Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5506124 CV EXPL 16-6109)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
eerste griefvan [appellant] is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] eigenaar/bezitter is van de hond “Lila”. [appellant] betwist dat [geïntimeerde] en zijn echtgenote in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en de hond samen hebben gekocht en in eigendom verkregen. Omdat [appellant] deze betwisting op geen enkele wijze heeft gemotiveerd moet daaraan worden voorbijgegaan. [appellant] had tegenover het feit dat [geïntimeerde] de hond ten tijde van het incident onder zijn hoede had en onder opgave van bewijsstukken als eigenaar aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van kosten ten minste enig feit moeten stellen waaruit kan volgen dat een derde eigenaar is van “Lila”. Een zodanig feit is niet de enkele vermelding op een factuur van Hydrotherapiecentrum voor Honden te [vestigingsplaats] “Naam eigenaar [de eigenaar] ”.
tweede griefheeft betrekking op het verweer van [appellant] dat [geïntimeerde] eigen schuld treft. Dit verweer houdt kort samengevat in dat [geïntimeerde] niet aanwezig had mogen zijn op de plaats van het incident. Ook deze grief faalt. Als [geïntimeerde] al wist dat hij bij het hek had moeten wachten, is dit niet een relevante omstandigheid in de zin van art. 6:101 lid 1 BW. De schade is immers niet een gevolg van het feit dat [geïntimeerde] zich niet aan de regels heeft gehouden, maar een gevolg van het feit dat de hond van [appellant] niet onder controle werd gehouden én door een gat in het hek bij “Lila” kon komen. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat [appellant] als bezitter van zijn hond op grond van art. 6:179 BW een risicoaansprakelijkheid heeft waardoor toerekening aan de benadeelde in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is.
derde griefbestrijdt de omvang van de door [geïntimeerde] geleden schade. Uitgangspunt is dat [geïntimeerde] de omvang van de door hem geleden schade moet stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting aannemelijk moet maken. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in productie 4 bij de dagvaarding een specificatie gegeven van de door hem en zijn echtgenote gemaakte kosten. Het hof acht in dit verband voldoende dat deze kosten zijn betaald door [geïntimeerde] of zijn echtgenote, ook al treedt de laatste in deze procedure niet op als procespartij. Onvoldoende betwist is immers dat tussen [geïntimeerde] en zijn echtgenote een gemeenschap van goederen bestaat zodat alle betalingen in elk geval ten laste van de gemeenschap zijn gekomen. Het ligt op de weg van [appellant] aan de hand van concrete bezwaren aan te voeren dat de in rekening gebrachte bedragen niet of niet in voldoende mate zijn aannemelijk gemaakt. [appellant] heeft echter de gespecificeerde bedragen onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij kan bij overgelegde nota’s niet volstaan met de bewering dat niet is aangetoond dat deze bedragen zijn betaald en het is niet voldoende de (medische) noodzaak zonder enige toelichting in twijfel te trekken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is dat het hier gaat om een ernstig incident waarbij de hond van [geïntimeerde] zeer fors letsel heeft opgelopen. Nu de verzekering van [geïntimeerde] uit coulanceoverwegingen een bedrag van EUR 1.500 aan [geïntimeerde] heeft uitgekeerd, welke uitkering in mindering strekt op het door [geïntimeerde] van [appellant] gevorderde schadebedrag, mag naar het oordeel van het hof bovendien worden aangenomen dat het door [geïntimeerde] van [appellant] gevorderde schadebedrag kan worden toegerekend aan posten waarover in redelijkheid geen twijfel kan bestaan. Uit de specificatie van de kosten kan in redelijkheid worden afgeleid dat het kosten betreft die verband houden met letsel van de aangevallen hond. Er bestaat geen aanwijzing dat ook andere kosten dan die verband houden met dit letsel in de schadevergoeding zijn betrokken. Voor zover nodig begroot het hof de schade op het door de kantonrechter toegewezen bedrag.
vierde grief is gericht tegen de toewijzing van buitengerechtelijke kosten. [appellant] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de gemachtigde van [geïntimeerde] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, zodat toewijzing van deze kosten in overeenstemming met het gebruikelijke tarief juist is.
vijfde griefklaagt tevergeefs over de veroordeling in de proceskosten. [appellant] blijft immers in het ongelijk gestelde partij
.