ECLI:NL:GHSHE:2019:4530

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
20-000460-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vrijspraak en veroordeling tot gevangenisstraf voor bedreiging wethouder gemeente Bergen op Zoom

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van bedreiging van de wethouder van de gemeente Bergen op Zoom, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte op 20 december 2017 de wethouder heeft bedreigd met zware mishandeling. De bedreigingen werden gedaan via een raadslid en omvatten dreigende uitspraken over het leven en welzijn van de wethouder en zijn gezin. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de bedreigingen en de impact daarvan op het slachtoffer. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de wethouder en zijn familie, en verplicht reclasseringscontact. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen aan het adres van publieke functionarissen en de impact daarvan op de democratische processen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000460-18
Uitspraak : 12 december 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-800957-17 tegen:

[voornamen] [verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres]
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde bedreiging(en) van [voorletters 1] [slachtoffer] , wethouder van de gemeente Bergen op Zoom.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde feit zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 16 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden -kort gezegd- verplicht reclasseringscontact en een contactverbod met [voorletters 1] [slachtoffer] en zijn familie, mede inhoudende een verbod om die [slachtoffer] en zijn familie te fotograferen en een verbod dergelijke foto’s te publiceren.
Namens verdachte is primair bepleit dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, subsidiair -voor het geval het hof toch tot enige bewezenverklaring zou komen- dat zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en het hof niet zal overgaan tot het opleggen van de gevorderde bijzondere voorwaarden.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Bergen op Zoom [voorletters 1] [slachtoffer] (wethouder gemeente Bergen op Zoom) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (via raadslid [voorletters 1] [getuige 1] ) die [voorletters 1] [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kapot, dan [voornaam slachtoffer] ook kapot" en/of "Anders gaat [slachtoffer] nog een leuke kerst meemaken, hij en zijn gezin" en/of "Dan sla ik [voornaam slachtoffer] in elkaar en dan hoop ik dat hij dezelfde kwalen krijgt als ik heb en hier in een rolstoel voortaan naar binnenkomt" en/of dat hij de heer [slachtoffer] in elkaar zou slaan dat hij zodanig gehandicapt zou raken dat hij alleen nog maar in een rolstoel naar boven zou kunnen gaan bij het gemeentehuis en/of dat hij de heer [slachtoffer] en zijn gezin een zeer onaangename kerst zou bezorgen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 december 2017 te Bergen op Zoom [voorletters 1] [slachtoffer] (wethouder gemeente Bergen op Zoom) heeft bedreigd met zware mishandeling, door (via raadslid [voorletters 1] [getuige 1] ) die [voorletters 1] [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kapot, dan [voornaam slachtoffer] ook kapot" en "Anders gaat [slachtoffer] nog een leuke kerst meemaken, hij en zijn gezin" en "Dan sla ik [voornaam slachtoffer] in elkaar en dan hoop ik dat hij dezelfde kwalen krijgt als ik heb en hier in een rolstoel voortaan naar binnenkomt" en dat hij de heer [slachtoffer] in elkaar zou slaan dat hij zodanig gehandicapt zou raken dat hij alleen nog maar in een rolstoel naar boven zou kunnen gaan bij het gemeentehuis en dat hij de heer [slachtoffer] en zijn gezin een zeer onaangename kerst zou bezorgen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
1. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, nr. PL2000-2017305891-1, d.d. 21 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie (p. 17-19 van het proces-verbaal met registratienr. PL2000—2017305891), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van [voorletters 1] [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van bedreiging gepleegd door de heer [voornaam verdachte] [verdachte] op 20 december 2017 te Bergen op Zoom. Ik ben werkzaam als wethouder in de gemeente Bergen op Zoom. Ik ben wethouder vanaf 2011. Ik heb in 2014 voor het eerst contact gekregen met de heer [verdachte] .
Op 20 december 2017 is de heer [verdachte] op het stadskantoor (het hof begrijpt: van Bergen op Zoom) geweest en heeft daar een gesprek gehad met zijn klantmanager. Dit gesprek is helemaal uit de hand gelopen omdat [verdachte] tekeer ging en de klantmanager het gesprek heeft beëindigd. Door de beveiliging is hij toen uit het stadskantoor gezet. Die dag is er weer een bericht geplaatst door de heer [verdachte] . Dit bericht is op de site van de partij gezet. Het bericht was het volgende: ”Zet alvast maar koffie ik kom zo even een gesprek met de wethouder houden”. Dit bericht is tijdens de raadsvergadering, die om 19.30 uur was begonnen, binnengekomen.
Ik hoorde later dat [verdachte] daadwerkelijk was langs komen en door de beveiliging was tegengehouden. De beveiliger was [betrokkene 2] . Ik hoorde dat [voornaam getuige 1] [getuige 1] , raadslid van de VVD, een gesprek heeft gehad met [verdachte] . [verdachte] heeft tegen [voornaam getuige 1] het volgende gezegd: "Ik kapot, dan [voornaam slachtoffer] ook kapot", "Anders gaat [slachtoffer] nog een leuke kerst meemaken, hij en zijn gezin", “Dan sla ik [voornaam slachtoffer] in elkaar en dan hoop ik dat hij dezelfde kwalen krijgt als ik heb en hier in een rolstoel voortaan naar binnenkomt". Deze uitspraken doen mij heel veel. Ik denk dat hij echt een keer de daad bij het woord gaat voegen. Ik sta daar niet meer voor in omdat hij steeds verder gaat. Nu is mijn gezin er ook bij genoemd. Dit moet echt stoppen.
2. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, nr. PL2000-2017305891-11, d.d. 21 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] brigadier van politie (p. 52-54 van het proces-verbaal met registratienr. PL2000—2017305891), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Op donderdag 21 december 2017 omstreeks 13:40 uur sprak ik met de burgemeester van
Bergen op Zoom te weten de heer [voorletters 2] [getuige 2] . De heer [getuige 2] was in het bijzijn van de heer [voorletters 1] [getuige 1] . Ik had de heer [getuige 1] verzocht om een verklaring af te leggen in verband met de aangifte die was gedaan. In de verhoorkamer hoorde ik dat de heer [getuige 1] verklaren dat hij niet voornemens was een verklaring af te leggen en dat de burgemeester namens hem een verklaring ging afleggen.
Ik hoorde dat de burgemeester [getuige 2] verklaarde dat er gisteravond 20 december 2017 omstreeks 19:30 uur een raadsvergadering plaats vond op het gemeentehuis waar hij de voorzitter was. Ik hoorde dat de heer [getuige 2] verklaarde dat hij zag dat de heer [slachtoffer] druk aan het typen was op zijn telefoon, dat hij opgewonden raakte en dat de heer [slachtoffer] de ruimte verliet.
Tijdens een schorsing sprak de heer [slachtoffer] de heer [getuige 2] aan en zei dat de heer [verdachte] hier net was geweest en dat de heer [verdachte] bedreigingen had geuit. De heer [getuige 2] verklaarde dat hij hierop naar beneden was gelopen en dat de heer [verdachte] niet meer aanwezig was. De heer [slachtoffer] had met de heer [getuige 1] gesproken, aldus de heer [getuige 2] . De heer [getuige 2] verklaarde dat hij met de beveiliger had gesproken die hem globaal had verteld wat er gebeurd was. De beveiliger, genaamd [betrokkene 2] , had eerst met de heer [verdachte] in de hal gesproken waarna de heer [getuige 1] het gesprek met de heer [verdachte] had overgenomen. De heer [getuige 1] zou de heer [verdachte] mee naar buiten hebben genomen om verder met hem te praten.
De heer [getuige 1] had kennelijk gezien dat de heer [verdachte] overstuur was en vroeg hem wat er was. De heer [getuige 2] verklaarde dat de heer [verdachte] leeg liep en honderduit begon te vertellen over zijn dossier. Ook zou de heer [verdachte] dingen gezegd hebben zoals bedreigingen en stelde hij een ultimatum. De heer [getuige 1] was hier volgens de heer [getuige 2] erg van geschrokken en zei tegen de heer [verdachte] dat hij rustig moest worden en naar huis moest gaan. De heer [getuige 2] verklaarde dat de heer [getuige 1] had verklaard dat de heer [verdachte] zijn gsm aan hem had laten zien en dat hij hier bedreigingen in had zien staan. De heer [getuige 1] zou hier een opmerking over hebben gemaakt waarna de heer [verdachte] gezegd zou hebben dat het geen bedreigingen waren, maar beloftes.
De heer [getuige 2] verklaarde dat de heer [getuige 1] gehoord zou hebben dat de heer [verdachte] zei dat hij zijn beloftes waar zou gaan maken al zou hij daarvoor in de gevangenis moeten. Het zou voor vrijdag ingelost moeten zijn. Dat de heer [verdachte] de heer [slachtoffer] zou in elkaar zou slaan dat hij zodanig gehandicapt zou raken dat hij alleen nog maar in een rolstoel naar boven zou kunnen gaan bij het gemeentehuis. En dat de heer [verdachte] de heer [slachtoffer] en zijn gezin een zeer onaangename kerst zou bezorgen.
3. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, nr. PL2000-2017305891-4, d.d. 21 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie (p. 56-57 van het proces-verbaal met registratienr. PL2000—2017305891), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van [getuige 3] :
In de avond van 20 december 2017 was ik werkzaam als beveiliger in het oude stadhuis, gevestigd aan de Grote Markt 1 te Bergen op Zoom. Daar werd een raadsvergadering gehouden. Tussen 20.00 uur en 20.30 uur zag ik dat de mij bekende [verdachte] naar binnen kwam gelopen en voor de glazen schuifdeuren stond. Ik ben naar de glazendeur gelopen waarna die openging. Ik vroeg hem wat hij kwam doen. Hij vertelde dat hij wethouder [slachtoffer] wilde spreken. Ik vertelde hem dat hij de wethouder niet kon spreken omdat die in vergadering zat. [verdachte] zei dat [slachtoffer] nu naar buiten moest komen. Ik zei tegen [verdachte] dat hij naar buiten moest gaan. Op dat moment kwamen er drie raadsleden de hal ingelopen. Een van de raadsleden was [voornaam getuige 1] [getuige 1] . Ze zagen dat ik met [verdachte] bezig was. [getuige 1] gaf aan dat hij wel een gesprek wilde hebben met [verdachte] . [getuige 1] heeft ongeveer 25 minuten met [verdachte] staan praten. Ik hoorde dat [verdachte] zijn stem regelmatig deed verheffen.
Ik zag dat [getuige 1] terug naar binnen kwam en dat [verdachte] wegging.
Ik heb gezien dat [getuige 1] met [verdachte] in gesprek was. Ik hoorde [verdachte] meerdere keren “ [slachtoffer] ” roepen en dat [slachtoffer] en de gemeente hem kapot maakten.
4. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Financiële Opsporing, nr. PL2000-2017305891-20, d.d. 1 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie , voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van de getuige met codenaam 1310378:
Er was op 20 december 2017 in Bergen op Zoom een raadsvergadering gaande. Ik ben rond 20:45 uur het gemeentehuis uitgelopen, aan de marktzijde. Ik werd net voor de uitgang aangesproken door de officiële beveiliger, ook zodanig herkenbaar door zijn uniform. Hij zei tegen mij voordat ik naar buiten ging, dat ik rechtsaf het bordes af moest gaan omdat links op het bordes [voornaam getuige 1] [getuige 1] stond met een voor mij onbekende manspersoon. Op dat moment hoorde ik gelijk een verhitte discussie tussen beiden. Ik hoorde dat de onbekende man een zeer dominante en harde stem had. Hij was zichtbaar boos in zijn taalgebruik en houding en gezichtsuitdrukking. Ik besloot even te luisteren en te wachten waartoe dit zou leiden. Ik hoorde de onbekende man met luide stem zeggen "Ik invalide, hij invalide".
5. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, nr. PL2000-2017305891-3, d.d. 21 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] , brigadier van politie (p. 42-48 van het proces-verbaal met registratienr. PL2000—2017305891), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Op 20 december 2017, omstreeks 19:55 uur, ontving ik, verbalisant [verbalisant 4] , een bericht van een medewerker van gemeente Bergen op Zoom. De medewerker gaf aan dat [verdachte] contact zoekt met wethouder [slachtoffer] .
Vervolgens ontving ik screenshots van de medewerker van de gemeente Bergen op Zoom. [verdachte] zou via Facebook weer berichten naar wethouder [slachtoffer] gestuurd hebben. Inhoud berichten:
"Donderdag 20 december 2017, omstreeks 18:36 uur
[voornaam slachtoffer] bij deze nodig ik je uit om morgen of vrijdag met mij een gesprek in te plannen. Anders ben ik genoodzaakt juridische stappen tegen je te ondernemen. Ben bereikbaar onder [telefoonnummer] .
Mvg [voornaam verdachte] [verdachte] "
"Donderdag 20 december 2017, omstreeks 18:56 uur Of vrijdagavond staat alles openbaar op FB, jij hebt mij tot op het bot geschoffeert. Dus kijk maar wat je verder er mee doet"
"Donderdag 20 december 2017, omstreeks 20:00 uur
Krijg ik ook een antwoord, of moet ik alvast koffie zetten voor de politie?"
‘De medewerker van de gemeente Bergen op Zoom attendeerde mij ook op een bericht waar [verdachte] op gereageerd had. Het bericht ging over een raadsvergadering die gaande was op donderdag 20 december 2017. Een persoon, genaamd [voornaam verdachte] [verdachte] , had op dit bericht het volgende gereageerd:
"Zet alvast maar koffie ik kom zo even een gesprek met de wethouder houden".
De medewerker van de gemeente Bergen op Zoom gaf vervolgens aan dat [verdachte] naar het Stadhuis in Bergen op Zoom was gekomen waar hij door de beveiliging in de hal werd tegengehouden. Dit zodat [verdachte] niet de raadsvergadering kon betreden. Dit weer omdat wethouder [slachtoffer] deelnam aan de raadsvergadering. Een ander raadslid, waarvan voor mij de naam verder onbekend is gebleven, liep de hal in waar [verdachte] stond en sprak [verdachte] aan.
[verdachte] zou gezegd moeten hebben: "Ik kapot, dan [voornaam slachtoffer] ook kapot. Dan ga ik wel zelf onder de grond of in de bak. Anders gaat [slachtoffer] nog een leuke kerst meemaken, hij en zijn gezin. Dan sla ik [voornaam slachtoffer] in elkaar en dan hoop ik dat hij dezelfde kwalen krijgt als ik heb en hier in een rolstoel voortaan naar binnenkomt."
6. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, DAP De Markiezaten, nr. PL2000-2017305891-7, d.d. 21 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , beiden hoofdagent van politie (p. 60-63 van het proces-verbaal met registratienr. PL2000—2017305891), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van de verdachte [voorletters 4] [verdachte] :
V= Vraag verbalisanten
A= Antwoord verdachte
A: Toen ik gisteren 20 december 2017, omstreeks 19.00 uur op Facebook keek zag ik een foto van [betrokkene 1] , waarop duidelijk werd dat er gisterenavond een raadsvergadering plaats zou vinden. Dit is een raadslid van de GBWP. Hij zit in dezelfde partij als [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] . Ik wil al heel lang een gesprek met [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] . IK vind dat de gemeente Bergen op Zoom in gebreke blijft. [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] is de wethouder van sociale zaken. Ik wil aanvullende bijstand krijgen, aangezien de basisuitkering te laag is voor mij om de kosten voor mijn medicijnen en fysio te betalen.
Dit is allemaal niet gelukt, waardoor ik ben binnengestapt bij de raadsvergadering. Ik hoopte daar wethouder [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] te spreken te krijgen.
A: Ik ben in de hal van het gemeentehuis te Bergen op Zoom geweest. Ik zag daar [voornaam 2] [getuige 1] . Hij is een raadslid van de VVD. Ik hoopte dat hij mij kon helpen om een gesprek te krijgen met [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] . Ik hoopte dat hij [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] misschien kon halen voor mij, zodat ik met hem kon spreken. [voornaam 2] [getuige 1] ging [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] niet halen. Ik ben toen in gesprek gegaan met [voornaam 2] [getuige 1] . Ik heb mijn verhaal aan hem uitgelegd, ik was geëmotioneerd en kwam temperamentvol over. Ik had veel onbegrip over de situatie en toonde dat met emotie. Ik had een luide en harde stem, waardoor men het gevoel kan hebben dat ik boos was. Wellicht dat ik hierdoor intimiderend over kwam.
A: Ik heb [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] niet gezien. Ik heb tegen [voornaam 2] [getuige 1] gezegd: "Als dat de manier is van werken met de mensen van Bergen op Zoom, dan heb ik geen respect meer voor meneer [slachtoffer] en zijn gezin en bezittingen."
A: Ik heb gezegd dat ik over het verleden alles direct voor de kerstdagen op Facebook zou zetten. Ik heb verteld dat dit mijn kerstkado aan hem is.
V: Begrijpt u dat deze berichten intimiderend kunnen overkomen?
A: Ja dit begrijp ik.
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter op 6 februari 2018, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van de getuige [voorletters 1] [getuige 1] :
Op de gang trof ik [voornaam 3] (verdachte) met de bewaker. [voornaam 3] heeft toen bedreigingen geuit die ik in het proces-verbaal van politie heb laten opnemen. Hij vertelde bijvoorbeeld dat hij een blessure heeft opgelopen en dat hij de wethouder een soortgelijke handicap zou bezorgen. Hij zei dat de wethouder voortaan in een rolstoel naar boven zou komen als zijn zaak niet zou worden opgelost. [voornaam 3] zei dat hij in Halsteren te vinden zou zijn als het probleem niet opgelost zou worden. Dit is de plaats waar de wethouder woont. Hij zei dat dit geen prettige kerst voor het gezin van de wethouder zou zijn. Er zijn foto’s gemaakt door [voornaam 3] waarop de wethouder staat. Hieruit zou moeten blijken dat de wethouder geen goede kerst zou hebben.
Ik heb de bedreiging doorgegeven. Wethouder [slachtoffer] was er kapot van. Hij was erg emotioneel.
Bewijsoverwegingen
I.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, omdat -zakelijk weergegeven- er slechts één bron van bewijs is, te weten de verklaring van [voorletters 3] [getuige 1] .
Anders dan de eerste rechter, is het hof echter van oordeel dat, zoals blijkt uit de inhoud van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, te dezen sprake is van voldoende steunbewijs voor de aangifte, die in feite een ‘de auditu’ verklaring van [voorletters 1] [slachtoffer] bevat betreffende de ten laste gelegde bedreiging die door [voorletters 3] [getuige 1] van de verdachte is vernomen. Aan het wettelijk bewijsminimum (artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) is aldus voldaan.
Op grond daarvan wordt het verweer verworpen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om bedreigingen van een -ten tijde van het plegen van die bedreigingen- zittend wethouder van gemeente Bergen op Zoom, geuit bij het stadhuis tijdens een raadsvergadering van het college van burgemeester en wethouders;
  • de omstandigheid dat een dergelijk feit het democratisch proces kan frustreren;
  • het agressieve en indringende karakter van het bewezen verklaarde en de mate waarin dat feit heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij eenmaal eerder door de Nederlandse strafrechter is veroordeeld, te weten in het jaar 2013 ter zake van mishandeling;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheid dat hij volgens eigen zeggen geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, leeft van een daklozenuitkering en daarnaast aanzienlijke schulden heeft bij een woningbouwcorporatie.
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet echter op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, acht het hof het thans niet meer noodzakelijk dat hij opnieuw van zijn vrijheid zal worden beroofd.
Het hof zal daarom -overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het subsidiaire voorstel van de verdediging- aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten: 8 dagen.
Met oplegging van een dergelijke gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Op grond van hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte naar voren is gekomen, in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte sinds het onderhavige gebeuren op geen enkele wijze nog contact heeft opgenomen met de heer [slachtoffer] , die inmiddels geen wethouder meer is, en er geen reden bestaat om aan te nemen dat hij zulks in de toekomst wel zal doen, acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal geformuleerde bijzondere voorwaarden op dit moment niet meer opportuun.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 16 (zestien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg, en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 12 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.