Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.Nu tussen partijen niet in geschil is dat de heer [de echtgenoot van de vrouw] kinderalimentatie betaalde, nog steeds betaalt en ook blijft betalen voor [kind 1] en [kind 2] , en nu voorts bij gebrek aan gegevens niet kan worden vastgesteld in welke verhouding de heer [de echtgenoot van de vrouw] en mevrouw [naam 1] anno 2018 zouden moeten bijdragen in de kosten van [kind 1] en [kind 2] , acht het hof het redelijk en billijk om voor de onderhoudsverplichting van de heer [de echtgenoot van de vrouw] jegens [kind 1] en [kind 2] uit te gaan van de kinderalimentatie die der heer [de echtgenoot van de vrouw] ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] betaalt. Voorts dient in redelijkheid rekening gehouden met zorgkosten die de heer [de echtgenoot van de vrouw] heeft in verband met de omgang met [kind 1] en [kind 2] . Gelet op de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling acht het hof het aannemelijk dat er in ieder geval sprake is van reguliere omgang tussen [de echtgenoot van de vrouw] en [kind 1] en [kind 2] en daarmee van een zorgkorting in ieder geval van 25%. Uit voormeld door de vrouw overgelegde pagina 6 van het ouderschapsplan (productie 3) volgt een zorgkorting in 2018 van 25% x € 622,- = € 155,50 per kind per maand en in 2019 van 25% x € 635,- = € 158,75 per kind per maand. Het had op de weg van de vrouw gelegen om inzicht te verschaffen in de financiële situatie van mevrouw [naam 1] , hetgeen mede relevant is voor de vraag of de heer [de echtgenoot van de vrouw] de zorgkorting geheel kan verrekenen of niet. De vrouw heeft zulks echter geheel nagelaten, hetgeen voor haar rekening en risico dient te komen. Naar redelijkheid en billijkheid gaat het hof er, bij gebrek aan nadere gegevens, vanuit dat de heer [de echtgenoot van de vrouw] de zorgkorting deels kan verrekenen en houdt het hof aan de zijde van [de echtgenoot van de vrouw] rekening met de helft van de zorgkorting. Het hof stelt de totale kosten voor [kind 1] en [kind 2] in redelijkheid in 2018 op afgerond € 295,- per kind per maand en in 2019 op afgerond € 302,- per kind per maand.