ECLI:NL:GHSHE:2019:4354

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
K19/200088
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking in een beklagprocedure inzake oplichting door onbekende personen die zich voordeden als belastingdienstmedewerkers

Op 26 november 2019 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een tussenbeschikking gegeven in een beklagprocedure naar aanleiding van een klacht van een klager over de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van onbekende personen die zich voordeden als medewerkers van de belastingdienst. Klager had aangifte gedaan van oplichting, waarbij hij een aanzienlijk bedrag had overgemaakt naar verschillende bankrekeningen, onder druk van een persoon die zich voordeed als belastingmedewerker. De officier van justitie had besloten niet te vervolgen, omdat de hoofdverdachte(n) vanuit Turkije opereerden en er geen samenwerking met Turkije mogelijk was. Klager verzocht het hof om de vervolging te bevelen en om de NAW-gegevens van de rekeninghouders te verstrekken, zodat hij zijn schade kon verhalen. Het hof heeft het onderzoek in raadkamer heropend en de behandeling van de zaak aangehouden, zodat de advocaat-generaal het dossier kan aanvullen. Het hof oordeelde dat het onderzoek aan de zijde van klager niet volledig was geweest en dat er meer informatie nodig was om een beslissing te nemen. De zaak zal op een later moment opnieuw worden behandeld, afhankelijk van het nader verslag van de advocaat-generaal.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K19/200088
Tussenbeschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 november 2019 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[naam klager] ,

wonende te [plaats] , [gemeente] ,
hierna te noemen: klager,
gemachtigde: mr. R.H. van Rappard, werkzaam bij ARAG SE Nederland te Leusden,
over de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant tot het niet vervolgen van:
een of meer onbekende perso(o)n(en) N.N., die zich voordeden als medewerker van de belastingdienst,
hierna te noemen: beklaagde(n),
wegens oplichting.

De feitelijke gang van zaken.

Op [datum] heeft klager aangifte gedaan van oplichting jegens hem gepleegd door beklaagde(n).
Bij brief van [datum] is namens de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat, zakelijk weergegeven, uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de hoofdverdachte(n) opereren vanuit Turkije. De samenwerking hieromtrent met Turkije is niet gelukt. Vanaf [datum] heeft de FIOD opnieuw meldingen binnengekregen, waarbij besloten is geen nieuw onderzoek te starten. De ervaring van het onderzoeksteam was dat de meeste katvangers bijna gelijktijdig met het misbruik, aangifte van vermissing deden van hun bankpas. De rekeningnummers in kwestie zijn inmiddels door de bank geblokkeerd. Daarbij dient te worden opgemerkt dat op deze rekeningen geen noemenswaardige bedragen meer aanwezig zijn. Voorts is de officier van justitie van mening dat het strafrecht zich niet leent voor het verhalen van schade. De officier van justitie acht het derhalve niet opportuun om de NAW-gegevens te verstrekken van de rekeninghouders met het oog op het aanhangig maken van een civiele procedure.
Hierop is namens klager bij brief van [datum] een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op [datum] , met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van [datum] , onder toevoeging van het ambtsbericht aan de hoofdofficier van justitie van [datum] , met bijlagen, het hof geadviseerd om het beklag af te wijzen.
Op [datum] is het klaagschrift in raadkamer van het hof in het bijzijn van klager en zijn gemachtigde behandeld.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.

De beoordeling.

I De klacht
Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie:
- om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan van degenen die zich jegens hem schuldig hebben gemaakt aan fraude c.q. oplichting gepleegd op [datum] te [plaats] , [gemeente] ; en
- om de NAW-gegevens van de houders van de rekeningen van de [bank] (hierna: de bank) waarop klager de betreffende gelden heeft overgemaakt niet aan hem ter beschikking te stellen.
Klager is het slachtoffer geworden van frauduleus handelen c.q. oplichting en wenst dat daartegen wordt opgetreden zodat de daders gestraft kunnen worden.
Klager heeft niet alleen aangifte gedaan maar ook geprobeerd om via de bank de NAW-gegevens van de rekeninghouders van de betreffende bankrekeningen te achterhalen. De bank berichtte klager op [datum] dat zij op grond van wet- en regelgeving ten aanzien van persoonsgegevens geen informatie aan klager verstrekt over de tenaamstelling van de rekeningen. Op aanwijzing van de bank heeft klager zich op [datum] gewend tot de politie met het verzoek om de NAW-gegevens van de rekeninghouders bij de bank te vorderen. De zaak is echter niet in behandeling genomen.
Door het niet in behandeling nemen van de aangifte en het niet ter beschikking stellen van de NAW-gegevens van de rekeninghouders wordt klager elke mogelijkheid ontnomen om de door hem geleden schade te kunnen verhalen.
Klager verzoekt het hof om het openbaar ministerie de opdracht te geven om de zaak van klager in behandeling te nemen dan wel de NAW-gegevens van de rekeninghouders van onderstaande rekeningen te verstrekken:
[rekeningnummer 1]
[rekeningnummer 2]
[rekeningnummer 3]
[rekeningnummer 4] .
II De stukken in het dossier voor zover die feiten en omstandigheden bevatten die van belang zijn voor de beoordeling van de klacht
i Het proces-verbaal van aangifte d.d. [datum]
ii Mutatierapport (vertrouwelijk) d.d. [datum]
Klager heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op [datum] omstreeks 14.35 uur telefonisch werd benaderd door een persoon die vertelde werkzaam te zijn bij de belastingdienst. Volgens die persoon had klager een naheffing uit [jaar] ten bedrage van EUR 495,-- nog niet betaald ondanks diverse aanmaningen. Het bedrag diende direct betaald te worden; anders zou er beslag worden gelegd op de boerderij en de koeien van klager.
Klager heeft vervolgens ten laste van zijn rekening bij [bank] ( [rekeningnummer 5] ) ten name van [naam] de volgende bedragen overgemaakt naar telkens verschillende bankrekeningen:
  • EUR 495,-- op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van de Belastingdienst;
  • EUR 10.000,-- op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [naam] met omschrijving ‘borg’; dit bedrag zou na een half uur worden teruggestort;
  • EUR 7.500,-- op bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam van [naam] ;
  • EUR 2.500,-- op bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam van [naam] ;
  • EUR 10.000,-- op bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam van [naam] .
In totaal heeft klager dus een bedrag van EUR 30.495,-- overgemaakt.
Nadat klager genoemde bedragen had overgemaakt, vertelde de persoon aan de telefoon dat klager een minuut moest wachten. Na een paar minuten merkte klager dat de persoon aan de andere kant de verbinding had verbroken. Klager kreeg toen het vermoeden dat hij was opgelicht. De belastingdienst heeft desgevraagd te kennen gegeven dat men geen contact met klager had opgenomen. Klager heeft direct de bank gebeld maar het geld kon niet meer worden teruggestort.
Uit het mutatierapport blijkt dat:
- de aangifte is doorgegeven aan de belastingdienst;
- het gaat om een die dienst bekende verdachte in Turkije;
- in [datum] waarschuwingen naar het publiek zijn uitgegaan via de lokale en landelijke kranten en het televisieprogramma ‘Opgelicht’;
- de bankrekeningen (behalve [rekeningnummer 1] : deze rekening staat op naam van de belastingdienst) zijn geblokkeerd.
III Het onderzoek in raadkamer
Door klager en zijn gemachtigde is overeenkomstig de aangifte en het klaagschrift het woord gevoerd. Daarbij is aangedrongen op onderzoek naar deze zaak gelet op de ernst van de feiten en het feit dat de daders blijven doorgaan met hun praktijken en slachtoffers blijven maken. Voorts is aangedrongen op het doen van onderzoek naar de personen die hun bankrekening ter beschikking hebben gesteld waarnaar klager de bedragen moest overmaken, de zogenaamde katvangers, mede met het oog op de mogelijkheid om deze personen aansprakelijk te stellen voor de door klager geleden schade. De omstandigheid dat er geen geld meer op de betreffende bankrekeningen zou staan is onvoldoende om geen onderzoek te doen, te meer daar niet is gebleken dat de betreffende bankrekeninghouders niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden.
IV Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het onderzoek in raadkamer aan de zijde van klager niet volledig is geweest.
Gelet op alle voorhanden stukken, alsmede op het verhandelde in raadkamer, acht het hof het raadzaam, alvorens te beslissen, de behandeling van het klaagschrift voor onbepaalde tijd aan te houden - met dien verstande dat de zaak op de klachtzitting van [datum] pro forma aan de orde zal worden gesteld tenzij het hof voordien het nader verslag van de advocaat-generaal heeft ontvangen - teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen het dossier aan te vullen met:
  • de processen-verbaal van de aangiftes die zouden zijn gedaan door:
  • de tenaamgestelde van bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] ;
  • de tenaamgestelde van bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] ;
  • de tenaamgestelde van bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] .
met betrekking tot verlies en/of diefstal van hun bankpassen en/of pin(bank)codes;
  • de processen-verbaal van verhoor van de betrokken tenaamgestelden;
  • een proces-verbaal van bevindingen omtrent (de resultaten van) het in de onderhavige zaak uitgevoerde onderzoek (met name het onderzoek naar de namen en adresgegevens van de betrokken rekeninghouders/tenaamgestelden);
en naar aanleiding daarvan het hof nader verslag te doen.
Wanneer het hof over het nader verslag beschikt, zal het hof aan de hand van de voorhanden informatie beslissen omtrent het verdere verloop van de zaak.

De beslissing.

Het hof heropent het onderzoek in raadkamer en houdt de behandeling van de zaak aan, één en ander zoals hiervoor overwogen.
Aldus gegeven door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. R.C.A.M. Philippart en mr. J.P.F. Rijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.H. Tappenbeck, griffier,
op 26 november 2019.
Mr. R.A.C.M. Philippart en mr. J.P.F. Rijken zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.