ECLI:NL:GHSHE:2019:4418

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
20-001137-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verduistering en heling van een auto, vrijspraak wegens oplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor verduistering en heling van een auto. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf voor verduistering. De verdachte had de auto, een blauwe Audi, verkregen na een proefrit, waarbij de betaling via Ideal zou plaatsvinden. Echter, de betaling bleek niet te zijn uitgevoerd, en de verdachte had de auto onder zich gekregen door middel van oplichting. Het hof oordeelt dat de verdachte de auto niet door verduistering heeft verkregen, omdat hij deze door een misdrijf, namelijk oplichting, onder zich had. Aangezien oplichting niet ten laste was gelegd, kan de verdachte niet worden veroordeeld voor verduistering. Ook de subsidiaire tenlastelegging van heling kan niet worden bewezen, omdat de verdachte de auto zelf door een misdrijf heeft verkregen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij van zowel verduistering als heling. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte wordt opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001137-19
Uitspraak : 4 december 2019
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 26 november 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-142226-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van verduistering veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. Voorts is de [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien is het vonnis waarvan beroep niet te verenigen met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na een – kennelijk – ter terechtzitting in eerste aanleg toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2018 tot en met 19 maart 2018 te Helmond, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en welk goed hij, verdachte, anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder van die auto, na levering van de autosleutels en de auto wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Helmond, althans in Nederland, een goed, te weten een personenauto, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld wegens de primair ten laste gelegde verduistering. De advocaat-generaal heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep – kort samengevat – bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de primair ten laste gelegde handeling is begaan door een ander, te weten [betrokkene] , op wiens naam het bankrekeningnummer stond. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte wetenschap had van het feit dat de auto werd weggenomen terwijl de betaling ondeugdelijk was. Op grond daarvan kan tevens geen veroordeling wegens heling volgen.
De vraag waar het hof zich voor ziet gesteld is of de handelwijze van verdachte te kwalificeren is als een van de strafbare feiten zoals primair en subsidiair ten laste gelegd.
Uit het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof de navolgende feiten en omstandigheden als vaststaand af.
Op 7 maart 2018 heeft aangever [benadeelde] zijn auto, een blauwe Audi met [kenteken]
, op de internetsite Autoscout te koop aangeboden. Op 16 maart 2018 zijn twee personen, te weten verdachte en [betrokkene] , bij aangever langsgegaan voor een proefrit. De aspirant kopers hebben met aangever een proefrit gemaakt. Na de proefrit is besloten tot de aankoop van de auto. Het geld zou via Ideal worden overgeschreven. Aangever heeft een foto gemaakt van “hun” telefoonscherm, waarop was te zien dat [betrokkene] het geld zou betalen en dat de overboeking van een ABN AMRO-rekening kwam. Aangever ontving het geldbedrag echter niet. Uit navraag bij zijn bank, de ABN AMRO, bleek dat er op dat moment een storing gaande was. Aangever is uiteindelijk met beide personen naar de Kwikfit gegaan om de auto over te laten schrijven. De auto is omstreeks 16.55 uur overgeschreven op de naam van verdachte. Na de overschrijving van de auto had aangever het geld nog altijd niet ontvangen. De storing bij de bank bleek nog niet te zijn opgelost. Aangever heeft verdachte en [betrokkene] daarop met de auto laten gaan. Nadien bleek aangever dat het hem getoonde rekeningnummer niet een bestaand rekeningnummer was. Op 19 maart 2018 werd verdachte als bestuurder van de auto gecontroleerd. Hij verklaarde dat hij de auto had gekocht en contant had afgerekend.
Met betrekking tot de primair ten laste gelegde verduistering, overweegt het hof het navolgende.
Verduistering, zoals primair ten laste is gelegd, is de wederrechtelijke toe-eigening van een goed dat men reeds, anders dan door misdrijf, onder zich heeft. Indien er aanwijzingen zijn dat de verdachte het goed door eigen misdrijf heeft verkregen, is een veroordeling ter zake van verduistering derhalve uitgesloten.
De verdachte heeft de auto na de overschrijving van de auto op zijn naam door het door aangever meegeven van de auto met de autosleutels onder zich gekregen. Aan de vereisten met betrekking tot een rechtsgeldige overdracht was toen voldaan. De verdachte was toen aldus
eigenaar(en houder) geworden van de auto. Dat de betaling van de koopsom niet was geslaagd en later ondeugdelijk bleek te zijn, doet aan de voltooiing van de eigendomsoverdracht niet af. Uit het tonen van een niet-bestaande rekening waarmee zou worden betaald en de omstandigheid dat verdachte enkele dagen later in strijd met de hem bekende waarheid heeft verklaard dat hij de auto “zelf had gekocht en contant had afgerekend”, volgt dat hij de auto door middel van oplichting, een misdrijf, onder zich had gekregen.
Naar het oordeel van het hof is er onder deze omstandigheid geen sprake van verduistering van de auto, maar van oplichting. Oplichting is evenwel niet ten laste gelegd. De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van verduistering.
Ten aanzien van de heling, zoals subsidiair ten laste is gelegd, overweegt het hof als volgt.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat krachtens het begrip van heling – een begunstigingsmisdrijf – moet worden aangenomen dat een veroordeling wegens heling niet mogelijk is indien iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de feitelijke gang van zaken en de constatering dat de verdachte de auto onder zich had door een door hemzelf begaan misdrijf, te weten oplichting, kan aldus geen veroordeling ter zake van heling volgen. De verdachte zal derhalve tevens worden vrijgesproken van heling.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier,
en op 4 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Everaars-Katerberg en mr. Smit zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.