ECLI:NL:GHSHE:2019:4444

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
20-001851-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk gebruik maken van vervalst geschrift

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 24 mei 2018 was vrijgesproken van valsheid in geschrift, maar wel was veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De benadeelde partij was niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de politierechter. De verdediging voerde aan dat een geheel voorwaardelijke straf, eventueel in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf, meer op zijn plaats zou zijn. Ook werd verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de schade niet in rechtstreeks verband zou staan met het misdrijf.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft de beslissing over de vordering van de benadeelde partij herzien. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat er geen rechtstreeks verband was tussen het handelen van de verdachte en de schade van de benadeelde partij. Desondanks oordeelde het hof dat het verrichten van nader onderzoek naar de afspraken tussen de benadeelde partij en de makelaar een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarom verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, maar gaf het aan dat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan indienen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001851-18
Uitspraak : 27 november 2019
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 mei 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-083471-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit (valsheid in geschrift) en is hij ter zake van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd (zoals subsidiair ten laste gelegd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om te volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, eventueel in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schade niet in rechtstreeks verband zou staan met het misdrijf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
In hoger beroep is door de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Hetgeen in dat kader is aangevoerd heeft bij het hof niet geleid tot een andere strafoplegging. Het hof kan zich, net als de advocaat-generaal, vinden in de door de politierechter opgelegde straf en bevestigt deze in hoger beroep. Toepassing van artikel 63 Sr brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.510,08 en ziet op de courtagekosten van de ten behoeve van de verhuur van de woning ingeschakelde makelaar. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering. De politierechter heeft daartoe overwogen dat geen sprake was van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is, anders dan de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gestelde schade. Naar het oordeel van het hof zou het verrichten van nader onderzoek naar hetgeen exact is afgesproken tussen de benadeelde partij en de makelaar omtrent het betalen van de courtage echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Gelet op die omstandigheid, kan de benadeelde partij thans in haar vordering tot schadevergoeding niet worden ontvangen, maar zij kan die vordering – anders dan door de politierechter is beslist – wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof komt derhalve tot vernietiging van dit deel van het vonnis.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadever-goeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 27 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.