ECLI:NL:GHSHE:2019:4443

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
20-003649-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van diefstal uit een camper met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren op 18 juni 1993, werd beschuldigd van diefstal uit een camper, gepleegd op 18 juni 2017 te Veldhoven. De verdachte heeft samen met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een tas met waardevolle spullen uit de camper van de aangeefster weggenomen terwijl deze in de camper sliep. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de inbraak een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers vormde, die op dat moment in de camper lagen te slapen. De verdachte had zich niets aangetrokken van de gevolgen van zijn daden, wat het hof zwaar aanrekende.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003649-17
Uitspraak : 27 november 2019
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 17 november 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-136171-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Veldhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanuit een camper heeft weggenomen een (rug)tas (met daarin een fotocamera (merk Panasonic) en/of een portemonnee met contant geld en/of een creditcard en/of een identiteitsbewijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever/benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juni 2017 te Veldhoven, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een camper heeft weggenomen een (rug)tas met daarin een fotocamera (merk Panasonic) en een portemonnee met contant geld en een creditcard en een identiteitsbewijs, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam De Kempen, registratienummer: PL2100-2017126051, op 17 augustus 2017 in de wettige vorm opgemaakt en gesloten door verbalisanten [verbalisant 1] , brigadier van politie, en [verbalisant 2] , BOA domein generieke opsporing, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-118.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 37-38, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever/benadeelde] :
(pagina 37)
Hierbij doe ik aangifte van diefstal uit mijn camper door middel van braak. Ik heb
niemand het recht noch toestemming gegeven tot plegen van dit feit. Zowel de camper als de weggenomen goederen zijn ons (
het hof begrijpt: aangeefster en haar man
[benadeelde]) eigendom.
Op 18 juni 2017, omstreeks 00.30 uur, hebben wij de camper volledig intact en
afgesloten geparkeerd aan de parkeerplaats nabij tankstation Oeienbosch aan de A67
ter hoogte van hectometerpaal 14.0 links. Wij sliepen op dat moment in de camper.
Op 18 juni 2017, omstreeks 04.10 uur, werd ik wakker van geluid in de camper en zag een zwarte schim in de camper. Ik heb vervolgens hard gegild en zag dat de man de camper uitliep en de deur van de camper sloot. Vervolgens was de man weg.
Nadat de man uit de camper was gelopen misten wij een zwarte rugzak van het merk
Salomon. Hierin zat onder andere mijn portemonnee met vijftig euro aan contanten, mijn identiteitskaart en mijn creditcard. Verder zat er ook een camera in van het merk: Panasonic, type: Lumix DMC-FZ1000 ter waarde van 600 euro.
Ik zie dat politieagenten bij ons komen terwijl u mijn aangifte opneemt. Ik zie dat zij onze zwarte rugzak vasthebben met hierin nog mijn portemonnee en wat goederen
welke bij de camera hoorden. Ik zie dat de camera en het contante geld uit de tas is
weggenomen.
(pagina 38)
Ik zag dat het slot van de camper is verbroken. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 40-41, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
(pagina 40)
Ik ben getuige van een inbraak in een camper welke geparkeerd stond op de parkeerplaats van tankstation Oeienbosch gelegen aan de A67 nabij Veldhoven.
Ik was even pauze aan het houden op de parkeerplaats. Ik zag 3 mannen rond struinen rond verschillende vrachtwagens. Vervolgens werd ik met een zaklamp in mijn gezicht geschenen. Ik had ook een lamp bij me dus ik scheen terug. Ik heb nog even met ze gesproken. Toen zeiden ze “fijne avond” en toen heb ik gedaan alsof ik op mijn motor vertrok. Ik ben alleen omgedraaid en ben weer richting het tankstation gereden om de jongens in de gaten te houden. Ik heb mijn motor geparkeerd en ben richting het bos gelopen zodat ik kon zien wat de jongens deden. Ik zag ze richting het bos lopen en toen naar de camper. Ik heb toen de politie gebeld, om 04.00 uur was dit. Ik zag dat er in de camper met een zaklamp geschenen werd. Ik zag dat 1 van de jongens in de camper zat, dat is de persoon die ik later omschrijf als persoon 1.
(pagina 41)
Ik zag dat de jongens snel weg liepen uit de camper, bij de camper vandaan. Ik zag dat er 2 mensen uit de camper kwamen, dit waren de eigenaren. Ik ben toen naar ze toe
gegaan om te zeggen dat ik de politie had gebeld. Ik heb tussendoor ook via 112 een kenteken doorgegeven van het voertuig waar de jongens mee waren. Het was een Audi A8 zwart van kleur. Opmerking verbalisant: [kenteken] is het kenteken welke we in de melding hebben doorgekregen.
Ik kan de personen als volgt omschrijven:
Persoon 1: deze persoon zat in de camper
- +- 1.70 meter groot;
- kaal geschoren hoofd;
- licht getinte huidskleur;
- fors postuur, breed, gespierd;
- langwerpig, breed hoofd;
- +- 30 jaar oud.
Persoon 2: die heb ik niet gesproken
- +- 1.80/1.85 meter groot;
- slank postuur;
- midden 20 jaar oud, 24 jaar ongeveer;
- donkere jas;
- grijze broek;
- blank/witte huidskleur.
Persoon 3:
- schriel mannetje;
- +- 1.75 meter groot;
- bril met ronde glazen;
- petje, donkerblauw van kleur;
- blanke huidskleur.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 42, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant [verbalisant 3] :
Op 19 juli 2017, nam ik, verbalisant [verbalisant 3] , telefonisch contact op met getuige [getuige] . Ik vroeg aan [getuige] of hij mij kon vertellen wie er nu precies in de
camper was geweest. Ik hoorde dat hij tegen mij zei:
“De jongen die ik omschreef als persoon 1, de oudste en de stevigste jongen, heeft de
deur van de camper opengemaakt. Hij is daarna ook de camper binnen gegaan. De smalle, lange jongen stond er bij. Hij heeft na het openen van de camper in de deuropening van de camper gestaan. Ook hij is kort in de camper binnen geweest. De persoon met de bril is weggelopen naar de auto, toen de deur van de camper werd opgemaakt. Hij is toen in de auto gaan zitten. Hun auto, de Audi waarvan ik het kenteken eerder heb doorgegeven, stond strategisch geparkeerd voor de camper.”
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 43-44, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 43)
Op 18 juni 2017 waren wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , belast met directe hulpverlening in de gemeente Eindhoven. Wij waren beiden gekleed in herkenbaar politie-uniform en reden in een opvallend dienstvoertuig.
Op eerder genoemde datum om 04.02 uur kregen wij, samen met andere politie-eenheden, van het Operationeel Centrum de opdracht om te rijden naar parkeerplaats Oeienbosch, gelegen aan de A67. Wij hoorden middels onze portofoon dat er een melder belde die aangaf dat er op dat moment 3 personen aan het inbreken waren
in een camper, die stond geparkeerd op parkeerplaats Oeienbosch. Wij hoorden dat de melder aangaf dat deze personen een donkere Audi A8 bij zich zouden hebben, waarvan het kenteken begon met [kenteken] . Wij, verbalisanten, sloegen direct aan op dit genoemde kenteken. Het is ons beiden ambtshalve bekend dat [medeverdachte 1] gebruikt maakt van een donkere Audi A8 voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Wij reden als eerste politievoertuig parkeerplaats Oeienbosch op en zijn direct naar de achterzijde van de genoemde parkeerplaats gereden. Wij zagen dat aan het einde van de parkeerplaats een vrachtwagen de rijbaan blokkeerde. Wij konden deze vrachtwagen niet passeren om bij de camper en de Audi A8 te komen. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb hierop ons dienstvoertuig achter deze vrachtwagen geparkeerd. Wij, verbalisanten, zijn hierop uit ons dienstvoertuig gestapt. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , ben rechtsom twee geparkeerde vrachtwagens gerend om bij de verdachten te komen. Terwijl ik om de vrachtwagens heen rende, hoorde ik echter een auto met hoge snelheid wegrijden. Toen ik om de vrachtwagens heen was gerend en zicht had op de oprit naar de A67, zag ik de zwarte Audi met hoge snelheid de A67 op rijden.
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , ben linksom de vrachtwagen die de doorgang belemmerde
gerend. Ik zag dat er voor deze vrachtwagen een donkere Audi A8 stond met de
verlichting aan. Ik zag dat deze Audi op dat moment op ongeveer 7 à 8 meter afstand
voor mij stond. Ik kon op dat moment via de zijkant binnen in deze Audi kijken. Ik zag
dat de bestuurder van de Audi A8 de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 1] was. Ik zag dat hij keek in mijn richting en kon hem dus goed in zijn gezicht aankijken. Ik herkende
hem aan zijn gelaat, kale kop, baardje en bollig gezicht. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat naast hem de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1993 te [geboorteplaats] , zat. Ik zag dat deze mij ook aankeek en kon hem goed zien. Ik herkende [verdachte] aan zijn gelaat en zijn haren. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag verder niemand in het voertuig zitten.
(pagina 44)
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , ken beide personen goed omdat ik hen meerdere malen heb aangehouden en gecontroleerd. Het is mij ambtshalve bekend dat zij zich bezig houden met autodiefstallen en andere vermogensdelicten. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat de Audi A8 direct met hoge snelheid de snelweg A67 opreed in de richting van Eersel. Wij hebben hierop met ons dienstvoertuig de achtervolging ingezet.
Gezien de snelheid van de Audi A8 verloren wij deze echter vrijwel direct uit het
zicht. Wij hebben hierop de eerste afslag, Eersel-Bergeijk, genomen om terug te rijden naar Eindhoven. Toen wij bovenaan de afslag kwamen, zagen wij dat eerder genoemde Audi A8 langzaam over de afrit reed, in de richting van de verkeerslichten. Wij zagen dat het voertuig inderdaad was voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb toen direct het stoptransparant van ons dienstvoertuig
voorzien van de tekst: “Stop, politie” aangezet.
Wij zagen dat het voertuig hierop direct linksaf de Provincialeweg op reed en direct daarna weer linksaf sloeg, de A67 op, terug richting Eindhoven. Wij hoorden dat de Audi met een hoog toerental reed en zagen dat de Audi gelijk ver op ons uitliep. Wij zagen dat wij op de autosnelweg een snelheid bereikten van 185 à 190 kilometer per uur. Wij zagen echter ook dat de genoemde Audi A8 zeer snel op ons uitliep. Wij schatten dan ook dat de snelheid van de Audi ver boven de 200 kilometer per uur lag. Nog voordat wij goed en wel van de oprit de hoofdrijbaan van de A67 op waren gereden, zagen wij dat de Audi al bijna uit ons zicht was verdwenen. Ondanks een zoektocht met meerdere eenheden, zou de Audi niet meer worden aangetroffen.
Wij hoorden dat een andere eenheid doorgaf dat ze op de vluchtstrook van de A67 richting Eindhoven, dus langs de route die de Audi had gereden, iets hadden zien liggen. Later hoorden wij dat portofonisch werd doorgegeven dat dit een tas betrof, die op parkeerplaats Oeienbosch uit de camper bleek te zijn weggenomen. Kennelijk is deze tas door [medeverdachte 1] of [verdachte] tijdens de achtervolging uit de Audi gegooid.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 45, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik heb verdachte [verdachte] herkend omdat ik hem in het verleden veelvuldig heb gecontroleerd en aangehouden. Ik herkende [verdachte] aan zijn rode, wat langere haar en zijn gezicht welke mij ambtshalve bekend is. Ik zag dat hij mij aankeek en heb hem goed in zijn gezicht kunnen kijken. Tevens werd mij gevraagd of [verdachte] een bril heeft.
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb [verdachte] meerdere malen gecontroleerd maar heb hem
nooit met bril gezien.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 47, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 15 juni 2017 (
het hof begrijpt: 18 juni 2017), omstreeks 04.02 uur was ik belast met de noodhulp van het politieafdeling Eersel. Ik zat als bijrijder in de auto. Op genoemd tijdstip reden wij mee met een heterdaadmelding van inbraak in een camper op parkeerplaats Oeienbosch gelegen aan de A67 links thv Veldhoven. Op weg naar de melding hoorde ik dat collega’s de parkeerplaats opreden en zagen dat het voertuig de snelweg weer op reed. Hierop zijn wij ook de A67 richting Eindhoven op gereden. Ik zag toen we met grote snelheid richting Eindhoven reden iets zwarts op de vluchtstrook tegen de rijbaan aan liggen. Ik herkende dit niet als een onderdeel van een voertuig. Het was ergens tussen Oeienbosch en knooppunt De Hogt in. Omstreeks 04.29 uur hoorde ik dat collega [verbalisant 7] via de portofoon doorgaf dat hij een tas heeft aangetroffen met daarin onder andere een Duits paspoort. Ik hoorde op de portofoon dat deze inderdaad uit de camper ontvreemd was.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 46, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 7] :
Ik bevond mij, vergezeld met collega [verbalisant 8] , in uniform gekleed en met handhaving belast in een opvallend dienstvoertuig op de A67 rechts, tussen hectometerplaatje 12 en 14. Wij waren daar in verband met een heterdaad inbraak waarvan de verdachten zojuist bij de oprit Eersel, ter hoogte van hectometerpaaltje 10.0 gekeerd zou zijn. Wij kregen via de portofoon te horen dat er een andere eenheid de achtervolging had ingezet en dat er mogelijk een tas gedumpt was uit het vluchtende voertuig.
Ik trof op de A67 rechts tussen hectometerpaaltje 12 en 14 een zwarte rugzak met
daarin een Duits paspoort op naam van [benadeelde] (
het hof begrijpt: [benadeelde]). Ook zag ik dat er een handleiding van een fotocamera, een kabeltje en een lege portemonnee in zat.
Deze tas met beperkte inhoud brachten wij naar de plaats waar de diefstal had
plaatsgevonden. Ik zag en hoorde dat de aangever/benadeelde de tas herkende als zijn eigendom.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 48-50, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] :
(pagina 48)
Dit proces- verbaal van bevindingen wordt door ons opgemaakt voor het gebruik van de Audi A8 voorzien van het Nederlandse kenteken: [kenteken] . Dit voertuig staat op naam van [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 2] 1995. Dit voertuig is in gebruik bij [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 3] 1985 te Tilburg.
(pagina 49)
In de politiesystemen is te zien dat de ten naam gestelde [medeverdachte 2] van de Audi A8
voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] niet in het bezit is van een geldig
Nederlands rijbewijs. Genoemde Audi A8 is veelvuldig gecontroleerd. De ten naam gestelde [medeverdachte 2] is nooit gecontroleerd in de Audi.
(pagina 50)
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de Audi A8, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , zijn voertuig is.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte iedere betrokkenheid bij de diefstal met braak uit de camper ontkent en dat er slechts één getuige is die stelt dat hij verdachte heeft gezien, te weten verbalisant [verbalisant 5] die om 04.00 uur ter plaatse kwam naar aanleiding van de melding. Deze verbalisant heeft verdachte ambtshalve herkend, maar hoe vaak en hoe goed deze verbalisant verdachte kent, blijkt niet uit het dossier. Voorts is sprake van een verwachtingseffect, nu de politie is aangeslagen op het kenteken van de auto van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangezien verdachte de zwager is van deze [medeverdachte 1] , verwachtte de politie al dat verdachte mogelijk naast [medeverdachte 1] in de auto zou zitten. Nu ook [medeverdachte 1] de inbraak heeft ontkend en er geen technisch bewijs voorhanden is in het dossier, is geen sprake van ondersteunende bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de inbraak, aldus de verdediging.
Voorts kan volgens de verdediging niet tot een bewezenverklaring worden gekomen bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs waaruit volgt dat verdachte, als hij al op de camping zou zijn geweest, iets te maken heeft gehad met de diefstal van de spullen uit de camper. Eén getuige, de heer [getuige] , heeft drie mannen bij de camper gezien en omschrijft hen ook. Volgens de getuige spraken zij met een Limburg accent en zeiden de mannen dat ze uit de regio Venlo kwamen. Verdachte spreekt niet met een dergelijk accent en woont in Eindhoven. De getuige heeft voorts aanvullend verklaard dat de stevige jongen de deur van de camper heeft opengemaakt, dat de smalle jongen in de deuropening heeft gestaan en dat de jongen met de bril in een auto is gaan zitten. Het kan volgens de verdedi-ging heel goed zijn dat verdachte de jongen met de bril is. Dat verbalisant [verbalisant 5] verdachte nooit met een bril heeft gezien, maakt dat niet anders. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat, als verdachte al bij de camper is geweest, hij één van de personen was die betrokken was bij de diefstal. Verdachte heeft daaraan geen significante bijdrage geleverd.
Verdachte dient derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals hiervoor opgenomen, volgt dat de getuige [getuige] drie personen nabij de camper van aangeefster [aangever/benadeelde] heeft gezien. Persoon 1, een jongen met een forse postuur en kaal geschoren hoofd, is degene die de deur van de camper heeft opengemaakt en vervolgens de camper binnen is gegaan. De smalle lange jongen, persoon 2, heeft na het openen van de camper in de deuropening van de camper gestaan en is volgens de getuige ook nog kort de camper binnen geweest. De derde persoon, omgeschreven als een brildragend schriel mannetje, is niet in de camper geweest, maar is in de strategisch voor de camper geparkeerde zwarte Audi, voorzien van kenteken [kenteken] , gaan zitten.
Kort na de melding van de inbraak en de daarbij door de getuige waargenomen zwarte Audi (met kenteken [kenteken] ) worden de twee inzittenden van de desbetreffende Audi door verbalisant [verbalisant 5] herkend als verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] . Het hof heeft, anders dan de verdediging, geen aanleiding om aan deze herkenning te twijfelen. [verbalisant 5] heeft in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat hij verdachte heeft herkend omdat hij hem in het verleden veelvuldig heeft gecontroleerd en aangehouden. Hij heeft verdachte herkend aan zijn rode, wat langere haar en aan zijn gezicht. Het hof hecht voorts waarde aan de omstandigheid dat de verbalisant heeft waargenomen dat verdachte hem vanuit de auto aankeek en dat hij verdachte daardoor goed in zijn gezicht heeft kunnen kijken. Het hof acht de herkenning van [medeverdachte 1] en verdachte door verbalisant [verbalisant 5] derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft voorts verklaard dat hij verdachte [verdachte] in het verleden meermalen heeft gecontroleerd en hem nooit met een bril heeft gezien. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte niet de persoon is die door de getuige [getuige] wordt omschreven als het brildragende schriele mannetje die in de auto heeft plaatsgenomen, maar dat verdachte één van de twee personen moet zijn die in de camper is geweest. Aangezien medeverdachte [medeverdachte 1] door verbalisant [verbalisant 5] wordt omschreven als een man met een kale kop en een bollig gezicht, gaat het hof er van uit dat [medeverdachte 1] de door de getuige omschreven ‘persoon 1’ is en dat verdachte past in het signalement van ‘persoon 2’.
Op de vluchtroute van de met zeer hoge snelheid weggereden Audi is de bij de diefstal weggenomen tas met een deel van de inhoud aangetroffen. Het hof acht het, gelet op het korte tijdsbestek, aannemelijk dat de tas uit de Audi is gegooid en dat dit door (één van) de daders van de inbraak moet zijn gedaan.
Alles overwegende, acht het hof op grond van de gebezigde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, in de camper van aangeefster [aangever/benadeelde] heeft ingebroken en daaruit een tas met daarin een aantal voorwerpen heeft weggenomen. De omstandigheid dat de daders volgens de getuige met een Limburg accent spraken en zeiden dat zij uit de regio Venlo kwamen, doet aan dat oordeel niet af, nu dit niet van doorslaggevende waarde is en uit de getuigenverklaring bovendien volgt dat de getuige niet met ‘persoon 2’ heeft gesproken.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging derhalve in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan diefstal uit een camper, terwijl de in die camper verblijvende personen daar op dat moment lagen te slapen. De camper stond ’s nachts geparkeerd op een parkeerplaats bij een tankstation aan de A67 en het is een feit van algemene bekendheid dat het dan vaak gaat om mensen op doorreis die ter plaatse in hun voertuig (de camper) overnachten. Een inbraak is een ernstig feit, welke niet alleen de nodige materiële schade veroorzaakt, maar ook een forse inbreuk maakt op de privacy van de slachtoffers. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun onderkomen is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en gestolen, zeker wanneer zij bovendien – zoals ook in dit geval – in het onderkomen aanwezig waren en lagen te slapen. Dit draagt bij aan gevoelens van angst en onveiligheid en veroorzaakt grote verontwaardiging en boosheid. Verdachte heeft zich kennelijk, net als zijn mededader, niets aangetrokken van deze mogelijke gevolgen, maar slechts zijn eigen financiële gewin en de gemakkelijke vluchtweg (via de snelweg) voor ogen gehad. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook gelet op:
 de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2019, reeds eerder tere zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld;
 de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor een woninginbraak, waarmee het hof een inbraak in een camper gelijkstelt, wordt doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden als passend beschouwd. Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, is het hof echter van oordeel dat een gevangenisstraf van drie maanden onvoldoende recht doet aan de omstandigheden dat in het onderhavige geval sprake is van recidive, van een samenwerkingsverband en van de situatie dat de slachtoffers tijdens de inbraak in de camper lagen te slapen. Het hof ziet daarin aanleiding om aan verdachte een hogere gevangenisstraf op te leggen, te weten voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde acht het hof deze hogere strafduur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 27 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.