In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2007 in Bosnië-Herzegovina. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Y.I.B. Grosfeld, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 juni 2019 te vernietigen, waarin een uithuisplaatsing van [minderjarige] was bevolen. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing niet gerechtvaardigd is, nu zij sinds 2 september 2019 over eigen woonruimte beschikt en volledig beschikbaar is voor [minderjarige]. De GI, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft echter zorgen geuit over de stabiliteit en veiligheid die de moeder kan bieden, en heeft de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk geacht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2019 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, en zijn zowel de moeder als de GI gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de GI en de advocaat van de moeder. Het hof overweegt dat de moeder in het verleden meerdere malen niet in staat is geweest om een stabiele opvoedsituatie te bieden, wat heeft geleid tot eerdere uithuisplaatsingen van [minderjarige].
Het hof concludeert dat, hoewel de moeder goede bedoelingen heeft, de omstandigheden zodanig zijn dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] gerechtvaardigd blijft. De moeder beïnvloedt [minderjarige] negatief door haar strijd tegen de instanties, wat de ontwikkeling van [minderjarige] schaadt. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank met ingang van 3 december 2019, maar bekrachtigt de eerdere beschikking over de periode van 22 juni 2019 tot 3 december 2019. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere beoordeling van de situatie van [minderjarige].