ECLI:NL:GHSHE:2019:4557

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
20-004010-17 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schattingszaak wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt in woning

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt in een woning. De betrokkene, geboren in 1964, had eerder een verplichting opgelegd gekregen tot betaling van een bedrag van € 28.394,00 aan de Staat, als gevolg van de hennepteelt. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde vordering gedaan, waarbij ook de medeverdachte betrokken was. De verdediging heeft betoogd dat er geen eerdere oogst was en dat de vordering tot ontneming afgewezen moest worden.

Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, maar heeft de meeste onderdelen overgenomen en verbeterd. Het hof heeft vastgesteld dat er in de woning van de betrokkene meerdere goederen zijn aangetroffen die verband houden met de hennepteelt, en dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van een eerdere oogst. De kosten van de hennepkwekerij zijn in mindering gebracht op het geschatte voordeel, wat resulteerde in een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van € 28.244,00. Het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen, op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de uitspraak is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004010-17 (OWV)
Uitspraak : 9 december 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 december 2017 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-866141-16 tegen:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep is het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vastgesteld op een bedrag van € 28.394,00 en aan hem de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het op dat bedrag geschatte voordeel.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormelde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kan worden geschat, zal vaststellen op € 28.394,00 en aan de betrokkene de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van het op dat bedrag geschatte voordeel, met de bepaling dat hij daartoe hoofdelijk verbonden is met de medeverdachte in de hoofdzaak, [medeverdachte] . Subsidiair is gevorderd dat alleen aan de betrokkene ter zake van het wederrechtelijk verkregen voordeel een betalingsverplichting ter hoogte van € 28.394,00 zal worden opgelegd.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden afgewezen, omdat er geen sprake is van een eerdere oogst en de betrokkene dus geen voordeel heeft genoten. Subsidiair is betoogd dat de ontnemingsvordering tot een lager bedrag zal worden toegewezen.
Uitspraak waarvan beroep
De uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet op alle onderdelen kan verenigen. Het hof zal de uitspraak van de rechtbank hierna wel grotendeels overnemen en op onderdelen verbeteren dan wel aanvullen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot de vaststelling van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 28.394,00 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het op dat bedrag geschatte voordeel. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal, zoals hierboven vermeld, eenzelfde vordering gedaan, zij het dat er sprake is van hoofdelijke verbondenheid met de medeverdachte in de hoofdzaak, [medeverdachte] . Subsidiair is gevorderd dat alleen aan de betrokkene ter zake van het wederrechtelijk verkregen voordeel een betalingsverplichting ter hoogte van € 28.394,00 zal worden opgelegd.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen (p. 2 en 3 van de uitspraak en de aanvulling op de verkorte uitspraak), en neemt deze over van de rechtbank, met in achtneming van het hierna volgende.
In de “aanvulling verkorte uitspraak” is in voetnoot 1. het proces-verbaalnummer van de politie niet helemaal juist vermeld. De aanvulling dient verbeterd te worden gelezen, in die zin dat er staat:
proces-verbaalnummer PL2300-2015210172.
Daarnaast wordt in de “aanvulling verkorte uitspraak” op p.1 bewijsmiddel B, te weten de rapportage elektriciteitsmeting d.d. 12 april 2016, geschrapt. Nu het een meting betreft die niet alleen de woning van de verdachte maar drie adressen beslaat, zal het hof de resultaten van de meting niet bezigen tot het bewijs. Dit betekent dat ook de laatste zin van de vijfde alinea van pagina 2 van de uitspraak (“Er zijn bovendien netmetingen die duiden op een kweek daterend van voor de aangetroffen kweek”) door het hof niet wordt overgenomen.
Ten aanzien van de kosten van de hennepkwekerij vult het hof de uitspraak van de rechtbank als volgt aan.
Aan bewijsmiddel D. op p. 2 van de aanvulling verkorte uitspraak wordt de volgende tekst toegevoegd:
(pag. 32-33)
Keuken:
Rechts op de afzuigkap werden meerdere enveloppen aangetroffen, waaronder een enveloppe met opschrift: “350 geurding”; 100 voeding; 150 knippen [medeverdachte] ; 200 plantjes; 300 garage; 900; 2000 john; 4000.” De naam van de bewoonster is “ [medeverdachte] ”.
Het hof overweegt over de laatste aanvulling als volgt.
Op de afzuigkap in de keuken van de op 13 april 2016 door de betrokkene en de medeverdachte in de hoofdzaak, [medeverdachte] , bewoonde woning aan de [pleegplaats] werd een envelop aangetroffen met daarop tussen de teksten “350 geurding”, “100 voeding” en “200 plantjes” de tekst “150 knippen [medeverdachte] ”. [medeverdachte] is de voornaam van de medeverdachte in de hoofdzaak, [medeverdachte] . Uit de omstandigheden dat de tekst “150 knippen [medeverdachte] ” staat tussen termen die verband houden met de hennepteelt en ook daadwerkelijk een hennepkwekerij is aangetroffen, leidt het hof af dat [medeverdachte] van de betrokkene een vergoeding heeft ontvangen van € 150,00 voor het knippen van hennepplanten. Dat het zou gaan om kosten voor kapperswerkzaamheden, zoals eerst ter terechtzitting van het hof is verklaard, is voor het hof geenszins aannemelijk geworden. In haar verhoor bij de politie verklaarde [medeverdachte] nog dat zij naast haar inkomsten bij [werkgever] en daarvoor bij [werkgever] geen andere vormen van inkomsten genoot (dossierpagina 88 van het politiedossier).
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door de betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten.
Naar het oordeel van het hof dienen ook de hiervoor genoemde kosten van het knippen van hennep ter hoogte van € 150,00, die in directe relatie staan met het delict en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat het totaal netto wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene bedraagt:
Eerste kweekruimte
bruto opbrengst € 14.797,39
kosten € 2.312,28 -/-
Tweede kweekruimte
bruto opbrengst € 18.907,56
kosten € 2.998,20 -/-
-----------------------------------------------
saldo: € 28.394,47
kosten knippen € 150,00 -/-
-------------------------------------------------
netto opbrengst € 28.244,47
(afgerond € 28.244,00)
Verweren in hoger beroep
Namens de betrokkene is ter terechtzitting in hoger beroep onder verwijzing naar eerdere uitspraken van dit hof nog bepleit dat omstandigheden zoals kalkafzetting, stof op koolstoffilters en stof op voorwerpen niet hoeven te betekenen dat sprake is geweest van een eerdere oogst. In de betreffende uitspraken was door de betrokkene verklaard dat de in de hennepkwekerij aangetroffen materialen gebruikt en smerig waren dan wel dat de in de kwekerij aanwezige apparatuur en overige attributen tweedehands waren aangeschaft. Zulks heeft de verdachte echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld met facturen of anderszins.
Bovendien is het oordeel van het hof dat sprake is geweest van één eerdere oogst tevens gebaseerd op de omstandigheid dat in de woning van de betrokkene niet alleen in de kweekruimtes in de kelder, maar ook elders in de woning aan de hennepteelt gerelateerde goederen zijn aangetroffen. In het bijzonder zijn in de garage van de woning droognetten met hennepresten aangetroffen en lag daar ook een henneptop. Mede gelet op de notities die zijn aangetroffen op de envelop op de afzuigkap in de keuken, is daarmee ook voor het hof komen vast te staan dat er in ieder geval sprake is geweest van één eerdere oogst.
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat er twee kweekruimtes waren en dat er in het voordeel van de betrokkene van moet worden uitgegaan dat er slechts in één ruimte is geoogst. Volgens de raadsman zijn er bijna geen groeimiddelen in het pand aangetroffen. Ook aan dit verweer gaat het hof voorbij. Nog los van het feit dat in de garage van de woning drie flessen van het groeimiddel PH+ Pro van het merk Canna zijn aangetroffen (dossierpagina 40 van het politiedossier), valt op dat de planten in zowel kweekruimte 1 als kweekruimte 2 ongeveer 75 cm hoog waren en dus even groot (dossierpagina 6; proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij). Op grond daarvan is voor het hof voldoende aannemelijk geworden dat in beide ruimtes gelijktijdig werd geteeld en zulks maakt het des temeer aannemelijk dat ook eerder gelijktijdig werd geoogst. Ook het hof gaat derhalve net als de rechtbank bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van een opbrengst gebaseerd op 335 hennepplanten.
Het verweer wordt verworpen.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op grond van de aantekening op de envelop op de afzuiger dat aan medebewoonster en echtgenote [medeverdachte] een bedrag van € 150,00 voor het knippen moest worden betaald, gaat het hof ervan uit dat de betrokkene genoemd voordeel alleen en niet samen met de [medeverdachte] heeft genoten.
De toegepaste wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
28.244,00 (achtentwintigduizend tweehonderd-vierenveertig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 28.244,00 (achtentwintigduizend tweehonderdvierenveertig euro).
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. R.R. Everaars-Katerberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 9 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.