Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6511840 CV EXPL 17-5429)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 juli 2018 met grieven;
- de schriftelijke conclusie van eis van [appellante] van 14 augustus 2018;
- de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van [geïntimeerde] van 29 januari 2019 met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellante] van 12 maart 2019.
3. De beoordeling
Emsan.
Emsanblijken te liggen bij de Duitse vennootschap EMSA GmbH (verder: EMSA).
Cease and Desist Declaration) geaccepteerd zou hebben. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellante] dit bedrag geheel mag verrekenen met het openstaande bedrag van € 16.671,85, zodat een bedrag van € 14.697,95 resteert. Dit bedrag is in conventie toegewezen, met de contractuele rente en met € 941,72 aan buitengerechtelijke incassokosten. Voor het overige is de vordering van [geïntimeerde] afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat aan de voorwaardelijke reconventie niet wordt toegekomen zodat daarop niet behoeft te worden beslist. [appellante] is in conventie en in reconventie veroordeeld in de proceskosten.
Emsan-producten heeft [geïntimeerde] vervolgens ook een regeling getroffen, maar deze regeling had geen betrekking op [appellante] / [de vennootschap 3] aangezien [de vennootschap 3] inmiddels zelf contact had gezocht met EMSA en uiteindelijk, nadat een verstekvonnis tegen haar was gewezen, met EMSA een vaststellingsovereenkomst, hiervoor in 3.1 onder i) vermeld, had gesloten. [appellante] heeft deze stelling van [geïntimeerde] betwist. Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] deze stelling onvoldoende concreet onderbouwd; volgens [geïntimeerde] is dat wel het geval en heeft [appellante] deze onvoldoende gemotiveerd betwist.
primaireverweer tegen het beroep op verrekening door [appellante] , zodat in dat geval het volledige openstaande factuurbedrag toewijsbaar is. Wanneer [geïntimeerde] niet in dit bewijs slaagt, worden haar grieven in het incidenteel appel verworpen en komt het principaal appel van [appellante] tegen het slagen van het
subsidiaireverweer van [geïntimeerde] aan de orde.