II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met een voorwaardelijke geldboete zoals de politierechter heeft opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van haar buurman. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. Deze feiten dateren evenwel van relatief lang geleden.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is hieromtrent gebleken dat verdachte gezondheidsproblemen heeft, waaronder ernstige rugklachten. Zij is hierdoor minder goed in staat om huishoudelijk werk te verrichten. De verdachte heeft geen financiële problemen. De aangever is in september 2019 verhuisd en de verdachte en haar partner hebben nieuwe buren. Tussen aangever en verdachte loopt er naast de onderhavige strafzaak tevens een civiele procedure met betrekking tot de door aangever gemaakte verhuiskosten en een vordering wegens smartengeld. Verdachte heeft voorafgaand aan de verhuizing van aangever via de kortgedingrechter een contactverbod met aangever opgelegd gekregen voor de duur van een jaar.
Tot slot heeft het hof bij de bepaling van de op te leggen straf acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf een (onvoorwaardelijke) geldboete van € 500,00.
Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de constatering van het hof dat de verdachte de laakbaarheid van haar gedragingen niet in lijkt te zien, acht het hof een geldboete van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis waarvan
€ 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 404,65. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00 ter zake van materiële schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Gelet hierop duurt de voeging voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde materiële schade door verdachtes bewezen verklaarde handelen is veroorzaakt. De benadeelde partij [benadeelde partij] kan daarom in zijn vordering, voor zover deze in hoger beroep nog aan de orde is, niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, voor zover in hoger beroep nog aan de orde;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier,
en op 4 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.