Op 26 november 2019 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een tussenbeschikking gegeven in een beklagprocedure naar aanleiding van een klacht van een klager over de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van onbekende personen die zich voordeden als medewerkers van de belastingdienst. Klager had aangifte gedaan van oplichting, waarbij hij een aanzienlijk bedrag had overgemaakt naar verschillende bankrekeningen, onder druk van een persoon die zich voordeed als belastingmedewerker. De officier van justitie had besloten niet te vervolgen, omdat de hoofdverdachte(n) vanuit Turkije opereerden en er geen samenwerking met Turkije mogelijk was. Klager verzocht het hof om de vervolging te bevelen en om de NAW-gegevens van de rekeninghouders te verstrekken, zodat hij zijn schade kon verhalen. Het hof heeft het onderzoek in raadkamer heropend en de behandeling van de zaak aangehouden, zodat de advocaat-generaal het dossier kan aanvullen. Het hof oordeelde dat het onderzoek aan de zijde van klager niet volledig was geweest en dat er meer informatie nodig was om een beslissing te nemen. De zaak zal op een later moment opnieuw worden behandeld, afhankelijk van het nader verslag van de advocaat-generaal.