauffeur van) [geïntimeerde] vier pallets met sigaretten had meegegeven.
3.5.3.
De rechtbank heeft in rov 4.6 van het beroepen vonnis overwogen dat [appellante] “
alleen al” aansprakelijk is jegens [geïntimeerde] , omdat [appellante] op de vrachtbrief had vermeld dat er keukenartikelen in de zending zaten, terwijl dat sigaretten waren. In rov 4.10 overwoog de rechtbank dat het op de weg van [appellante] had gelegen om haar stelling dat de vier pallets die [geïntimeerde] van haar in ontvangst heeft genomen op 21 oktober 2015 ook daadwerkelijk keukengerei bevatten, en dus andere pallets waren dan de Franse douane heeft aangetroffen, meer handen en voeten te geven. In plaats daarvan is er juist sprake van feiten en omstandigheden die een aanwijzing vormen voor het tegendeel, aldus de rechtbank. Hierbij heeft de rechtbank met name het oog op het feit dat [appellante] de inhoud van de dozen op de pallets niet heeft gecontroleerd maar wel op de vrachtbrief heeft vermeld dat zij keukengerei zouden bevatten, en dat rondom afzender [de opdrachtgever] veel onduidelijkheden bestaan. Omdat het verweer van [appellante] niet slaagt is [appellante] aansprakelijk voor de kosten die [geïntimeerde] heeft moeten maken en de – onbetwiste – schade die [geïntimeerde] heeft geleden, aldus nog steeds de rechtbank.
3.5.4.
Het hof is van oordeel dat de grieven tegen deze overwegingen slagen.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat wat zij van [appellante] heeft meegekregen, hetzelfde is als wat de douane heeft aangetroffen. Op die stelling heeft zij haar vordering jegens [appellante] gebaseerd, maar gezien de gemotiveerde betwisting door [appellante] zijn deze feiten nog niet komen vast te staan. Het gaat hier om de vraag of de dozen die de douane in beslag heeft genomen, dezelfde zijn als de dozen die [appellante] heeft meegegeven. Het enkele feit dat de Franse douane sigaretten heeft aangetroffen in de bewuste oplegger, levert onvoldoende bewijs op van de stelling dat [appellante] die sigaretten heeft meegegeven met chauffeur [de chauffeur van geintimeerde] van [geïntimeerde] .
Daarvoor zijn er te veel onduidelijkheden in deze zaak en roepen de stellingen van beide partijen nog te veel vragen op. Het hof verwijst naar de geciteerde conclusies van het voorlopige rapport van [Expertise] . Daarnaast zijn de door de douane gemaakte foto’s niet overgelegd (vgl. het proces-verbaal van de douane en het voorlopige rapport van [Expertise] ); zijn de door de chauffeur gemaakte twee stops in [plaats 2] niet verklaard, noch het feit dat hij deze stops niet in zijn verklaring heeft vermeld (maar juist heeft tegengesproken, zie rov 3.1 onder c); zijn de gesteld gemaakte opmerkingen van [appellante] over ten onrechte meegegeven sigaretten niet nader verklaard (zie de verklaring van [getuige] van [geïntimeerde] , prod. E-6); is niet duidelijk waar in de trailer de sigaretten zich precies bevonden (vgl. de verklaring van [zelfstandig chauffeur] tegenover die van de douane); is geen verklaring voorhanden van medewerkers van [geïntimeerde] die de zending hebben overgeladen van de loods naar de oplegger; is de kleur van de dozen onduidelijk (wit of bruin), enz. enz.
3.5.5.
Omdat krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [geïntimeerde] de last rust de feiten te bewijzen waarop zij haar vordering baseert, zal zij gezien haar aanbod daartoe worden toegelaten te bewijzen dat de pallets met dozen met sigaretten die de Franse douane heeft aangetroffen op 21 oktober 2015 in de oplegger van [geïntimeerde] met kenteken [kenteken 2] , de pallets met dozen zijn die door [appellante] eerder die dag aan chauffeur [de chauffeur van geintimeerde] van [geïntimeerde] voor vervoer naar het genoemde adres zijn meegegeven. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen.
3.5.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
laat [geïntimeerde] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden, die de conclusie rechtvaardigen dat de dozen met sigaretten die de Franse douane heeft aangetroffen op 21 oktober 2015 in de oplegger van [geïntimeerde] met kenteken [kenteken 2] , door [appellante] eerder die dag aan chauffeur [de chauffeur van geintimeerde] van [geïntimeerde] zijn meegegeven;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. H.A.G. Fikkers als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 21 januari 2020 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 6 tot 14 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en T. van der Valk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 december 2019.
griffier rolraadsheer