ECLI:NL:GHSHE:2019:4381

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
20-000260-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van dochters door vader met gebruik van geweld en alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen verkrachting van zijn twee dochters. De verdachte, geboren in 1968, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de dochters, die verklaarden dat zij gedurende een lange periode na het douchen hun vader moesten roepen voor een 'hygiënische controle'. Tijdens deze controles, die plaatsvonden op zijn bed, heeft de verdachte zijn vingers in de vagina's van zijn dochters gestoken, terwijl hij vaak onder invloed van alcohol verkeerde en zich dominant en agressief gedroeg. Het hof heeft overwogen dat de verklaringen van de dochters betrouwbaar zijn en dat er voldoende steunbewijs is voor de beschuldigingen. De verdachte ontkende de seksuele handelingen niet, maar kon zich deze niet herinneren. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een alcoholverbod, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-000260-19
Uitspraak : 3 december 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 22 januari 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-700243-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1968,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen verklaard, dat telkens gekwalificeerd als ‘verkrachting, terwijl hij het feit heeft begaan ten aanzien van zijn kind, meermalen gepleegd’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de rechtbank, naast de algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden verbonden in de vorm van een meldplicht, reclasseringstoezicht, een behandeling voor de forensische problematiek van de verdachte, opname in een instelling voor begeleid wonen en een alcoholverbod.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met dien verstande dat het hof de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden alsnog dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder de feiten 1 en 2 telkens primair en subsidiair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder de feiten 1 en 2 telkens meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2009 tot en met 20 januari 2013 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte bij het plegen van voornoemde handelingen
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van die [slachtoffer 1] , (mede) gelet op
- verdachtes leeftijd en/of
- de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 1] en/of
- verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
- de geestelijke ontwikkeling en/of psychische toestand van die [slachtoffer 1] ,
- waarbij verdachte zich langdurig en/of telkens zeer dominant en/of dreigend en/of agressief gedroeg (op [een] moment[en] dat er iets niet gebeurde, zoals hij, verdachte, dat wilde) en/of
- waarbij verdachte veelvuldig en/of stelselmatig zijn agressie en/of zijn woede-uitbarstingen afreageerde op zijn dochters en/of zijn vrouw en/of zijn zonen en/of
- waarbij verdachte (telkens) verkeerde onder invloed van alcohol,
- waarbij die [slachtoffer 1] (telkens) vreesde voor nieuwe woede-uitbarstingen als zij niet zou doen wat hij, verdachte, wilde, in welke overwichtssituatie die [slachtoffer 1] zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handeling(en) en/of aldus (telkens) voor die [slachtoffer 1] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zo kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2009 tot en met 20 januari 2013 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, met zijn kind, [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2009 tot en met 20 januari 2013 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, met zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de schaamlippen en/of de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juni 2007 tot en met 20 januari 2013 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ), (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte bij het plegen van voornoemde handelingen
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van die [slachtoffer 2] , (mede) gelet op
- verdachtes leeftijd en/of
- de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 2] en/of
- verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
- de geestelijke ontwikkeling en/of psychische toestand van die [slachtoffer 2] ,
- waarbij verdachte zich langdurig en/of telkens zeer dominant en/of dreigend en/of agressief gedroeg (op [een] moment[en] dat er iets niet gebeurde, zoals hij, verdachte, dat wilde) en/of
- waarbij verdachte veelvuldig en/of stelselmatig zijn agressie en/of zijn woede-uitbarstingen afreageerde op zijn dochters en/of zijn vrouw en/of zijn zonen en/of
- waarbij verdachte (telkens) verkeerde onder invloed van alcohol,
- waarbij die [slachtoffer 2] (telkens) vreesde voor nieuwe woede-uitbarstingen als zij niet zou doen wat hij, verdachte, wilde, in welke overwichtssituatie die [slachtoffer 2] zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handeling(en) en/of aldus (telkens) voor die [slachtoffer 2] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zo kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juni 2007 tot en met 24 juni 2011 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, met zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum slachtoffer 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juni 2007 tot en met 24 juni 2011 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, met zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de vagina en/of schaamlippen en/of borsten van die [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 21 januari 2009 tot en met 20 januari 2013 te [pleegplaats] , door andere feitelijkheden zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande die andere feitelijkheden hierin, dat verdachte bij het plegen van voornoemde handelingen misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van die [slachtoffer 1] , (mede) gelet op verdachtes leeftijd en de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 1] ,
- waarbij verdachte zich telkens zeer dominant en/of dreigend en/of agressief gedroeg (op momenten dat er iets niet gebeurde, zoals hij, verdachte, dat wilde) en
- waarbij verdachte veelvuldig zijn agressie en/of zijn woede-uitbarstingen afreageerde op zijn dochters en/of zijn vrouw en/of zijn zonen en
- waarbij verdachte telkens verkeerde onder invloed van alcohol,
- waarbij die [slachtoffer 1] telkens vreesde voor nieuwe woede-uitbarstingen als zij niet zou doen wat hij, verdachte, wilde,
in welke overwichtssituatie die [slachtoffer 1] zich telkens niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handelingen en aldus telkens voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2007 tot en met 20 januari 2013 te [pleegplaats] , door andere feitelijkheden zijn, verdachtes, kind, [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ), telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gebracht en zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en bestaande die andere feitelijkheden hierin, dat verdachte bij het plegen van voornoemde handelingen misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van die [slachtoffer 2] , (mede) gelet op verdachtes leeftijd en de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 2] ,
- waarbij verdachte zich telkens zeer dominant en/of dreigend en/of agressief gedroeg (op momenten dat er iets niet gebeurde, zoals hij, verdachte dat wilde) en
- waarbij verdachte veelvuldig zijn agressie en/of zijn woede-uitbarstingen afreageerde op zijn dochters en/of zijn vrouw en/of zijn zonen en
- waarbij verdachte telkens verkeerde onder invloed van alcohol,
- waarbij die [slachtoffer 2] telkens vreesde voor nieuwe woede-uitbarstingen als zij niet zou doen wat hij, verdachte, wilde,
in welke overwichtssituatie die [slachtoffer 2] zich telkens niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handelingen en aldus telkens voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Hierna wordt in de voetnoten – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, dienst Regionale recherche, unit zeden, in het onderzoek ‘Trowbridge’, op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie, proces-verbaalnummer 2016155999/2016024294, gesloten d.d. 11 december 2017, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-313.
Bewijsoverwegingen

A.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, omdat volgens hem niet overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het lichaam van zijn dochters seksueel is binnengedrongen. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd. De bewijsmiddelen die in het procesdossier voorhanden zijn, zijn slechts rechtstreeks te herleiden naar hetgeen aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard, waardoor niet aan het bewijsminimum is voldaan. In de visie van de verdediging zijn beide verklaringen niet betrouwbaar, omdat deze op onderdelen inconsistent zijn en omdat aangeefsters met elkaar over het vermeende seksueel misbruik hebben gesproken, alsook daarover met derden hebben gepraat. Ten slotte is ten verwere betoogd dat er onvoldoende steunbewijs is voor het tenlastegelegde delictsbestanddeel ‘seksueel binnendringen in het lichaam’.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.

Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen. Het hof zal hierna tevens ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren.
Aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , [1] heeft verklaard dat zij twaalf jaar oud was toen zij voor het eerst seksueel werd misbruikt door de verdachte (hierna ook: haar vader). [2] Zij moest haar vader elke keer na het douchen roepen zodat hij kon controleren of ze zich goed gewassen had. Haar vader zei als zij zich moest gaan douchen: ‘wel roepen’ en hij had dan een dreigende blik in zijn ogen. [slachtoffer 1] durfde er niets van te zeggen, omdat zij altijd angst had voor haar vader. Als [slachtoffer 1] riep dat zij klaar was met douchen, kwam haar vader meteen naar boven. Zij moest dan bloot van de badkamer naar zijn slaapkamer lopen en op bed gaan liggen. Hij keek dan tussen haar benen, spreidde haar schaamlippen en keek of het goed was. Hij spreidde haar schaamlippen met twee vingers, met zijn wijsvinger en duim. Hij ging dan wel vaak even met zijn andere hand, met zijn wijsvinger, over haar vagina heen. Zij lag dan op zijn bed met haar benen opgetrokken. Haar vader zat op het bed, schuin voor haar. Dit gebeurde iedere woensdag en iedere zaterdag, behalve als hij niet thuis was. [slachtoffer 1] weet dat haar zus [slachtoffer 2] ook altijd moest roepen naar hun vader. Als de controle klaar was, mocht [slachtoffer 1] zich van haar vader aankleden en zij ging dan meestal naar haar kamer. Soms was [slachtoffer 2] daar ook, omdat zij nog moest douchen. Ze hebben het er toen vaak over gehad en zeiden tegen elkaar dat dit moest stoppen, omdat het seksueel misbruik was. [3] Zij was dan ook vaak verdrietig. Het gebeurde dat [slachtoffer 1] nog boven was en dat [slachtoffer 2] huilend en woedend boven kwam en zei ‘waarom, waarom’. [slachtoffer 1] wist dan wat er gebeurd was. Ze hoefden het misbruik niet naar elkaar te benoemen, omdat ze wisten dat hij bij beiden hetzelfde deed. Het misbruik heeft jaren voortgeduurd. Haar vader was bijna altijd onder invloed van alcohol als het misbruik plaatsvond en hij was dan heel snauwerig en schreeuwend. Hij wilde altijd de macht houden. Haar moeder was ook bang voor haar vader. [4]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar vader ook weleens met zijn wijsvinger in haar vagina ging. Dat deed hij tijdens de controle van haar vagina. Dat deed hij niet altijd, maar wel regelmatig. Hij deed dat altijd op dezelfde wijze, net als bij de andere controles. Hij ging dan één keer met zijn wijsvinger in en uit haar vagina. Hij deed alsof het bij de controle hoorde. Het is gestopt toen [slachtoffer 1] vijftien jaar oud was. [5]
Aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , [6] heeft verklaard dat zij en haar zus [slachtoffer 1] op woensdag en zaterdag hun vaste douchedagen hadden en dat ze hun vader na het douchen moesten roepen. Haar vader kwam dan naar boven en zij moest met hem mee naar de ouderlijke slaapkamer en op haar rug op bed gaan liggen. Zij moest haar benen wijd doen en hij keek of haar vagina schoon was. Hij voelde en hij keek. Hij spreidde met zijn vingers haar schaamlippen en voelde er dan aan. Hij ging er langs en in haar vagina. [7] Zij vond het verschrikkelijk en heeft weleens gezegd dat zij het niet wilde, maar daar trok hij zich niets van aan en de volgende keer deed hij het weer. [slachtoffer 2] weet niet precies wanneer het misbruik is begonnen, maar zij was nog geen dertien jaar oud. Ze waren dan met z’n tweeën. Haar vader heeft nooit gezegd dat zij niet goed schoon was. Zij heeft een keer geprobeerd om haar benen dicht te doen maar toen moest zij haar benen weer van haar vader spreiden. Als [slachtoffer 2] haar onderbroek al aan had, moest zij deze weer uitdoen. Haar vader zat naast haar op bed en voelde dan met zijn vingers aan haar vagina. Het duurde één of twee minuten. De ene keer ging het snel en de andere keer duurde het iets langer. Als haar vader iemand hoorde, voelde hij zich meteen gestoord en was het snel voorbij. [8]
Aangeefsters zeiden weleens tegen elkaar dat het vervelend was dat hun vader dat deed. Ze wisten van elkaar dat hij dat bij hen allebei deed zonder dat ze dat benoemden.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar vader echt de baas was in het gezin. Haar moeder staat onder hem en is ook gehoorzaam aan hem. Als haar moeder niet gehoorzaamde, ontstond er een discussie. Als haar vader boos was, schreeuwde hij en gebruikte hij zijn handen. Hij schreeuwde ook tegen haar moeder. In de periodes dat haar vader geen werk had, dronk hij veel en was hij veel agressiever. [9] Er waren dan heel veel ruzies en discussies. [10]
De verdachte heeft verklaard dat zijn dochters twee keer per week douchten en hem na het douchen riepen opdat hij kon controleren of zij hun vagina wel goed schoon hadden gemaakt. Zijn alcoholmisbruik speelde in heel grote mate een rol. De verdachte dronk zo’n zes à zeven halve liters alcoholhoudende drank op een avond. Verdachte werd dan onhandelbaar, dominant en overheersend. Hij schreeuwde en zijn wil was wet. Zijn gezinsleden – vrouw, zonen en dochters – moesten dan direct doen wat hij zei. Hij heeft ook weleens een klap uitgedeeld. [11] Verdachte ziet een direct verband tussen zijn alcoholmisbruik en het seksuele misbruik van zijn dochters. Door de alcohol was de rem weg. Achteraf denkt de verdachte dat de situatie bedreigend was. De verdachte ontkent de tenlastegelegde seksuele handelingen niet, maar kan deze zich naar eigen zeggen niet herinneren. [12]
Het hof stelt voorop, zoals ook door de rechtbank is overwogen, dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de beweerde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent of verklaart dat hij zich de verweten handelingen niet kan herinneren, welke laatstgenoemde omstandigheid zich in de onderhavige zaak voordoet, leidt dat in veel gevallen ertoe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde feit kan opleveren.
Het hof dient aldus te beoordelen of de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn. Daarnaast zal het hof moeten bepalen of voor de beweringen van aangeefsters voldoende (steun)bewijs in het procesdossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van aangeefsters volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad kan van steunbewijs sprake zijn als de verklaringen van aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan de verdachte verweten en door hem gepleegde handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden.
Het hof stelt dienaangaande vast dat zowel aangeefster [slachtoffer 1] op 12 februari 2016 als [slachtoffer 2] op 1 april 2016 bij de politie tijdens het informatief gesprek een uitgebreide en gedetailleerde verklaring hebben afgelegd over de door de verdachte bij hen verrichte seksuele handelingen. [13] Beide zussen hebben in hun aangiften van respectievelijk 28 maart 2016 en 17 juni 2016 in vergelijkbare zin verklaard. Het hof stelt in dit verband tevens vast dat aangeefsters afzonderlijk van elkaar hebben verklaard over de handelingen die door de verdachte zijn gepleegd, alsmede over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn consistent en komen op essentiële onderdelen overeen. Het enkele feit dat in de verklaringen op bepaalde (ondergeschikte) punten tegenstrijdigheden voorkomen, of dat aangeefsters zich niet alle handelingen in detail kunnen herinneren, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan tijdsverloop en de feilbaarheid van het menselijk geheugen of zijn teweeggebracht door schaamte en emoties. Het gaat in dezen om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop ze zijn afgelegd.
De verklaringen worden ook niet ernstiger naarmate aangeefsters vaker hun verhaal doen. Zij benoemen details die telkens in elkaars verklaringen terugkomen, zoals het moeten roepen van verdachte als ze klaar waren met douchen, het plaatsvinden van de seksuele handelingen na de wekelijkse douchebeurten terwijl zij op het bed van hun ouders lagen, de aard van de handelingen en de overheersende en dominante houding van de verdachte binnen het gezin. Het voorgaande leidt ertoe dat deze verklaringen het hof authentiek en betrouwbaar overkomen. De enkele omstandigheid dat in het dossier aanwijzingen zijn te vinden dat aangeefsters met elkaar over het misbruik hebben gesproken, doet daar niet aan af.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de ene aangeefster in dit geval kan dienen als steunbewijs voor die van de ander. De verklaringen van aangeefsters ondersteunen elkaar namelijk over en weer voor wat betreft de aard van de aan de verdachte verweten en door hem gepleegde seksuele handelingen, alsook voor wat betreft de omstandigheden waaronder en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. Voorts hebben aangeefsters over en weer signalen gehad van seksueel misbruik van de ander.
Naast het feit dat de verklaringen van aangeefsters elkaar ondersteunen, stelt het hof vast dat deze verklaringen niet worden weersproken door de verdachte en voor wat betreft de gang van zaken waaronder de handelingen zijn begaan (te weten het twee keer per week douchen, het roepen van de verdachte, het ontbloot moeten liggen op het bed en de feitelijkheden waarmee aangeefsters zijn gedwongen de handelingen te ondergaan) met de verklaring van de verdachte overeenstemmen.
Het hof is tevens van oordeel dat genoemde verklaringen van aangeefsters op het punt van het seksueel binnendringen worden ondersteund door de getuigenverklaringen van hun tante [tante] en moeder [moeder slachtoffers] . In dat verband overweegt het hof als volgt.
Getuige [tante] heeft verklaard dat zij in maart 2017 heeft gesproken met haar nicht [slachtoffer 1] en dat deze toen zei dat de verdachte zowel aan haar vagina als die van haar zus [slachtoffer 2] had gezeten. De verdachte was ook met zijn vinger in hun vagina geweest. [14]
Uit de verklaring van [moeder slachtoffers] komt naar voren dat zij wist dat haar man, zijnde verdachte, aan hun dochters vroeg om na het douchen ontkleed op bed te gaan liggen, om ze te controleren. Als hij dat dan deed, dan bleef het daar niet bij, maar deed hij zijn vinger in hun vagina. [15] Uit deze getuigenverklaring valt op te maken dat [moeder slachtoffers] laatstgenoemde handeling niet zelf heeft waargenomen, maar daarvan eind juli 2016 heeft gehoord van haar dochter [slachtoffer 1] . Het hof stelt vast dat [moeder slachtoffers] dit heeft vernomen vóórdat de verdachte op 13 november 2017 werd aangehouden en verhoord.
Hoewel vorenbedoelde verklaringen van [tante] en [moeder slachtoffers] rechtstreeks te herleiden zijn naar aangeefster [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) als bron, neemt dat – gelet op de overeenstemming tussen die verklaringen en de verklaringen van aangeefsters ter zake van het seksueel binnendringen van het lichaam – naar ’s hofs oordeel niet weg dat deze verklaringen de belastende verklaringen van beide aangeefsters ondersteunen en in zoverre de betrouwbaarheid van hun verklaringen onderstreept.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof geen enkele aanleiding heeft om te veronderstellen dat beide aangeefsters onwaarachtige verklaringen hebben afgelegd over de seksuele handelingen die door de verdachte zijn gepleegd. Elke aangifte vindt immers, zoals hiervoor is overwogen, voldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Dat aangeefster [slachtoffer 1] mogelijk te kampen zou hebben met hypochondrisch gekleurde angstklachten, zoals de raadsman in dit kader nog als verweer heeft aangevoerd, maakt dat – wat daar ook van zij – niet anders.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte zijn vingers tussen de schaamlippen en een vinger in de vagina van zijn dochters heeft gebracht. Op deze wijze is de verdachte het lichaam van zijn dochters seksueel binnengedrongen. Dit levert verkrachting van zijn kinderen op in de zin der wet. Het hof kwalificeert deze handelingen van de verdachte derhalve als zodanig.
Het hof is van oordeel dat de verdachte aangeefsters door andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de verweten seksuele handelingen. Deze bestonden eruit dat de dochters verdachte na het douchen moesten roepen, in combinatie met het aanwenden van het ouderlijk gezag. Ze moesten van de verdachte bloot op bed gaan liggen en hun benen wijd doen. Verdachte verkeerde ten tijde van het seksuele misbruik onder invloed van alcohol, waardoor hij agressief, dominant en dwingend gedrag vertoonde. Dit ging gepaard met schreeuwen, woede-uitbarstingen en het afreageren daarvan op aangeefsters, zijn vrouw, zonen en andere dochter. Er was sprake van een zodanig overwicht dat aangeefsters geen weerstand konden bieden en werden gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.
Ten aanzien van de periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden overweegt het hof als volgt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat het misbruik door de verdachte is begonnen toen aangeefsters ongeveer twaalf jaar oud waren en tot ongeveer hun vijftiende levensjaar heeft geduurd. Het misbruik van beide aangeefsters is op hetzelfde moment gestopt. [16] Hieruit concludeert het hof dat de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden binnen de tenlastegelegde periode.
Voor wat betreft de frequentie van het misbruik is reeds op grond van de verklaringen van de verdachte, inhoudende dat zijn dochters twee keer per week douchten en dat telkens daarna de ‘controles’ plaatsvonden, voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat het misbruik gedurende jaren nagenoeg wekelijks heeft plaatsgevonden.
Hetgeen de raadsman ten aanzien van de frequentie en periode van de tenlastegelegde seksuele handelingen naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een andersluidend oordeel.

C.

Aldus treft het bewijsverweer geen doel. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

verkrachting, terwijl hij het feit heeft begaan ten aanzien van zijn kind, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van zijn twee dochters. Gedurende een lange periode moesten de dochters na het douchen hun vader, zijnde de verdachte, roepen en van hem naakt op het bed gaan liggen. Vervolgens bracht de verdachte, week in, week uit, onder het mom van een ‘hygiënische controle’ zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en in de vagina’s van zijn dochters. De verdachte verkeerde daarbij veelal onder invloed van alcohol en vertoonde dominant, agressief en/of dreigend gedrag.
De verdachte heeft door zijn bewezenverklaarde handelen, kennelijk puur uit het oogpunt van eigen seksuele behoeftebevrediging, op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als vader en heeft tevens de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk gedrag langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Bovendien bestaat daardoor bij hen de gerede kans op een scheefgroei in de psychoseksuele ontwikkeling en kan het vertrouwen in de medemens ernstig verstoord raken. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 september 2019, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder (onherroepelijk) voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In dat kader heeft het hof kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport d.d. 25 januari 2018. Daarin concludeert psycholoog drs. [psycholoog] dat er bij de verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis en samenhangende angstklachten (paniekaanvallen). De verdachte heeft te kampen met een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol, thans in gedwongen remissie. Ten tijde van het ten laste gelegde was de verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar. De psycholoog adviseert forensische zorg van Emergis GGZ voor een behandeling gericht op verwerking van het traumatische verleden van de verdachte, preventie voor terugval in overmatig alcoholgebruik en specifieke aandacht voor seksualiteit en seksualiteitsbeleving.
Uit het reclasseringsadvies van Emergis GGZ te Middelburg van 4 december 2018 komt als conclusie naar voren dat de reclassering adviseert tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf, met daaraan verbonden een meldplicht, een behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, de verplichting tot begeleid wonen en een alcoholverbod. De reclassering geeft voorts in overweging de dadelijke uitvoerbaarheid van eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden te bevelen.
De verdachte verblijft sinds 17 november 2017 in [opvanglocatie] , de maatschappelijke opvang van het Leger des Heils. Op 18 december 2017 is hij gestart met een behandeling gericht op seksueel overschrijdend gedrag. Het ressortsparket heeft kort voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep contact opgenomen met reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] om de voortgang van het schorsingstoezicht te peilen. Uit zijn reactie komt naar voren dat de verdachte zeer gemotiveerd is om aan zichzelf te werken en dat hij open staat voor behandeling en begeleiding. De verdachte komt zijn afspraken na en zet zich tijdens de groepstherapie en individuele behandelgesprekken goed in. Omdat de verdachte nog binnen de bijzondere voorwaarden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis loopt (waaronder een locatieverbod), kan hij de zaken die hij tijdens de behandeling krijgt aangeboden echter nog niet in praktijk toepassen en is het voor de behandelaar moeilijk om te zeggen of er vooruitgang is geboekt.
Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een trouw lid is van de gereformeerde gemeente te [pleegplaats] , dat hij te kampen heeft met traumatische ervaringen uit zijn jeugd, dat hij met zijn echtgenote tien kinderen heeft, dat al zijn minderjarige kinderen onder toezicht zijn geplaatst en dat hij met het merendeel van zijn kinderen, onder wie beide slachtoffers, vrijwel geen contact meer heeft.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof, evenals de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal het hof, naast de algemene voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandeling voor de forensische problematiek van de verdachte (ook als dat inhoudt een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken), het verblijf in een instelling voor begeleid wonen oftewel maatschappelijke opvang, een alcoholverbod en reclasseringstoezicht verbinden, zoals tevens door de reclassering is geadviseerd.
Hoewel uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat de verdachte thans enige structuur lijkt te hebben door het in het kader van de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis lopende reclasseringstoezicht en de lopende ambulante behandeling, is het geenszins ondenkbaar dat de verdachte bij het wegvallen van die structuur wederom in de fout zal gaan. Uit voornoemd rapport van psycholoog drs. [psycholoog] volgt immers dat het recidiverisico weliswaar als laag tot hooguit matig kan worden ingeschat, maar dat dit slechts het geval is na een succesvolle afronding van het geadviseerde therapeutische traject. Reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] heeft gerapporteerd dat thans moeilijk kan worden ingeschat of door de verdachte vooruitgang is geboekt. Het voorgaande leidt het hof derhalve tot het oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het hof zal mitsdien ex artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid van de aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden voorwaarden en het reclasseringstoezicht bevelen.
Al hetgeen overigens door de verdediging over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, legt tegenover de ernst van de bewezenverklaarde feiten onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andersluidend oordeel met betrekking tot de op te leggen straf te komen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 57, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij verslavingsreclassering Emergis GGZ op het adres Vrijlandstraat 33e te Middelburg, zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich laat behandelen door de forensische zorginstelling Emergis GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de verslavingsreclassering nodig acht, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal verblijven in Hoeve La Salette van het Leger des Heils te Vogelwaarde of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controles hiervan;
geeft opdracht aan de reclassering voornoemd tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 3 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2016, p. 17.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2016, p. 20.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2016, p. 21.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2016, p. 22.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2016, p. 23.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016, p. 30.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016, p. 31.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016, p. 32.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016, p. 33.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016, p. 34.
11.Vgl. ook het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016, p. 33.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 november 2017, p. 246; proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Middelburg van 8 januari 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] , p. 2-3; proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, achtste meervoudige kamer voor strafzaken, van 19 november 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
13.Proces-verbaal informatie gesprek zeden met [slachtoffer 1] d.d. 12 februari 2016, p. 12-16 en proces-verbaal informatie gesprek zeden met [slachtoffer 2] d.d. 1 april 2016, p. 26-29.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [tante] d.d. 25 augustus 2017, p. 193-194.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [moeder slachtoffers] d.d. 13 november 2017, p. 291.
16.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2016; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 juni 2016 en proces-verbaal van verhoor getuige [tante] d.d. 25 augustus 2017, p. 194.