6.4.1.Zoals het hof in overweging 3.4.4. van het tussenarrest heeft opgemerkt, wijst de tekst in de richting van de door [geïntimeerde] gestelde uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Meer in het bijzonder wijst het hof daarbij op de volgende passages uit de overeenkomst:
- “(…) “(…) In aanmerking nemende dat
………………..
e) Projectontwikkelaar ( [appellante] /Hof) te kennen heeft gegeven het plan voor [roepnaam van geintimeerde] ( [geïntimeerde] /Hof) verder te willen ontwikkelen
en uit te voeren(cursivering Hof) (…)”
- “(…) Artikel 4 Waarde inbreng [roepnaam van geintimeerde]
De inbreng en inspanningen door [roepnaam van geintimeerde] , zoals deze in artikel 2 en 3 werden opgesomd, zijn begroot op zeshonderd en vijfenzeventig duizend euro en nu eurocenten exclusief wettelijk van toepassing zijnde belastingen. Partijen komen overeen dat geen indexering (in plus of min) van toepassing is of kan worden op de overeengekomen hoogte van de inbreng van [roepnaam van geintimeerde] (…)”
- “(…) “(…) Artikel 5 Vergoeding inbreng en inspanning [roepnaam van geintimeerde]
wordt door projectontwikkelaar vergoed in tien gelijke delen van de waarde zoals genoemd in artikel 4. De waarde van een tiende deel komt overeen met zevenenzestig duizend en vijfhonderd euro en nu eurocenten exclusief wettelijk van toepassing zijnde belastingen. De betaling van de overeengekomen vergoeding vindt plaats op de volgende tijdstippen, te weten:
a. Na ondertekening van deze overeenkomst tweetiende deel van de waarde zoals genoemd in artikel 4 zijnde honderd en vijfendertig duizend en nul eurocenten, te voldoen via Notariskantoor [notariskantoor] uit [standplaats] op moment dat de in artikel 9 genoemde hypothecaire zekerheid kan worden gevestigd.
b. Bij elke verkoop van een appartement met daarbij behorende grondquote, ingaande vanaf het derde appartement, eentiende deel van de waarde zoals genoemd in artikel 4 zijnde zevenenzestig duizend en vijfhonderd euro en nul eurocenten exclusief van toepassing zijnde belastingen.
c. Indien de projectlocatie minder dan tien appartementen kan herbergen worden de laatste eentiende delen van de waarde zoals genoemd in artikel 4 in een keer uitgekeerd bij de verkoop van het laatste appartement.
d. Indien de projectlocatie meer dan tien appartementen kan herbergen houden de vergoedingen op bij de tiende eentiende vergoeding.
e. Een ingebruikneming van een appartement door projectontwikkelaar of een derde staat gelijk aan de verkoop van een appartement en zal dientengevolge door partijen worden aangemerkt als een tijdstip van vergoeding zoals in het voorgaande in dit artikel werd bedoeld.
f. Indien het laatste of de laatste appartement(en) onverkocht blijven worden de nog resterende nog niet uitgekeerde eentiende delen vergoed, in een keer op de 1.095 dag (=drie jaar) nadat het appartementsgebouw wind en waterdicht werd opgeleverd.
- “(…) “(…) Artikel 6 Inbreng projectontwikkelaar
d) De bouw van het gehele complex zal worden gefinancierd door de
projectontwikkelaar
e) De verkoop zal door of namens de projectontwikkelaar geschieden (…)”
- “(…) “(…) Artikel 7 Inspanningen te leveren door projectontwikkelaar
Door of namens de projectontwikkelaar zal het project verder worden uitontwikkeld (…)”
- “(…) “(…) Artikel 8 Vergoeding inbreng en inspanning projectontwikkelaar
De inbreng en inspanningen te leveren door de projectontwikkelaar zullen worden vergoed uit de opbrengsten van de verkochte appartementen met inachtneming van hetgeen is opgenomen in artikel 5. Alle meer- of minderwaarde dan hetgeen is opgenomen in artikel 4 en 5 is ten gunste of ten nadele van de projectontwikkelaar (…)”
- “(…) “(…) Artikel 11 Aanvang en einde van de samenwerking
De samenwerking om te komen tot de ontwikkeling en realisatie van een appartementencomplex op de percelen zoals genoemd in de considerance (hof: bedoeld wordt: considerans) kan eindigen op de volgende momenten (…)
a) Op een moment dat de gehele vergoeding zoals genoemd in artikel 4 aan [roepnaam van geintimeerde] werd voldaan.
b) Op een moment dat de gemeente Sluis (…) schriftelijk te kennen heeft gegeven geen medewerking meer te (…) aan de realisatie van een appartementencomplex.
c) (…)”
- “(…) “(…) Artikel 12 Bijzondere bepalingen
h) Met betrekking tot het tijdstip van aanvang van de bouwwerkzaamheden is bepaald dat dit gelijk valt met de verkoop van het zevende appartement, het aan te kopen appartement van [roepnaam van geintimeerde] (…) is daarbij niet inbegrepen (…)”
Uit de tekst van deze passages kan worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat [appellante] ook daadwerkelijk het ontwikkelde plan zou uitvoeren in de zin van dat zij de appartementen zou verkopen en tot de bouw daarvan zou overgaan na de verkoop van het zevende appartement, dat van [geïntimeerde] daarbij niet meegerekend. Uit de tekst van de overeenkomst zelf kan niet worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat [appellante] het recht toe kwam om van de verkoop van de ontwikkelde appartementen (en in het vervolg daarop van de bouw daarvan) af te zien indien de marktonwikkelingen ten aanzien van onroerend goed zodanig zouden zijn, dat de vooraf begrote opbrengst van het project niet gehaald zou worden. Een dergelijke opschortende of ontbindende voorwaarde valt niet te lezen in de bewoordingen van de overeenkomst. Integendeel, artikel 8 van de overeenkomst bevat in de kern een voorziening voor het geval de markt zich gunstiger of slechter zou ontwikkelen, terwijl in artikel 11 de mogelijkheden om de overeenkomst tussen partijen te doen eindigen is omschreven en in dat artikel niet is opgenomen dat de overeenkomst eindigt indien de begrote opbrengst van het project, die overigens niet in de overeenkomst wordt vermeld, bij verkoop van de appartementen door [appellante] niet gehaald zou worden.
6.4.2.Het hof is van oordeel dat de inhoud van de hiervoor opgenomen getuigenverklaringen voormelde, door [geïntimeerde] voorgestane, uitleg van hetgeen partijen in voormelde (door [getuige 4] opgestelde) schriftelijke overeenkomst zijn overeengekomen bevestigt. Daarbij is het volgende van belang:
De getuige [getuige 3] heeft verklaard alleen bij het tekenen van de overeenkomst aanwezig te zijn geweest. Hij heeft niets verklaard over wat partijen bij die gelegenheid over de verplichting tot verkopen en bouwen van de appartementen zouden hebben besproken (en daarmee ook niet over het al dan niet overeengekomen zijn van het recht van [appellante] om bij tegenvallende marktonwikkelingen eenzijdig van de verkoop en de bouw van de appartementen af te zien), terwijl hij noch daarvoor noch daarna bij besprekingen tussen partijen aanwezig is geweest.
De getuige [getuige 2] , een van de directeuren van [appellante] , heeft verklaard dat hij pas in 2012, dus na het sluiten van de overeenkomst, een eerste echt gesprek met [geïntimeerde] heeft gehad, waarbij toen de slechte marktsituatie aan de orde is gekomen. Dat hij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met [geïntimeerde] en/of [getuige 4] heeft besproken dat [appellante] , als de marktsituatie zodanig zou verslechteren dat de in de begroting genoemde prijzen niet gehaald zouden kunnen worden, eenzijdig kon beslissen om niet over te gaan tot de verkoop en de bouw van de appartementen verklaart [getuige 2]
niet.
De getuige [getuige 1] , ook directeur van [appellante] , heeft verklaard niet eerder dan in mei 2013 met [geïntimeerde] te hebben gesproken. Hij heeft
nietverklaard dat hij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met [geïntimeerde] en/of [getuige 4] heeft besproken dat [appellante] zich het recht wenste voor te behouden om, als de marktsituatie zich zodanig zou ontwikkelen dat de begrote prijs voor de appartementen niet haalbaar zou zijn, eenzijdig te beslissen om van de verkoop en de bouw van de appartementen af te zien.
[getuige 4] heeft als getuige verklaard dat hij 90% van de (tekst van de) overeenkomst heeft opgesteld. Hij verklaart dat partijen elkaar voor het tekenen van de overeenkomst met elkaar hebben gesproken, maar kan geen data noemen van die gesprekken. [getuige 4] verklaart dat er ooit over het door [appellante] te behalen rendement is gesproken, maar kan niet specificeren wanneer dat is geweest. [geïntimeerde] , aldus [getuige 4] , had eigenlijk niks met de begroting te maken; die wilde een bepaalde prijs voor zijn panden krijgen. [getuige 4] heeft op de vraag of bedoeld is een verplichting tot bouwen op te leggen afhankelijk van de marktomstandigheden geantwoord, dat wel een verplichting tot bouwen is bedoeld, maar dat om reden van die marktomstandigheden geen tijdspad in de overeenkomst is opgenomen. Hij heeft echter
nietverklaard dat de kwestie van het door [appellante] te behalen rendement voorafgaand aan het tekenen van de overeenkomst tussen Lanoye en [appellante] is besproken en dat daarbij is afgesproken dat dat [appellante] zich het recht had voorbehouden om, als de marktsituatie zich zodanig zou ontwikkelen dat de begrote prijs voor de appartementen niet haalbaar zou zijn, eenzijdig te beslissen om van de verkoop en de bouw van de appartementen af te zien. [getuige 4] heeft verder verklaard dat met het woord “realiseren” in artikel 11 van de overeenkomst inderdaad “bouwen” wordt bedoeld.