ECLI:NL:GHSHE:2019:4619

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
200.266.910_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de Jeugdwet

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de ouders van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2019, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 5 juli 2019 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van hun kind werd verlengd. De ouders zijn van mening dat zij in staat zijn om hun kind een veilig en stabiel thuis te bieden, maar de GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben zorgen geuit over de opvoedingscapaciteiten van de ouders, mede door persoonlijke problematiek en eerdere ervaringen met de zorg voor hun andere kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2019 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat, en vertegenwoordigers van de GI en de Raad gehoord. De ouders hebben aangevoerd dat zij zich hebben ingespannen om een goede opvoeding te bieden en dat de uithuisplaatsing gebaseerd is op onjuiste informatie. De GI heeft echter aangegeven dat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan de behoeften van hun kind te voldoen en dat er blijvende zorgen zijn over de opvoedingscapaciteiten van de ouders.

Het hof heeft de wettelijke vereisten voor de verlenging van de uithuisplaatsing beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn. De ouders zijn niet in staat gebleken om de nodige veranderingen door te voeren in hun opvoedingsstijl en de situatie van de minderjarige blijft zorgwekkend. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 19 december 2019
Zaaknummer : 200.266.910/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/263963 / JE RK 19-1118
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
en
[de vader] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna ieder afzonderlijk te noemen: de moeder en de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. N.V.T. Cremers,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, de gecertificeerde instelling (hierna te noemen: de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 5 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen met betrekking tot de machtiging uithuisplaatsing en - opnieuw rechtdoende - te bepalen dat [minderjarige] thuis wordt geplaatst, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2019.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de ouders, bijgestaan door mr. E.W.J.M. van Bree, kantoorgenoot van mr. Cremers;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de GI d.d. 23 oktober 2019;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de ouders d.d. 7 november 2019;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de ouders d.d. 15 november 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige]) geboren.
De moeder heeft het gezag over [minderjarige].
3.2.
[minderjarige] staat sinds 13 mei 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is uitgesproken tot 13 mei 2020.
3.3.
[minderjarige] is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 13 mei 2019 uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin, waar zij sinds 25 april 2019 al verbleef.
Zij verblijft sinds 6 juli 2019 in het huidige (perspectief biedend) pleeggezin.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de aan de GI verleende machtiging uithuisplaatsing verlengd voor de resterende termijn tot uiterlijk 13 mei 2020.
3.5.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De ouders voeren, kort samengevat, het volgende aan.
Zij hebben bewust voor deze zwangerschap gekozen. Zij hebben zich samen met Jeugdzorg ingezet om [minderjarige] een stabiel en veilig thuis te bieden. Voorafgaand aan de geboorte van [minderjarige] hebben de ouders geoefend met een pop.
Vanuit het ziekenhuis zijn er positieve geluiden over de ouders gekomen en ook de kraamhulp heeft aangegeven dat de ouders het thuis goed deden.
Er kwamen vervolgens verschillende medewerkers van Anacare bij de ouders over de vloer die ieder afzonderlijk met verschillende adviezen kwamen, hetgeen voor de ouders erg verwarrend was.
De uithuisplaatsing berust voor een deel op onwaarheden en foutieve informatie.
Er zijn een aantal punten verkeerd geïnterpreteerd en naar voren gebracht, hetgeen ook blijkt uit de brief van de kinderarts.
Er is nu slechts zes uur contact per week, waardoor het lastig is om signalen van [minderjarige] te plaatsen en een band op te bouwen. Ouders krijgen niet de kans om te laten zien dat zij voor [minderjarige] kunnen zorgen. Uit het laatste verslag van Anacare blijkt overigens dat het contact tussen [minderjarige] en de ouders goed verloopt.
De ouders erkennen dat zij hulp nodig hebben in de opvoeding, maar er is onvoldoende gekeken naar de mogelijkheden binnen de thuissituatie.
3.7.
De raad voert, kort samengevat, het volgende aan.
Er is sprake van een gezin dat permanent begeleiding en ondersteuning nodig zal hebben vanuit de hulpverlening. Het is dan onvermijdelijk dat er verschillende mensen over de vloer komen die verschillende adviezen geven. Dit zal in ieder geval de nodige onrust blijven geven. Niet alleen voor de ouders, maar ook voor [minderjarige].
Van een terugplaatsing bij de ouders kan eerst sprake zijn als er bij de ouders gezien wordt dat zij voldoende leerbaar zijn. Tot op heden wordt dit slechts in beperkte mate gezien.
3.8.
De GI voert, kort samengevat, het volgende aan.
Er zijn veel zorgen over de ouders, namelijk:
  • de emotionele en fysieke beschikbaarheid van de ouders is beperkt;
  • er blijven zorgen bestaan over de sensitiviteit en responsiviteit van de ouders;
  • ouders hebben moeite met het automatiseren en generaliseren van het aangeleerde;
  • ouders pakken zaken weinig zelf op;
  • ouders zijn veelal bezig met eigen behoeftes in plaats van met de behoeftes van [minderjarige];
  • ouders tonen weinig inzicht in hun eigen problematiek en de betekenis hiervan voor [minderjarige];
  • de balans in het gezin is wankel en er bestaan weinig compenserende factoren.
Ouders zijn door hun persoonlijk functioneren en persoonlijke problematiek onvoldoende in staat om tegemoet te komen aan de behoeftes van [minderjarige]. [minderjarige] moet op zijn minst op één ouder kunnen terugvallen die emotioneel en fysiek beschikbaar is.
Er wordt gezien dat signalen vanuit [minderjarige] door de ouders niet goed worden opgepakt.
Een complicerende factor is dat de moeder te kampen heeft met MS, waardoor zij lichamelijke en psychische klachten heeft. Bij vader bestaat het vermoeden dat er sprake is van een beperking. Hij houdt vast aan eerder geleerde technieken die inmiddels niet meer passend zijn voor [minderjarige] en hij komt niet tot alternatieven.
Gedurende langere tijd kon de moeder geen toestemming geven om de omgang met [minderjarige] bij de ouders thuis te laten plaatsvinden. Dit was voor haar te emotioneel. De omgang vindt sinds kort wel bij de ouders thuis plaats, maar zal in frequentie worden teruggebracht naar één keer per week. Omgang op meerdere momenten per week is voor [minderjarige] niet haalbaar. Het aantal uren zal echter niet worden teruggebracht. Dit zal rustiger zijn voor [minderjarige] en hierdoor kunnen ouders beter laten zien of zij voldoende pedagogische vaardigheden hebben.
Ten aanzien van het perspectief van [minderjarige] zal de GI in december haar visie gaan bepalen.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.9.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.9.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen beoordeling en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b BW.
3.9.4.
Uit het raadsrapport komt naar voren dat er al veel zorgen waren over de veiligheid van [minderjarige] voordat zij was geboren. Deze zorgen waren enerzijds gelegen in de woonsituatie van de ouders en anderzijds in het persoonlijke functioneren en in de persoonlijke problematiek van de ouders.
[minderjarige] is het vierde kindje van de moeder. De drie oudste kinderen van de moeder wonen door omstandigheden in een netwerkpleeggezin.
Verder is gebleken dat de moeder te kampen heeft met MS, waardoor zij met periodes lichamelijke en psychische klachten (neuropsychiatrische symptomen) heeft.
Ten aanzien van de vader zijn er vermoedens dat er sprake is van een verstandelijke beperking, maar dit moet nog worden onderzocht. Vast staat in ieder geval dat er voor de vader ambulante begeleiding is ingezet, omdat hij moeite heeft om zaken te regelen en om afspraken na te komen.
3.9.5.
Ondanks de inzet van intensieve opvoedondersteuning is het de ouders nog niet gelukt om de zorgen die er ten tijde van de uithuisplaatsing reeds waren, mede gezien in het licht van het verleden, weg te nemen.
Enerzijds is het voor de GI lastig gebleken om voldoende zicht te krijgen op de mogelijkheden en pedagogische vaardigheden van de ouders. Het is regelmatig voorgekomen dat één van de ouders niet bij de contactmomenten aanwezig was en het heeft lang geduurd voordat de moeder emotioneel gezien in staat was om de contactregeling in de thuissituatie te laten plaatsvinden.
Dit klemt te meer, omdat er in de thuissituatie beter kan worden beoordeeld of de ouders over voldoende vaardigheden beschikken om [minderjarige] met de nodige hulpverlening en ondersteuning thuis op te voeden en of zij in staat zijn om [minderjarige] een veilige en voorspelbare opvoedingsomgeving te bieden.
Anderzijds blijkt uit de verslagen van Anacare dat er ook nog steeds zorgen zijn over het persoonlijk functioneren van de ouders.
Op zichzelf verlopen de contacten tussen [minderjarige] en de ouders goed. Hierbij wordt ook gezien dat de ouders het beste met [minderjarige] voor hebben.
Echter, uit de stukken van Anacare en van de GI blijkt dat de emotionele beschikbaarheid en draagkracht bij beide ouders beperkt is. Het komt voor dat de ouders door hun eigen behoeftes in beslag worden genomen, waardoor zij de behoeftes van [minderjarige] uit het oog dreigen te verliezen. Omdat beide ouders onzeker zijn en aansturing nodig hebben, zijn zij in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] onvoldoende in staat om elkaar aan te vullen. Daarbij is van belang dat de leerbaarheid van de ouders in beperkte mate zichtbaar is, zodat de inzet en bijsturing vanuit Anacare noodzakelijk blijft.
In onverwachte en nieuwe situaties weten de ouders niet goed bij [minderjarige] aan te sluiten. Met name bij de vader is meerdere keren gezien dat hij vaardigheden blijft toepassen die niet meer bij de leeftijd van [minderjarige] passen.
[minderjarige] is zich bovendien aan het ontwikkelen, terwijl de ouders niet goed in staat zijn om hierin mee te groeien, nog daargelaten dat er, naarmate [minderjarige] ouder wordt, van de ouders vaardigheden worden verwacht die meer behelzen dan zij thans kunnen bieden.
3.9.6.
Dit alles maakt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] in het belang van haar verzorging en opvoeding nog steeds noodzakelijk is.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
3.11.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 5 juli 2019;
compenseert de proceskosten in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.L. Schaafsma-Beversluis en
H. van Winkel en is op 19 december 2019 uitgesproken door mr. E.L. Schaafsma-Beversluis in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.