Toen [minderjarige] nog bij de moeder thuis woonde, ging het heel slecht met hem. Hij verzuimde fors van school, had een verstoord dag- en nachtritme en ernstige slaapproblemen. [minderjarige] was ook heel moe en hij had nauwelijks sociale contacten. De ondertoezichtstelling liep toen al bijna twee jaar en er was al heel wat hulpverlening ingezet. Die hulp leverde echter onvoldoende op. Dit kwam omdat de moeder geen vertrouwen had in de hulp die zij en [minderjarige] kregen. Het lukte haar daarom niet om [minderjarige] te stimuleren om zich voor die hulpverlening in te zetten.
De daghulp bij Pandor was bedoeld om [minderjarige] voor te bereiden op een terugkeer naar school. [minderjarige] heeft hier heel veel verzuimd en uiteindelijk ging hij er bijna helemaal niet meer naar toe. De moeder heeft bij het hof gezegd dat het voor de uithuisplaatsing “supergoed” goed ging met [minderjarige] , maar dat klopt dus niet. Het ging met [minderjarige] niet beter, maar steeds slechter. Het hof kan er zich daarom in vinden dat de rechtbank toen heeft besloten om toestemming te geven voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] op een behandelgroep. Op zo’n groep kan er ook onderzoek worden gedaan naar wat er met [minderjarige] precies aan de hand is en wat voor hulp hij nodig heeft.
Sinds 26 september 2019 verblijft [minderjarige] op de groep bij Pandor. Hij gaat als dagbesteding drie keer per week een paar uur naar een zorgboerderij. [minderjarige] heeft tegen de voorzitter verteld dat hij te weinig energie heeft om de dagbesteding vol te houden. Hij heeft ook gezegd dat hij op dit moment niet naar school kan, omdat hij daarvoor lichamelijk en geestelijk te slecht in zijn vel zit. [minderjarige] heeft verder tegen de voorzitter verteld dat hij sinds kort naar een psycholoog gaat en dat een kinderarts hem lichamelijk zal onderzoeken. Daarna zal hij worden doorverwezen naar een psychiater. Dit loopt allemaal via Pandor.
De gezinsvoogd heeft bij het hof gezegd dat er weinig is veranderd en dat er nog steeds grote zorgen over [minderjarige] zijn. Het hof vindt het daarom in [minderjarige] ’s belang dat hij voorlopig nog bij Pandor blijft wonen, ook omdat er via Pandor nu een onderzoek loopt naar wat hij mankeert en welke behandeling nodig is.
Sinds een paar weken gaat [minderjarige] in het weekend naar huis. Het is een goede ontwikkeling dat de moeder er nu mee akkoord is dat er iemand bij haar thuis komt om haar te helpen bij de opvoeding van [minderjarige] . Zo kan de moeder [minderjarige] helpen om de structuur die hij bij Pandor heeft ook in de weekenden vast te houden. Het hof kan zich voorstellen dat met de nodige hulp de situatie bij de moeder thuis binnen een termijn die te overzien valt, zo zal verbeteren dat [minderjarige] weer bij de moeder kan gaan wonen.
Het hof wil tot slot nog het volgende opmerken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de indruk gekregen dat beide ouders zeer betrokken zijn bij [minderjarige] en veel voor hem over hebben. Dat is helpend voor [minderjarige] . Het hof snapt dat de moeder [minderjarige] zo snel mogelijk weer op school wil krijgen, omdat zij school belangrijk vindt voor zijn toekomst. De moeder moet aan de andere kant beseffen dat dit een ingewikkelde kwestie is. Daarom wordt daar nu juist via Pandor onderzoek naar gedaan.