ECLI:NL:GHSHE:2019:4607

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
200.264.356_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake erfgrens en hinderpreventie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingeleid door de man, appellant, tegen de vrouw, geïntimeerde. De zaak betreft een geschil over de erfgrens en het uitsluitend gebruik van een perceel, waarbij de man vorderingen heeft ingesteld om hinder te voorkomen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 8 augustus 2019, waarbij de man in hoger beroep ging tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, dat op 11 juli 2019 was gewezen. De rechtbank had in eerste aanleg de man als eiser en de vrouw als gedaagde in conventie en eiser in reconventie aangemerkt.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof besloten om een descente te gelasten, wat inhoudt dat het hof ter plaatse de situatie zal opnemen. Dit is bedoeld om een beter inzicht te krijgen in het geschil. Daarnaast is er een comparitie van partijen gepland, waarbij de partijen de gelegenheid krijgen om informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken. Het hof heeft ook aangegeven dat er ruimte is voor het bespreken van een minnelijke regeling en eventueel mediation.

De uitspraak van het hof is gepland op 19 februari 2020, waarbij partijen in persoon moeten verschijnen, samen met hun advocaten, om de situatie ter plaatse op te nemen en later op de dag om de procedure verder te bespreken. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.264.356/01
arrest van 17 december 2019
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. E. Meuwissen te Maastricht,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A.J.A. Luijten te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 8 augustus 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 11 juli 2019, gewezen tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/265690 / KG ZA 19-277)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
  • de memorie van antwoord tevens incidenteel appel met producties en vermeerdering van eis;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel.
Geïntimeerde heeft comparitie gevraagd.

3.De beoordeling

3.1.
In de aard van het geschil ziet het hof aanleiding om in de onderhavige zaak een descente te gelasten, waarna aansluitend op het hof een comparitie van partijen gehouden zal worden. De descente heeft tot doel de situatie ter plaatse op te nemen. De comparitie heeft tot doel informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken. Tevens kan de comparitie worden benut om een minnelijke regeling te beproeven. Desgewenst kan ter zitting verwijzing van de zaak naar mediation worden besproken. De partijen zullen bij de comparitie in de gelegenheid worden gesteld om de zaak kort toe te lichten.
3.2.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon tezamen met hun advocaten op
woensdag 19 februari 2020 om 9.30 uurzullen verschijnen voor het hof op het adres [adres] te [postcode] [plaats] , met als doel de situatie ter plaatse op te nemen;
bepaalt dat partijen in persoon bijgestaan door hun advocaten op
woensdag 19 februari 2020 om 13.30 uurzullen verschijnen op de zitting van het hof in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch, met als doel informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken, alsmede het beproeven van een minnelijke regeling;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. van Reijsen, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 december 2019.