ECLI:NL:GHSHE:2019:4467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
200.229.354_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van opleidingsinstituut voor gz-psychologen en psychotherapeuten tot het sluiten van een overeenkomst met praktijkopleidingsinstelling en strijd met de Mededingingswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Psychologie B.V. tegen Stichting Regionaal Instituut voor Nascholing en Opleidingen in de Gezondheidszorg en Hulpverlening in Zuid-Nederland (Rino Zuid). Psychologie B.V. vorderde in eerste aanleg dat Rino Zuid verplicht zou worden om GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding van Psychologie B.V. toe te laten tot haar opleidingen. Dit naar aanleiding van een conflict over de erkenning van Psychologie B.V. als praktijkopleidingsinstelling (POI). De rechtbank Oost-Brabant wees de vorderingen van Psychologie B.V. af, waarna Psychologie B.V. in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat Psychologie B.V. sinds 1 juli 2018 niet langer erkend is als POI, wat betekent dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor de gevorderde toelating van haar studenten tot de opleidingen van Rino Zuid. Het hof oordeelt dat Rino Zuid niet verplicht is om met Psychologie B.V. een overeenkomst te sluiten, aangezien er geen zakelijke relatie of raamovereenkomst bestaat die deze verplichting zou rechtvaardigen. Bovendien heeft Rino Zuid voldoende redenen om de samenwerking met Psychologie B.V. te beëindigen, onder andere vanwege een verstoorde relatie en eerdere negatieve ervaringen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Psychologie B.V. af, met veroordeling van Psychologie B.V. in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de contractsvrijheid van Rino Zuid en de noodzaak voor Psychologie B.V. om aan de wettelijke vereisten te voldoen om als POI erkend te worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.229.354/01
arrest van 10 december 2019
in de zaak van
[psychologie] Psychologie B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. K.J. Breedijk te Loon op Zand,
tegen
Stichting Regionaal Instituut voor Nascholing en Opleidingen in de Gezondheidszorg en Hulpverlening in Zuid-Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Rino Zuid,
advocaat: mr. G.J.M. Philipsen te Eindhoven,
in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/313785 / HA ZA 16-680 gewezen vonnis van 12 juli 2017.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 10 oktober 2017;
  • de rolbeslissing van het hof van 20 februari 2018;
  • de akte van [psychologie] van 19 maart 2018, met productie;
  • de memorie van grieven tevens wijziging van eis met producties A tot en met E;
  • de memorie van antwoord met producties 23 en 24;
  • het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
  • de bij brief van Rino Zuid van 5 november 2019 toegezonden producties 25 en 26 en de bij brief van [psychologie] van 6 november 2019 toegezonden productie F, die bij het pleidooi bij de gedingstukken zijn gevoegd..
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.De beoordeling

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
2.1.
[psychologie] is gevestigd te [vestigingsplaats] en heeft nevenvestigingen te [nevenvestigingsplaats] , [nevenvestigingsplaats] , [nevenvestigingsplaats] en [nevenvestigingsplaats] . Zij werkt in maatschapsverbanden met zelfstandig gevestigde basis- en gezondheidszorgpsychologen (hierna: GZ-psychologen) en psychotherapeuten. In totaal zijn ongeveer 50 vrije beroepsbeoefenaars in de geestelijke gezondheidszorg in maatschapsverband binnen [psychologie] actief. [psychologie] is, behalve aanbieder van geestelijke gezondheidszorg, ook praktijkopleidings-instelling.
2.2.
Rino Zuid verzorgt postdoctorale opleidingen in de geestelijke gezondheidszorg. Zij verzorgt jaarlijks opleidingen voor circa 500 personen die bij circa 150 praktijkopleidingsin-stellingen werkzaam zijn.
2.3.
Naar aanleiding van een conflict tussen Rino Zuid en [psychologie] over – onder meer – de erkenning van [psychologie] als praktijkopleidingsinstelling (POI) heeft Rino Zuid [psychologie] bij brief van 24 maart 2016 het volgende bericht:
“Deze situatie (tijdelijke en voorwaardelijke erkenning tot 1 november 2017) gevoegd bij het feit dat er wat ons betreft sprake is van een verstoorde samenwerkingsrelatie tussen [psychologie] en Rino Zuid, heeft het bestuur van Rino Zuid er toe doen besluiten tot 1 november 2017 geen nieuwe opleidingsdeelnemers voor een van beide opleidingen bij Rino Zuid toe te laten”.
2.4.
Rino Zuid heeft vervolgens geen nieuwe GZ-psychologen in opleiding en psychotherapeuten in opleiding, afkomstig van [psychologie] , toegelaten tot haar opleidingen.
2.5.
Per 1 juli 2018 is de erkenning van [psychologie] als POI voor GZ-psychologen en psychotherapeuten ingetrokken door de Commissie Registratie en Toezicht (CRT) van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten (FGzPT). [psychologie] heeft het ministerie van VWS verzocht om haar alsnog/opnieuw te erkennen als POI, op welk verzoek nog niet is beslist.
2.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde [psychologie] in eerste aanleg Rino Zuid bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om, zolang [psychologie] een door de FGzPT erkende praktijkinstelling is, zogenaamde “opleidelingen”, die hiertoe gerechtigd zijn, van [psychologie] toe te laten tot de betreffende opleidingen. Zulks op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per keer dat zij in gebreke blijft alsmede voor € 5.000,- per dag zolang het gebrek zijdens Rino Zuid voortduurt, met veroordeling van Rino Zuid in de proceskosten.
2.2.2.
Aan deze vordering heeft [psychologie] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Volgens [psychologie] verzorgt Rino Zuid voor de regio Brabant als enige postdoctorale opleidingen die leiden tot het diploma voor psychotherapeut of GZ-psycholoog. Volgens [psychologie] kan zij niet anders dan Rino Zuid in rechte te betrekken. Het is namelijk van belang voor de continuïteit van haar onderneming dat in het nieuwe jaar 2017 weer psychologen die aan [psychologie] verbonden zijn in [vestigingsplaats] bij Rino Zuid hun postdoctorale opleiding tot psychotherapeut of GZ-psycholoog kunnen volgen. Zij kunnen niet bij een andere aanbieder in de regio terecht. Op grond van de toepasselijke wet-/regelgeving is Rino Zuid volgens [psychologie] gehouden GZ-psychologen in opleiding en psychotherapeuten in opleiding van [psychologie] , die daartoe gerechtigd zijn, toe te laten tot de betreffende opleidingen.
2.3.
Rino Zuid heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
2.4.
In het tussenvonnis van 1 februari 2017 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
2.5.
In het eindvonnis van 12 juli 2017 heeft de rechtbank de vorderingen van [psychologie] afgewezen, met veroordeling van [psychologie] in de kosten van de procedure.
2.6.
[psychologie] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. [psychologie] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en, na wijziging van eis, gevorderd om:
I. voor recht te verklaren dat Rino Zuid op en na 24 maart 2016 psychologen van [psychologie] werkzaam in Limburg of Noord-Brabant, zoals door Rino Zuid binnen vLogo afgesproken, die hiertoe gekwalificeerd waren toe had moeten laten tot de opleidingen Gezondheidszorgpsycholoog en Psychotherapeut;
II. Rino Zuid te veroordelen om, zolang [psychologie] een Opleidende Zorginstelling met erkende status is, psychologen van [psychologie] werkzaam in Limburg of Noord-Brabant, zoals door Rino Zuid binnen vLogo afgesproken, die voldoen aan de wettelijke vereisten, toe te laten tot de opleidingen Gezondheidszorgpsycholoog en Psychotherapeut, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag alsmede € 5.000,00 voor iedere dag zolang het gebrek zijdens Rino Zuid voortduurt;
III. Rino Zuid te veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg en de procedure in hoger beroep, waaronder het salaris van de advocaat en de nakosten;
een en ander bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.7.
Het hof is van oordeel dat de onder II genoemde vordering van [psychologie] , gelezen in het licht van wat daarover in de grieven is aangevoerd, niet kan worden toegewezen. Vast staat dat [psychologie] sinds 1 juli 2018 niet langer is erkend als POI voor GZ-psychologen en psychotherapeuten door de CRT van de FGzPT. Nu [psychologie] niet voldoet aan de door haar zelf aan toewijzing van haar vordering verbonden voorwaarde, kan van de gevorderde veroordeling van Rino Zuid geen sprake zijn (zoals ook Rino Zuid heeft aangevoerd).
[psychologie] heeft -voor het eerst- tijdens de zitting bij het hof betoogd, zo begrijpt althans het hof, dat met de vordering bedoeld is een uitspraak te verkrijgen waarin principieel wordt uitgesproken dat indien en voor zover [psychologie] als POI (weer) erkend zal zijn, Rino Zuid dan de GZ-psychologen in opleiding en psychotherapeuten in opleiding van [psychologie] hoe dan ook dient toe te laten voor de opleidingen. Het hof stelt vast dat deze uitleg van de vordering niet strookt met de tekst ervan. De vordering kan ook in het licht van wat [psychologie] in de memorie van grieven, in het bijzonder bij nr. 26, heeft aangevoerd, niet in de door [psychologie] voorgestane zin worden begrepen. [psychologie] concludeert onder genoemd nr. 26 dat Rino Zuid
“de erkenning van [psychologie] dient te accepteren en de aan haar verbonden psychologen dient toe te laten”. [psychologie] heeft deze conclusie gebaseerd op haar stelling in de grieven dat zij een erkende POI is. Dit duidt er zonder meer op dat [psychologie] bij haar vordering is uitgegaan van de bestaande erkenning van haar als POI en niet van een mogelijk in de toekomst hernieuwde erkenning. Voor zover [psychologie] haar grondslag van de vordering op de hiervoor omschreven wijze heeft willen aanvullen of wijzigen, maakt Rino Zuid daar terecht bezwaar tegen, omdat [psychologie] daarmee in strijd handelt met de zogenaamde twee conclusie-leer en zij dus te laat is met die wijziging/aanvulling. [psychologie] was er immers gelet op het besluit van de CRT van 2 mei 2018 al voor de memorie van grieven mee bekend dat haar erkenning als POI per 1 juli 2018 werd ingetrokken. Zij had deze gewijzigde feitelijke situatie in haar memorie van grieven kunnen en moeten betrekken en desgewenst daarop een vordering kunnen baseren.
Bovendien, het hof zal daarop hierna in verband met grief 1 op ingaan, staat/stond het Rino Zuid naar het oordeel van het hof vrij om niet langer met [psychologie] te willen samenwerken en om de GZ-Psychologen in opleiding en de psychotherapeuten in opleiding van [psychologie] de toegang tot de opleidingen te weigeren en kan de vordering ook daarom niet worden toegewezen.
2.8.1.
[psychologie] heeft aangevoerd dat Rino Zuid verplicht is de GZ-psychologen/psychotherapeuten in opleiding die werkzaam zijn bij [psychologie] toe te laten tot de door Rino Zuid verzorgde opleidingen. [psychologie] verwijst hierbij naar het Besluit Gezondheidszorgpsycholoog en het Besluit Psychotherapeut, beide van 17 maart 1998, en naar de artikelen 3 en 24 tot en met 27 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (de wet BIG). Bepaalde Opleidingsinstituten, waaronder Rino Zuid, zijn door de minister van VWS aangewezen om de opleidingen te verzorgen en kunnen daarom niet weigeren GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding die aan alle eisen en kwalificaties voldoen toe te laten tot de opleiding. Door dat toch te doen handelt Rino Zuid, zo heeft [psychologie] tijdens het pleidooi aangevoerd, onrechtmatig ten opzichte van [psychologie] .
[psychologie] heeft verder aangevoerd dat er tussen partijen een zakelijke relatie/overeenkomst bestaat, op grond waarvan Rino Zuid gehouden is de bij [psychologie] werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten toe te laten tot de opleiding. Volgens [psychologie] , zo heeft haar algemeen directeur tijdens het pleidooi aangevoerd, is er in het verleden een raamovereenkomst gesloten die ten grondslag ligt aan de met de individuele studenten te sluiten opleidingsovereenkomsten. In de volgens Rino Zuid zelf toepasselijke algemene voorwaarden van Rino Zuid staan de weigeringsgronden voor toelating beschreven en van geen van de daar genoemde gronden is hier sprake.
Volgens [psychologie] handelt Rino Zuid ook in strijd met de Mededingingswet (Mw), meer in het bijzonder met artikel 6 van die wet, waarbij zij verwijst naar de producties B, C en D bij memorie van grieven. De Opleidingsinstituten, waaronder Rino Zuid, stemmen onderling de plaatsing van de op te leiden GZ-psychologen en psychotherapeuten af en overleggen onderling ook over de financiële kanten van de uitvoering van de opleidingen. Dat is volgens [psychologie] in strijd met het kartelverbod van artikel 6 Mw. Van vrije marktwerking is geen sprake. [psychologie] stelt daarbij dat, mede gezien de wens van het ministerie van VWS ten aanzien van de regionale samenwerking en opleidingsmarkt, de Opleidingsinstituten aanspraak kunnen maken op de vrijstelling als bedoeld in artikel 6 lid 3 Mw. Maar dan dient men zich wel te houden aan de besluiten van de CRT, waarbij een POI als zodanig is erkend. Nu Rino Zuid dat niet doet, vervalt voormelde vrijstelling en handelt zij dus in strijd met het kartelverbod. Dat is onrechtmatig ten opzichte van [psychologie] .
3.8.2.
Rino Zuid heeft verweer gevoerd en daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Allereerst is Rino Zuid van oordeel dat [psychologie] nog steeds geen belang heeft bij haar vorderingen. Voor wat betreft de gevorderde verklaring voor recht heeft volgens haar te gelden dat [psychologie] geen rechtsgevolg verbindt aan die verklaring voor recht. Daar komt bij dat de GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding waarvan [psychologie] destijds graag zag dat die de opleiding bij Rino Zuid konden volgen gewoon elders hun opleiding hebben kunnen volgen. [psychologie] is dan ook niet in enig belang geschaad.
Rino Zuid maakt verder bezwaar tegen de aanvulling van de grondslag, zoals die door [psychologie] tijdens het pleidooi is geformuleerd. [psychologie] heeft niet eerder (beweerd) onrechtmatig handelen van Rino Zuid aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
Er bestaat geen zakelijke overeenkomst of raamovereenkomst tussen [psychologie] en Rino Zuid op grond waarvan Rino Zuid verplicht zou zijn kandidaten van [psychologie] tot de opleiding toe te laten. De gang van zaken is en was aldus dat als een GZ-psycholoog in opleiding/psychotherapeut in opleiding voor plaatsing op de opleiding bij Rino Zuid in aanmerking kwam, er een overeenkomst tussen Rino Zuid en de GZ-psycholoog/psychotherapeut in opleiding wordt/werd gesloten èn een overeenkomst met de POI waar men werkzaam is/was. Van een duurovereenkomst of raamovereenkomst is/was geen sprake.
Uit de door [psychologie] aangehaalde Besluiten en artikelen uit de wet BIG volgt niet dat Rino Zuid, als de kandidaten van [psychologie] aan de wettelijke vereisten voldoen/voldeden, verplicht zou zijn die kandidaten toe te laten en daartoe een overeenkomst met [psychologie] aan te gaan. Uit het enkele gegeven dat Rino Zuid is aangewezen als een van de Opleidingsinstituten voor de opleiding tot GZ-psycholoog en psychotherapeut, volgt niet dat er geen sprake zou zijn van contractsvrijheid. Rino Zuid kan niet worden verplicht om met [psychologie] een op de opleiding van de kandidaten van [psychologie] betrekking hebbende overeenkomst te sluiten. Rino Zuid wil, gelet op de slechte ervaringen die zij heeft gehad met [psychologie] waar het gaat om de manier waarop [psychologie] met de praktijkopleiding en de belangen van de bij haar werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding omgaat en is omgegaan, geen zaken meer doen met [psychologie] . Het vertrouwen in elkaar is volledig zoek en partijen hebben dit meermalen ook uitgesproken. Van willekeur aan de zijde van Rino Zuid is geen sprake: zij had een goede reden niet meer met [psychologie] zaken te doen.
Rino Zuid wijst erop, dat zij destijds, toen de problemen zijn ontstaan, overeenkomstig de wens van de CRT de op dat moment bij haar in opleiding zijnde GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding van [psychologie] in staat heeft gesteld de opleiding bij haar te voltooien.
Rino Zuid voert verder aan dat GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding niet verplicht zijn de theoretische opleiding te volgen bij het Opleidingsinstituut in de regio waarin zij werkzaam zijn. Van een monopoliepositie van de regionale Opleidingsinstituten, waaronder Rino Zuid, is daarom geen sprake. Dat blijkt ook uit het gegeven dat bij [psychologie] werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding hun opleiding bij de Rino Groep in Utrecht hebben kunnen volgen/gevolgd.
Volgens Rino Zuid is er evenmin sprake van handelen in strijd met de Mw. [psychologie] heeft dat verwijt ook niet goed onderbouwd. Waarom er sprake zou zijn van kartelafspraken en wat die afspraken dan zouden zijn heeft [psychologie] niet, althans volstrekt onvoldoende onderbouwd.
Voor het geval [psychologie] wil stellen dat de kartelafspraak behelst dat de Opleidingsinstituten de plaatsing van op te leiden GZ-psychologen en psychotherapeuten onderling zouden afstemmen voert Rino Zuid aan dat van dergelijke afstemming/afspraken geen sprake is, waarbij zij weer verwijst naar de studenten van [psychologie] die bij Rino Groep in [vestigingsplaats] hun opleiding zijn gaan volgen. Er bestaat dus geen verplichting om zich bij het dichtstbijzijnde Opleidingsinstituut in te schrijven. Zelfs als die afspraken er wel zouden zijn, dan nog valt niet in te zien waarom dit zou moeten leiden tot de conclusie dat Rino Zuid verplicht is met [psychologie] een overeenkomst te sluiten over de plaatsing op de opleiding van bij [psychologie] werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten.
3.8.3.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.3.1. [psychologie] heeft zich zowel in eerste aanleg als in hoger beroep op het standpunt gesteld dat Rino Zuid in strijd heeft gehandeld met de uit de Wet BIG en de Mw voortvloeiende verplichtingen. In die zin is de op vragen van het hof tijdens het pleidooi door de raadsman aan het gestelde in strijd met de wet handelen van Rino Zuid gegeven kwalificatie “onrechtmatige daad” niet meer dan een verduidelijking van de al eerder door [psychologie] aangevoerde grondslag voor haar vorderingen. Van strijd met de twee-conclusie-leer, zoals door Rino Zuid aangevoerd, is geen sprake.
3.8.3.2. Dat er een (al dan niet stilzwijgende) raamovereenkomst zou (hebben) bestaan tussen [psychologie] en Rino Zuid, op grond waarvan Rino Zuid verplicht zou zijn de door [psychologie] voorgedragen GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding toe te laten tot de opleiding, is weliswaar door [psychologie] tijdens het pleidooi gesteld, maar, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Rino Zuid, volstrekt onvoldoende (feitelijk) onderbouwd, terwijl zij evenmin een op deze stelling betrekking hebbend bewijsaanbod heeft gedaan. Het hof passeert die stelling dan ook.
Ook de verwijzing door [psychologie] naar de algemene voorwaarden van Rino Zuid kan [psychologie] niet baten. Uit de inhoud van de door [psychologie] aangehaalde bepalingen (“de weigeringsgronden”) van die algemene voorwaarden blijkt zonder meer dat die gericht zijn op de GZ-psycholoog en psychotherapeut in opleiding met wie Rino Zuid een opleidingsovereenkomst sluit. Dat uit die bepalingen voortvloeit dat Rino Zuid, indien de GZ-psycholoog in opleiding en psychotherapeut in opleiding aan alle (wettelijke) vereisten voldoen, verplicht zou zijn met [psychologie] als POI een overeenkomst te sluiten volgt niet uit die voorwaarden en blijkt uit niets.
3.8.3.3. [psychologie] heeft aangevoerd dat voormelde verplichting ook voortvloeit uit de door haar aangehaalde Besluiten en artikelen uit de Wet BIG. Zij heeft ook die stelling echter onvoldoende onderbouwd, zodat niet valt in te zien waarom het gegeven dat Rino Zuid door de Minister is aangewezen als een van de Opleidingsinstituten voor GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding ertoe zou moeten leiden dat zij verplicht is om met [psychologie] een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de plaatsing van bij [psychologie] werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding op de opleiding bij Rino Zuid. Het hof leest een dergelijke verplichting niet in enige van voormelde Besluiten of de Wet BIG.
3.8.3.4. Het hof is van oordeel dat [psychologie] ook het verwijt aan het adres van Rino Zuid over de schending van de Mw onvoldoende heeft onderbouwd. Het wordt niet duidelijk op welke “kartelafspraken” [psychologie] doelt. Als zij heeft bedoeld te stellen dat er afspraken zouden zijn gemaakt tussen de Opleidingsinstituten over de regionale plaatsing van GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding dan heeft zij die stelling, mede in het licht van het verweer van Rino Zuid over het volgen van de opleiding bij Rino Groep in Utrecht door bij [psychologie] werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten, onvoldoende onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat er dwingende afspraken zouden zijn gemaakt, op grond waarvan GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding alleen bij het dichtstbijzijnde Opleidingsinstituut terecht zouden kunnen voor hun opleiding. In die zin is er van een door [psychologie] verweten monopolypositie van Rino Zuid dan ook geen sprake. Dat het mogelijk voor zowel [psychologie] als de bij haar werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding handiger/profijtelijker is als zij bij het “eigen” regionale Opleidingsinstituut de opleiding zouden kunnen volgen maakt dit niet anders.
3.8.3.6. Voor zover [psychologie] onder verwijzing naar het door haar als productie F ingebrachte bezwaarschrift heeft willen aanvoeren dat de gedragingen van de Opleidingsinstituten en het FGzPt in het kader van de erkenning van POI’s (zoals [psychologie] ) onder de Mw vallen en hun gedragingen op dit punt in strijd zijn met de Mw, is het hof van oordeel dat dit betoog niet kan leiden tot de door [psychologie] bepleite toewijzing van haar vorderingen. Voor zover die op de erkenning van POI’s betrekking hebbende gedragingen van de Opleidingsinstituten en het FGzPt al onder de Mw zouden vallen en met de Mw in strijd zouden zijn, wat niet vast staat, valt niet in te zien waarom daaruit een verplichting tot het sluiten van overeenkomsten met [psychologie] zou voortvloeien. Of, zoals door Rino Zuid is aangevoerd: de relativiteit ontbreekt.
3.8.3.7. Het hof is gelet op voorgaande overwegingen van oordeel dat het Rino Zuid in beginsel vrij staat om te weigeren met [psychologie] overeenkomsten te sluiten met betrekking tot het toelaten tot haar opleidingen van bij [psychologie] werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten in opleiding. Deze vrijheid om niet te contracteren is/was niet onbegrensd in die zin, dat als Rino Zuid geen enkele redelijke grond heeft/had om te weigeren met [psychologie] een overeenkomst te sluiten over het toelaten van de kandidaten van [psychologie] , die weigering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en onrechtmatig jegens [psychologie] kan/kon zijn. Daarvan is echter niet gebleken. De door Rino Zuid aangevoerde gronden om geen zaken met [psychologie] meer te (willen) doen hadden/hebben onder meer betrekking op de manier waarop [psychologie] volgens Rino Zuid met die bij haar werkzame GZ-psychologen en psychotherapeuten is omgegaan, op het volgens Rino Zuid onveilige opleidingsklimaat bij [psychologie] en per saldo op het wederzijds ontbreken van elk vertrouwen in elkaar. Rino Zuid heeft een eigen verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een goede opleiding, waaronder ook te begrijpen een goed opleidingsklimaat voor haar leerlingen. Dit brengt mee dat Rino Zuid de nodige beoordelingsruimte heeft al dan niet met een POI een overeenkomst te sluiten. Het hof is van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat de door Rino Zuid aangevoerde gronden elke redelijkheid ontberen. Zij mocht dan ook weigeren met [psychologie] te contracteren.
3.9.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, het vonnis waarvan beroep bekrachtigen, met veroordeling van [psychologie] in de kosten van het hoger beroep.

3.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/313785 / HA ZA 16-680 gewezen vonnis van 12 juli 2017;
veroordeelt [psychologie] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Rino Zuid begroot op € 716,00 aan griffierecht en op € 3.222,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I.M.W. Bartelds, P.W.A. van Geloven en A.C. Metzelaar en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 december 2019.
griffier rolraadsheer