In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Limburg. De verdachte was schuldig bevonden aan uitkeringsfraude gedurende bijna zes jaar en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd naar 9 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte het vertrouwen van de uitkeringsinstantie had geschonden en dat zijn handelen niet alleen de Staat benadeelde, maar ook de sociale solidariteit ondermijnde. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van een derde feit verworpen, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak. De verdediging had aangevoerd dat de gemeente op de hoogte was van de werkzaamheden van de verdachte, maar het hof oordeelde dat dit niet ontsloeg van de plicht om extra inkomsten op te geven. De strafmaat werd gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 9 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.