In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van Investments B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak draait om de vraag of er een mondelinge afspraak is gemaakt over de persoonlijke aansprakelijkheid van de geïntimeerde, [geïntimeerde], in verband met een geldlening die was verstrekt aan [de vennootschap] BV. Het hof heeft in een tussenarrest van 27 november 2018 [appellante] toegelaten tot het bewijs van deze afspraak. Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de directeur van [appellante] en medewerkers van de holding. Het hof concludeert echter dat [appellante] niet is geslaagd in het bewijs dat er een dergelijke afspraak is gemaakt. De concept-leveringsakte en de akte van aandelenoverdracht bevatten geen aanwijzingen voor een persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende zijn om te concluderen dat er een overeenkomst van borgtocht of een andere persoonlijke verplichting is ontstaan. Hierdoor vervalt de grond aan de vorderingen van [appellante]. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank, behoudens voor zover het gaat om de proceskostenveroordeling, en wijst de vorderingen van [appellante] af. Tevens wordt [appellante] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan [geïntimeerde] dat eerder is betaald op basis van het vonnis van 26 oktober 2016, vermeerderd met wettelijke rente.