ECLI:NL:GHSHE:2019:4664

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
200.226.385_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor waterschade aan stacaravan door openstaande kranen tijdens winterklaar maken

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de appellanten voor waterschade aan de stacaravan van de geïntimeerde. De schade is ontstaan doordat de hoofdwaterkraan en de gaskraan van de stacaravan open zijn gelaten tijdens het winterklaar maken op 18 november 2015. De geïntimeerde heeft bewijs geleverd dat de schade is veroorzaakt door het nalaten van de appellanten om de kranen af te sluiten. Het hof heeft in een tussenarrest van 11 juni 2019 de geïntimeerde toegelaten om dit bewijs te leveren. Tijdens het getuigenverhoor heeft de schoonzoon van de geïntimeerde verklaard dat hij op 18 december 2015 naar de stacaravan is gegaan en enorme waterschade heeft aangetroffen. De gaskraan was nog open en er was water uit de kranen van de stacaravan gestroomd. De appellanten, waaronder [appellant 2], hebben verklaard dat zij de kranen hebben dichtgedraaid, maar het hof oordeelt dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd dat dit daadwerkelijk is gebeurd. Het hof concludeert dat de appellanten nalatig zijn geweest in hun werkzaamheden, wat heeft geleid tot de waterschade. De vordering van de geïntimeerde wordt dan ook toegewezen, waarbij de appellanten hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.226.385/01
arrest van 24 december 2019
in de zaak van

1.[de VOF] VOF,

2. [appellant 2] ,

3. [appellante 3] ,

4. [appellant 4] ,

gevestigd/wonende te [vestigings- en woonplaats] ,
appellanten in principaal appel, geïntimeerden in incidenteel appel,
hierna: gezamenlijk [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. R.W. van Voorst Vader te Terneuzen,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R. Evens te Nijmegen.
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 juni 2019 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer 5441373 / 16-5975 gewezen vonnis van 12 juli 2017.

5.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 11 juni 2019;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 november 2019.
Partijen hebben arrest gevraagd.

6.De verdere beoordeling

In het principaal hoger beroep
6.1.
Kort samengevat gaat deze zaak over het antwoord op de vraag of [appellant 2] , appellant in principaal hoger beroep sub 2 (hierna: [appellant 2] ), tijdens het winterklaar maken op 18 november 2015 van de stacaravan van [geïntimeerde] de hoofdwaterkraan en de gaskraan van de stacaravan open heeft laten staan. Bij tussenarrest van 11 juni 2019 is [geïntimeerde] toegelaten dit te bewijzen.
6.2.
In enquête zijn als getuigen gehoord [de schoonzoon van geintimeerde] , de schoonzoon van [geïntimeerde] , en [appellant 2] .
6.3.
[de schoonzoon van geintimeerde] heeft verklaard op vrijdagavond 18 december 2015 naar de stacaravan te zijn gegaan nadat hij was gebeld door een medewerker van de camping dat er enorme waterschade was ontstaan waarbij het water uit de caravan liep. Mevrouw [medewerker van de camping] of een andere medewerker van de camping heeft de hoofdwaterkraan van de stacaravan op vrijdagochtend 18 december 2015 dichtgedraaid. Op vrijdagavond heeft [de schoonzoon van geintimeerde] (die ook heeft verklaard schade-expert te zijn geweest bij een verzekeraar) geen braaksporen bij de caravan gezien, alles was op slot. Hij heeft een sleutel gebruikt om binnen te komen. De ramen waren nat, alles was vol condens. De plafonds hingen door en de kastjes hingen scheef, terwijl zijn schoonmoeder alles netjes had achtergelaten. Door het stromende water was alles vernield. De gaskraan was toen [de schoonzoon van geintimeerde] in de stacaravan kwam nog open, in de geiser brandde de waakvlam nog. De mantel was van de geiser af, er was roet aanwezig op de geiser en op het plafond direct boven de geiser. De volgende ochtend is [de schoonzoon van geintimeerde] terug gegaan naar de stacaravan en hij heeft toen gezien dat de deksel nog op de waterput zat, alwaar de hoofdwaterkraan zich bevindt. Vlak voor de caravan is een kastje waar de gaskraan in zit, dit kastje was op slot. Het kastje heeft [de schoonzoon van geintimeerde] met een sleutel geopend om de gaskraan dicht te draaien, ook dit kastje had geen braakschade. Op zondagochtend is [de schoonzoon van geintimeerde] nogmaals terug gegaan en heeft toen de hoofdwaterkaan opengedraaid om te kunnen constateren welke kranen in de caravan openstonden. Hij heeft toen gezien dat uit de kraan onder de caravan, dat is een soort wateraftappunt, water stroomde. Ook stroomde er water uit de keukenkraan, de wastafelkraan en de douchekraan. De doucheslang was afgekoppeld waardoor water recht naar beneden stroomde. Voorts heeft [de schoonzoon van geintimeerde] verklaard dat ook in de caravan van mevrouw [de buurvrouw] waterschade is ontstaan, maar dat de beheerder daar op enig moment is langsgelopen waardoor de schade daar beperkt is gebleven. [geïntimeerde] zit aan een ander paadje op het park waar kennelijk niemand (eerder) is langsgelopen. Ook in de caravan van mevrouw [de buurvrouw] is geen braakschade waargenomen en die caravan is op dezelfde dag winterklaar gemaakt door de firma [de VOF] als de caravan van [geïntimeerde] . Dit heeft [de schoonzoon van geintimeerde] van mevrouw [de buurvrouw] vernomen. Omdat er in de caravan van [geïntimeerde] niets kapot was en niets vermist, heeft [de schoonzoon van geintimeerde] niet de politie ingeschakeld, maar de firma [de VOF] gebeld na ontdekking van de schade.
6.4.
[appellant 2] heeft als getuige verklaard dat hij niet meer weet hoe laat hij bij de caravan van [geïntimeerde] is aangekomen om deze winterklaar te maken. Hij heeft op 18 november 2015 in totaal elf caravans op de camping winterklaar gemaakt. [appellant 2] verklaarde zich niet meer te kunnen herinneren hoe laat hij klaar was met al het werk, hij denkt rond vier uur, half vijf, maar weet dat niet meer precies. De standaard werkwijze van [appellant 2] is dat hij eerst buiten de hoofdkranen voor het gas en water dichtdraait. Soms eerst de gaskraan, soms eerst de waterkraan, dat wisselt omdat deze kranen zich op verschillende plekken bevinden. Wat hij bij de caravan van [geïntimeerde] als eerste heeft afgesloten weet [appellant 2] niet meer. Ook zet [appellant 2] alle kranen open om het leidingsysteem onder de caravan vrij te maken van water. Dat betekent dat hij de douche-, wastafel-, en keukenkraan openzet. Het aftapschroefje van de geiser haalt hij er uit waarvoor hij de mantel van de geiser verwijdert. Dit aftapschroefje is er voor om het water uit de geiser te kunnen laten lopen. [appellant 2] heeft verklaard dat het technisch gezien mogelijk is om al zijn werkzaamheden uit te voeren zonder dat de gas- en waterkaan zijn dichtgedraaid. [appellant 2] kan zich niet meer herinneren of hij de caravan van [geïntimeerde] als eerste of als laatste of als middelste winterklaar heeft gemaakt. [appellant 2] is niet verteld dat er op 18 november 2015 werkzaamheden plaatsvonden op de camping waarbij de hoofdwaterleiding van de camping was afgesloten. Als [appellant 2] klaar is met zijn werk sluit hij de caravans altijd af. [appellant 2] heeft verklaard dat het juist is dat het routinematig werk is om de caravans winterklaar te maken. Hij heeft geen checklijsten, niemand controleert zijn werk. [appellant 2] heeft gehoord van schade aan de caravan van mevrouw [de buurvrouw] die hij ook winterklaar heeft gemaakt op 18 november 2015. Over de gas- en waterkraan van [geïntimeerde] heeft [appellant 2] verklaard:
“Ik weet zeker dat ik de kranen, dus de gas- en waterkraan in deze caravan van mevrouw [geïntimeerde] heb dichtgedraaid”. Vervolgens is [appellant 2] de mail van 23 februari 2016 (productie 9 bij inleidende dagvaarding) voorgehouden waarin staat dat niet is uitgesloten dat [appellant 2] de gaskraan is vergeten dicht te draaien. In het licht van die mail is [appellant 2] nogmaals gevraagd of hij werkelijk zeker weet dat hij de gaskraan van de caravan van [geïntimeerde] heeft dichtgedraaid waarop hij heeft geantwoord dit echt zeker te weten. Desgevraagd kan [appellant 2] geen verklaring geven voor het waterverbruik dat valt terug te rekenen tot op de datum van de door hem uitgevoerde werkzaamheden, dat wil zeggen dat het waterverbruik correspondeert met het open laten staan van de kranen en het constant stromen van het water. Tenslotte is [appellant 2] de foto voorgehouden die als productie 27 bij conclusie van repliek in het geding is gebracht, dat is een foto van het kastje waarin zich de gaskraan bevindt. [appellant 2] valt op dat op die foto het slotje niet recht staat maar scheef. Het slotje hoort “op twaalf uur” te staan.
6.5.
Naar aanleiding van de aan getuige [appellant 2] voorgelegde foto is ook een reactie van getuige [de schoonzoon van geintimeerde] hierop gevraagd. Hij heeft verklaard dat hij die foto op 19 december 2015 in de ochtend heeft gemaakt en dat hij niets raars ziet aan de foto. [de schoonzoon van geintimeerde] heeft geen verklaring voor het niet volstrekt op “twaalf uur” staan van dit slot, maar volgens [de schoonzoon van geintimeerde] valt deze stand binnen de normale marge van het op slot doen van een dergelijk kastje. [de schoonzoon van geintimeerde] heeft verklaard het kastje te hebben moeten openen met een sleutel, het kastje was op slot.
6.6.
Aldus verklaart [appellant 2] naar het oordeel van het hof heel zeker te weten de gas- en waterkraan in de caravan van [geïntimeerde] te hebben dichtgedraaid, maar desgevraagd kan hij niet expliciet verklaren dat en wanneer hij in de caravan is geweest en wat hij in welke volgorde heeft gedaan. Uit zijn verklaring leidt het hof af dat hij geen concrete herinnering heeft aan zijn werkzaamheden in de stacaravan. Zijn stellige verklaring zeker te weten de gas- en waterkraan te hebben dichtgedraaid ontleent hij aan zijn gebruikelijke werkwijze. [de schoonzoon van geintimeerde] heeft verklaard geen braakschade te hebben aangetroffen, geen schade van insluipers, geen achtergebleven spullen. De caravan en het kastje met de gaskraan zaten op slot. Er was niets kapot (afgezien van de schade door water en roet) en er was niets vermist. De uitleg van [de schoonzoon van geintimeerde] , waarom de schade aan de caravan van [geïntimeerde] zo laat is ontdekt, acht het hof alles in aanmerking genomen plausibel, de caravan bevond zich aan een pad waar de beheerder van de camping kennelijk lange tijd niet langs is gelopen.
6.7.
Het hof is van oordeel dat het bewijs dat [appellant 2] bij zijn werkzaamheden is vergeten de gas- en waterkraan dicht te draaien is geleverd. Het hof is (net als de kantonrechter) van oordeel dat de door [geïntimeerde] geschetste toedracht zeer aannemelijk is. Doordat tijdens het getuigenverhoor is gebleken dat [appellant 2] zich zijn feitelijke handelingen van de bewuste dag niet meer kan herinneren, hij put uit zijn algemene werkwijze, is de indruk bevestigd dat hij is vergeten de gas- en waterkraan dicht te draaien. Het hof onderschrijft dan ook hetgeen de kantonrechter in rechtsoverwegingen 4.3. tot en met 4.6. heeft overwogen. Op 18 november 2015 was in ieder geval een deel van de dag de waterdruk van de hele camping wegens werkzaamheden gedurende enige tijd onderbroken. [appellant 2] heeft werkzaamheden bij de caravan van [geïntimeerde] uitgevoerd, hij heeft onder meer alle kranen opengezet. Door te verzuimen de hoofdwaterkraan van de caravan af te sluiten kon na het terugkeren van de waterdruk van de gehele camping onbeperkt water uit die kranen stromen. Dat [appellant 2] ook is vergeten de gaskraan dicht te draaien is eveneens aannemelijk. Het is technisch gezien – zo heeft ook [appellant 2] als getuige erkend – mogelijk dat hij al zijn uitgevoerde werkzaamheden aan de geiser kon verrichten terwijl de waakvlam is blijven branden. In de e-mail van 23 februari 2016 (productie 9 inleidende dagvaarding) heeft [appellant 2] ook erkend dat niet uitgesloten is dat hij is vergeten de gaskraan dicht te draaien. Nu alle handelingen die [appellant 2] aan de caravan van [geïntimeerde] diende te verrichten voor hem gebruikelijke en routinematige werkzaamheden betreffen en hij die dag elf caravans winterklaar heeft gemaakt, acht het hof het voorstelbaar dat hij is vergeten de gas- en waterkraan van de caravan van [geïntimeerde] dicht te draaien. Dat geldt temeer nu uit de e-mail van 25 februari 2016 (zie productie 2 inleidende dagvaarding) van [medewerker van de camping] blijkt dat op woensdag 18 november 2015 het water op de camping afgesloten is geweest. Voor zover [appellanten c.s.] dit nog in twijfel trekt bij memorie van grieven gaat het hof hieraan in het licht van deze email als onvoldoende onderbouwd voorbij. Nu de waterdruk van de gehele camping tijdelijk heeft ontbroken, was het voor [appellant 2] niet direct merkbaar of hij was vergeten de hoofdkranen van de caravan van [geïntimeerde] af te sluiten. De omstandigheid dat ook de caravan van mevrouw [de buurvrouw] waterschade had als gevolg van een openstaande hoofdkraan, welke caravan [appellant 2] die bewuste dag eveneens winterklaar heeft gemaakt, lijkt daar ook van te getuigen.
6.8.
Voorts is niet aannemelijk dat de gaskraan en de waterkraan zouden zijn opengedraaid door een derde, een insluiper of een vandaal. [de schoonzoon van geintimeerde] heeft verklaard de caravan op slot te hebben aangetroffen, er was geen schade. Ook het kastje waarin de hoofdkraan voor het gas zich bevond was op slot. Dat het slotje niet geheel op “twaalf uur” stond doet niet af aan het feit dat het kastje op slot was. Dat er desalniettemin ingebroken zou zijn heeft [appellant 2] niet aannemelijk gemaakt c.q. onvoldoende onderbouwd gesteld.
6.9.
Ook het hof hecht (zie ook r.o. 4.4. van het vonnis waarvan beroep) grote waarde aan het water- en gasverbruik over de periode tot 18 december 2015, de dag dat het uitstromende water en de schade werden ontdekt. Volgens de energiefactuur van 12 november 2015 is in het seizoen 2015 (dus tot 12 november 2015 of kort daarvoor) in totaal slechts 12 m3 gas verbruikt. De stelling van [appellanten c.s.] dat het slechts een aanname is van [geïntimeerde] dat de meterstanden voor deze rekening begin november 2015 zijn opgenomen (zie punt 34 memorie van grieven) verwerpt het hof. Dat meterstanden worden opgenomen kort voor de factuur verschijnt is gebruikelijk. Niet is onderbouwd waarom dat in dit geval anders zou zijn. Bij factuur van 24 juni 2016 is een aansluitend gasverbruik van 205 m3 in rekening gebracht en een waterverbruik van 1.387 m3. Hieruit blijkt dat in een periode van een maand vanaf 18 november 2015 zo’n 1.387 m3 water is uitgestroomd en 205 m3 gas. In het licht van het door [deskundige] uitgevoerde onderzoek over de doorstroomcapaciteit van de waterleidingen in de stacaravan, waarbij [deskundige] concludeert dat deze capaciteit bij openstaande watertappunten in een periode van 31 dagen minimaal 1.339 m3 en maximaal 1.562 m3 kan bedragen, strookt het verbruik van [geïntimeerde] van 1.387 m3 aan water met het open staan van de waterleidingen sinds 18 november 2015.
6.10.
De bezwaren van [appellanten c.s.] tegen het rapport van [deskundige] (die hij heeft herhaald in punt 27 van de memorie van grieven en bij grief zes) verwerpt het hof met dezelfde overweging als de kantonrechter in het bestreden vonnis in overweging 4.5. [appellanten c.s.] heeft zich in eerste aanleg en in hoger beroep over dit rapport uitgelaten zodat van schending van hoor- en wederhoor geen sprake (meer) is, wat daar overigens verder ook van zij bij een partijdeskundigenrapport. Voorts is de betwisting van [appellanten c.s.] van het rapport van [deskundige] niet onderbouwd, ook niet in hoger beroep, zodat het hof ook om die reden hieraan voorbij zal gaan.
6.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen falen grieven één en tot en met zes in principaal hoger beroep.
6.12.
Ook grief zeven in principaal hoger beroep faalt. [appellanten c.s.] is in eerste aanleg terecht in de proceskosten veroordeeld.
6.13.
Het bewijsaanbod van [appellanten c.s.] wordt gepasseerd omdat dit niet is toegesneden op een of meer stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
6.14.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten c.s.] in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 716,00
- salaris advocaat € 2.782,00 (2 punten x tarief € 1.391,00).
In het incidenteel hoger beroep
6.15.
Omdat een deel van de gevorderde schadevergoeding door de kantonrechter is afgewezen, heeft [geïntimeerde] incidenteel hoger beroep ingesteld. Met haar eerste grief in incidenteel hoger beroep komt zij op tegen de door de kantonrechter in rechtsoverweging 4.7. schattenderwijs vastgestelde waarde van de stacaravan van € 5.000,00. [geïntimeerde] betoogt dat uit de door haar overgelegde stukken (producties 15 en 29) blijkt dat de waarde van de caravan om en nabij de € 12.500,00 zou liggen.
6.16.
Deze grief faalt. Evenals de kantonrechter is ook het hof van oordeel dat de ongemotiveerde verklaring van de caravanhandelaar, die de caravan van [geïntimeerde] heeft opgeruimd, en de advertenties van marktplaats onvoldoende onderbouwing vormen voor de stelling dat de twintig jaar oude caravan een waarde zou hebben van € 12.500,00. De advertenties op marktplaats betreffen vraagprijzen en geen verkoopprijzen en de stelling dat de plaatsing op een populaire camping waarde vermeerderend is, is ook in hoger beroep niet onderbouwd. Het hof kan zich vinden in de door de kantonrechter schattenderwijs vastgestelde waarde van de caravan, inclusief waarde van plaatsing en aansluiting, van
€ 5.000,00.
6.17.
Met haar tweede incidentele grief komt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing van de kosten voor ontruiming van de standplaats. De kantonrechter heeft overwogen dat [geïntimeerde] deze kosten uiteindelijk toch had moeten maken. [geïntimeerde] betoogt dat dit een onjuiste aanname is. [geïntimeerde] zou nog één jaar gebruik hebben willen maken van de caravan om deze daarna te verkopen. Opruimkosten waren dan misschien verdisconteerd in de kooprijs, maar daarmee is in de waardebepaling van de caravan al rekening gehouden.
6.18.
Deze grief faalt. [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij deze kosten heeft gemaakt (een factuur ontbreekt) en ook het hof is van oordeel dat deze kosten in de toekomst hoe dan ook hadden moeten worden gemaakt, hetgeen te meer geldt nu [geïntimeerde] zelf aangeeft nog maar één jaar gebruik te hebben willen maken van de caravan.
6.19.
Voorts heeft [geïntimeerde] haar eis vermeerderd met € 5.088,05 wegens kosten voor de rapportages van [deskundige] van in totaal € 2.232,45 en de nog niet gefactureerde maar wel geoffreerde kosten voor deskundige [de deskundige] (productie 42 memorie van antwoord/incidenteel hoger beroep) van € 2.855,60 (inclusief btw). [appellanten c.s.] heeft deze kosten betwist en voert aan dat de politie had moeten worden ingeschakeld waarvoor geen kosten in rekening zouden zijn gebracht.
6.20.
Op grond van artikel 6:96, lid 2, sub b, BW komen kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen. Het hof is van oordeel dat alleen de kosten voor de rapportages van [deskundige] van in totaal € 2.232,45 aan deze dubbele redelijkheidstoets voldoen. Dit geldt niet voor de gevorderde kosten voor deskundige [de deskundige] die bovendien niet met een factuur zijn onderbouwd, maar alleen met een offerte zodat ook onduidelijk is hoeveel daadwerkelijk in rekening is gebracht aan [geïntimeerde] . De tweede grief in incidenteel hoger beroep slaagt dan ook ten dele in die zin dat [appellant 2] een bedrag van € 2.232,45 aan [geïntimeerde] dient te vergoeden.
6.21.
Als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten c.s.] in de kosten van het incidenteel hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- salaris advocaat € 695,50 (0,5 punt x tarief € 1.391,00).
In het principaal en incidenteel hoger beroep
6.22.
De wettelijke rente is niet betwist en zal daarom worden toegewezen zoals gevorderd.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in principaal en incidenteel hoger beroep:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 12 juli 2017 en (op basis van de vermeerdering van eis door [geïntimeerde] ):
- veroordeelt [appellanten c.s.] hoofdelijk om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 2.232,45 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na heden;
- veroordeelt [appellanten c.s.] hoofdelijk in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 716,00 voor verschotten en op € 2.782,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
- veroordeelt [appellanten c.s.] hoofdelijk in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 695,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.C.J. van Craaikamp en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 december 2019
griffier rolraadsheer