ECLI:NL:GHSHE:2019:4361

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
200.219.121_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor een verhuizing van de moeder met haar minderjarige kind. De moeder, die in een ongelukkige situatie verkeert in haar huidige woonplaats, verzoekt toestemming om met haar kind naar [plaats 1] te verhuizen, waar zij een netwerk heeft en waar haar kansen op werk beter zijn. De vader is tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van hun kind, [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om de verhuizing niet toe te staan, maar het hof oordeelt dat de belangen van de moeder zwaarder wegen. Het hof verleent de moeder toestemming om te verhuizen, maar stelt als voorwaarde dat dit pas na het huidige schooljaar mag plaatsvinden, of eerder als zij haar huidige woning moet verlaten. Tevens wordt een zorgregeling vastgesteld waarbij het kind regelmatig contact heeft met de vader. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 november 2019
Zaaknummer: 200.219.121/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/226168 / FA RK 16-3451
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. Nijmeijer,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E. Cuppen (onttrokken).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad,
als vervolg op de beschikking van 11 oktober 2018.

5.De beschikking van 11 oktober 2018

Bij die beschikking heeft het hof aan de raad verzocht een onderzoek in te stellen, en te rapporteren en te adviseren omtrent de vraag of het in het belang van [minderjarige] is om met de moeder te verhuizen naar [plaats 1] en te onderzoeken welke contactregeling in het belang van [minderjarige] is in het geval de moeder toestemming krijgt om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft nadien nog kennis genomen van de volgende stukken:
  • de rapportage van de raad d.d. 5 juni 2019, ter griffie ontvangen op 12 juni 2019;
  • de brief van de advocaat van de moeder d.d. 12 juli 2019.
6.2.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 22 oktober 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Nijmeijer;
  • de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
De moeder heeft, zakelijk weergegeven, nog het volgende aangevoerd.
Er wordt aan voorbij gegaan dat de moeder, als zij toestemming krijgt om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, veel gelukkiger zal worden, hetgeen zijn weerslag zal hebben op [minderjarige] .
De moeder voelt zich in [plaats 2] dermate ongelukkig, dat dit tot grote passiviteit bij haar leidt. Het lukt haar niet om hierin verandering te brengen. Zij staat er in [plaats 2] alleen voor, terwijl zij in [plaats 1] een netwerk heeft. Door de moeder geen toestemming te verlenen, wordt bovendien voorbij gegaan aan haar recht om een nieuw leven op te bouwen met haar partner, met wie zij al een paar jaar een relatie heeft.
Er staat in 2020 sowieso een verhuizing op stapel en dus een verandering voor [minderjarige] , omdat de huidige woning van de moeder en [minderjarige] wordt gesloopt.
De moeder is in staat om [minderjarige] op de verhuizing voldoende voor te bereiden, zodat hij in staat is om met deze verandering om te gaan. [minderjarige] is bovendien al gewend om in [plaats 1] te zijn, omdat hij eenmaal per veertien dagen in het weekend in [plaats 1] verblijft. De verhuizing zal, ondanks de aanpassing die dit met zich meebrengt, [minderjarige] juist ook geluk en rust brengen.
De moeder heeft al contact gehad met een school in [plaats 1] , waar [minderjarige] terecht kan.
Zij staat daarnaast al enige tijd ingeschreven voor een huurwoning. Zij reageert nu niet, omdat zij nog geen zekerheid heeft of zij met [minderjarige] naar [plaats 1] kan verhuizen. De moeder heeft nog geen concrete plannen om met haar partner te gaan samenwonen.
7.2.
De vader heeft, zakelijk weergegeven, nog het volgende aangevoerd.
Op dit moment zal de verhuizing nog niet veel veranderen, maar als [minderjarige] straks de leeftijd heeft dat hij op de fiets naar de vader kan gaan, dan is die mogelijkheid er niet meer.
De vader maakt zich ook zorgen over wat de verhuizing met [minderjarige] zal doen. Hij zal tijd nodig hebben om te wennen en mogelijk wordt zijn leerachterstand hierdoor nog groter.
De vader zou [minderjarige] ook graag op de woensdagen zien, maar hij heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt, omdat hij dit ver van te voren met zijn werkgever moet regelen. Daar komt bij dat de regeling nu goed en gestructureerd loopt en de vader hierin geen problemen wil veroorzaken. In het verleden is er onenigheid over de zorgregeling tussen de ouders geweest en de vader wil voorkomen dat dit weer gebeurt.
Het lukt de ouders niet om goed met elkaar te communiceren. Een eerder mediationtraject is niet gelukt.
De vader heeft tot op heden geen toestemming gegeven voor een steungezin, omdat hij hiermee pas via het raadsrapport bekend is geworden en hij onvoldoende informatie heeft gekregen over de exacte invulling hiervan. Dit wil volgens de vader niet zeggen dat hij onwillig is.
7.3.
De raad handhaaft zijn eerdere advies om het verzoek van de moeder, om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, af te wijzen. Daarnaast wordt aan de ouders geadviseerd om een ouderschapsreorganisatietraject te gaan volgen. Hiermee krijgen ze een kans om het voor [minderjarige] beter te doen. [minderjarige] is een kwetsbare jongen die behoefte heeft aan duidelijkheid. De vader kan een steunende rol krijgen en kan bijdragen aan een positieve ontwikkeling van [minderjarige] .
7.4.
Het hof komt tot het oordeel dat aan de moeder toestemming moet worden gegeven om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, echter niet eerder dan na afloop van het huidige schooljaar, dan wel vanaf het moment dat zij haar huidige woning dient te verlaten, indien dit moment eerder is. Het hof overweegt daartoe als volgt.
7.4.1.
Wanneer er sprake is van gezamenlijk gezag en één van de ouders heeft de rechtbank verzocht om met het kind te verhuizen, dan dient de rechter op grond van artikel 1:253a lid 1 BW een beslissing te nemen die hem in het belang van het kind het meest wenselijk voorkomt.
Daarbij dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoe zeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:BC5901).
7.4.2.
Het belang van de moeder om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen is naar het oordeel van het hof duidelijk en zwaarwegend. Zij is geboren in [plaats 1] en is daar opgegroeid. Zij heeft daar ook familie en vrienden wonen. Vanwege haar relatie met de vader is zij in 2002 naar [woonplaats] verhuisd. Blijkens het rapport van de raad van 5 juni 2019, genoemd onder 6.1., lijkt de moeder in [woonplaats] met [minderjarige] een geïsoleerd leven te leiden.
Gebleken is voorts dat de moeder sinds enige jaren een relatie heeft met een man uit [plaats 1] en dat zij met [minderjarige] één weekend in de veertien dagen in [plaats 1] verblijft.
Aannemelijk is dat het wonen in [woonplaats] een negatieve weerslag op de moeder heeft en dat wonen in [plaats 1] voor haar een betere uitgangspositie lijkt te zijn. In zoverre is het aannemelijk dat met tegemoetkoming aan het belang van de moeder bij verhuizing naar [plaats 1] , ook het belang van [minderjarige] wordt gediend. Het antwoord op de vraag of de verhuizing noodzakelijk is, zoals de moeder in hoger beroep stelt, kan in het midden blijven. Ook als wordt aangenomen dat dit - objectief gesproken - niet het geval is, doet dit aan het zwaarwegende belang van de moeder niet af. Aannemelijk is ook dat haar kans op werk in [plaats 1] groter is dan wanneer zij in [woonplaats] blijft wonen, nu zij in [plaats 1] van de aanwezige opvang door bekenden gebruik gaat maken, terwijl zij dat in [woonplaats] niet doet. Het hof laat bij dit laatste in het midden of de opvangmogelijkheden in [woonplaats] al dan niet reëel zijn.
7.4.3.
Tegenover het belang van de moeder staan echter belangen die evenzeer zwaar wegen. Dat is het belang van de vader en van [minderjarige] om op regelmatige basis contact met elkaar te hebben, dat in de toekomst er de mogelijkheid is dat [minderjarige] zelfstandig naar de vader kan gaan en dat de vader makkelijker contact met de school van [minderjarige] kan hebben wanneer [minderjarige] dichtbij waar de vader woont, naar school gaat.
Het belang van [minderjarige] is daar in gelegen dat hij niet (weer) van school hoeft te veranderen en daarmee zoals de raad in genoemd rapport heeft aangegeven, de continuïteit in zijn huidige leer- groei- en ontwikkelingsproces niet wordt onderbroken.
Een verhuizing naar [plaats 1] zou immers met zich brengen dat de reisafstand tussen de vader en [minderjarige] groter wordt en dat [minderjarige] (opnieuw) van school en van omgeving moet veranderen.
7.4.4.
De huidige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] van één weekend per veertien dagen loopt goed. Alhoewel de vader in beginsel [minderjarige] ook op de woensdagmiddag had kunnen opvangen, is hij de afgelopen jaren hiertoe niet in staat gebleken, zodat de moeder er in de opvoeding van [minderjarige] voor een groot deel alleen voor staat.
Wel zal het bij een verhuizing voor de vader lastiger worden om direct voor [minderjarige] bereikbaar te zijn en om intensieve contacten met school te onderhouden, maar aannemelijk is ook dat de verhuizing geen grote veranderingen in de huidige zorgregeling met zich zal brengen. De moeder is bereid om de vader te compenseren en zij heeft zich uitdrukkelijk bereid verklaard om [minderjarige] gedurende de omgangsweekenden te halen en te brengen en het weekend uit te breiden met de vrijdagavond.
7.4.5.
Het hof onderschrijft het door de raad aangehaalde belang bij continuïteit in het huidige leer-, groei- en ontwikkelproces van [minderjarige] , dat zoveel als mogelijk moet gewaarborgd.
[minderjarige] zit nu op zijn derde school (speciaal onderwijs), nadat hij hiervoor op twee reguliere basisscholen onderwijs heeft gevolgd. Hij heeft in het verleden al een leerachterstand opgelopen.
[minderjarige] is een kwetsbare jongen die het lastig vindt om met veranderingen om te gaan en die graag vasthoudt aan bepaalde structuren. Hij vindt het verder lastig om sociale contacten aan te gaan.
Hoewel het hof niet lichtvaardig denkt over de impact die een verhuizing voor [minderjarige] zal hebben, wordt daaraan echter gedeeltelijk tegemoet gekomen door [minderjarige] het schooljaar op zijn huidige school te laten afmaken, waarbij de moeder [minderjarige] in de tussentijd zorgvuldig kan voorbereiden op de overgang naar een nieuwe school in [plaats 1] .
Daarbij komt dat de nieuwe omgeving al enigszins voor hem bekend terrein is, want hij verblijft al geruime tijd iedere twee weken een weekend met zijn moeder in [plaats 1] .
Daarbij komt ook dat niet gebleken is dat de door de moeder gestarte hulp voor [minderjarige] bij [instelling] in [woonplaats] , waar hem geleerd wordt om zijn netwerk uit te breiden en hem uit het isolement bij de moeder te halen, niet ook vanuit [plaats 1] kan worden geboden zodat de continuïteit in de hulpverlening niet in gevaar hoeft te komen. Ook moet het mogelijk zijn om een steungezin in de omgeving van [plaats 1] te zoeken.
Gebleken is dat de woning van moeder gesloopt gaat worden, waardoor zij op enig moment in 2020 haar huidige woning uit zal moeten. Omdat het niet in het belang van [minderjarige] is dat hij twee keer moet verhuizen of dat de moeder met [minderjarige] ergens tijdelijk moet verblijven, zal het hof bepalen dat indien de moeder haar huidige woning eerder moet verlaten dan dat het schooljaar is afgelopen, zij op dat moment naar [plaats 1] mag verhuizen.
7.5.
Alles in onderlinge samenhang bezien komt het hof tot de conclusie dat de belangen van de moeder bij een verhuizing naar [plaats 1] dienen te prevaleren boven de andere belangen bij een afwijzing van haar verzoek.
Aan de moeder zal derhalve de door haar verzochte toestemming worden verleend om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, echter niet eerder dan na afloop van het huidige schooljaar, dan wel vanaf het moment dat zij haar huidige woning dient te verlaten, indien dit moment eerder is.
7.6.
Het hof stelt daarbij een zorgregeling vast waarbij [minderjarige] eenmaal per twee weken vanaf vrijdag na school tot zondag na het avondeten bij de vader verblijft, waarbij de moeder [minderjarige] zal halen en brengen.
De zomervakantie zal bij helfte worden verdeeld, waarbij [minderjarige] bij iedere ouder drie weken aaneengesloten zal verblijven.
De overige vakanties en feestdagen dienen de ouders in overleg te verdelen.
7.7.
Het hof onderschrijft bij dit alles het advies van de raad in genoemd rapport van 5 juni 2019 dat de moeder en de vader met de personen uit hun netwerk en de hulpverlening zullen toewerken naar de in het raadsrapport (op pagina’s 25 en 26) genoemde doelen en verder ondersteuning zoeken om de communicatie tussen hen in positieve zin te veranderen, bijvoorbeeld door het volgen van een ouderschapsbegeleidingstraject. Ook zou het goed zijn als [minderjarige] en de moeder worden begeleid in het organiseren van de hulpverlening voor [minderjarige] in [plaats 1] . Aan de raad wordt in dit kader meegegeven om een verzoek tot een ondertoezichtstelling te overwegen.
7.8.
Gelet op de omstandigheid dat de ouders in familierechtelijke betrekking tot elkaar stonden, zal het hof met toepassing van het bepaalde in artikel 289 juncto artikel 362 Rv de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt.
7.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 april 2017;
en opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder alsnog (vervangende) toestemming om na het einde van het schooljaar 2019 - 2020, dan wel vanaf het moment dat zij haar huidige woning dient te verlaten, indien dit moment eerder is, met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , naar [plaats 1] te verhuizen;
stelt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast waarbij:
  • de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn om eenmaal per twee weken vanaf vrijdag na school tot zondag na het avondeten contact met elkaar te hebben, waarbij de moeder [minderjarige] zal halen en brengen;
  • de zomervakanties bij helfte worden verdeeld en [minderjarige] drie weken aaneengesloten bij de vader en drie weken aaneengesloten bij de moeder zal verblijven;
  • de overige vakanties en feestdagen in onderling overleg dienen te worden verdeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat de moeder en de vader ieder hun kosten dragen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.A.R.M. van Leuven en E.M.C. Dumoulin en is op 28 november 2019 uitgesproken door E.M.C. Dumoulin in het openbaar in tegenwoordigheid de griffier.