6.14.Grieven 4, 5 en 6:
6.14.1.Het hof onderzoekt eerst wanneer het probleem van de gestelde schimmelvorming voor het eerst door [geïntimeerde] naar voren is gebracht.
6.14.2.In de brief van 5 februari 2015 wordt schimmelvorming niet genoemd, en de brief van de advocaat van [geïntimeerde] van 31 maart 2015 evenmin. Het rapport van [Expertise] van 16 april 2015 maakt geen melding van schimmelvorming.
6.14.3.In de eerste beslissing van de Huurcommissie, van 26 juni 2015, is sprake van schimmelsporen op de linkerwand en voorgevel van de kelder; voor het overige wordt van schimmel niet gerept. In het vonnis van 6 april 2016 wordt van schimmelvorming niet gerept. In de tweede beslissing van de Huurcommissie, van 28 maart 2017, wordt van schimmelvorming niet gerept.
6.14.4.In de beslissing van de kantonrechter van 22 januari 2016 met betrekking tot het te houden voorlopig onderzoek wordt onder 2.2 het standpunt van [geïntimeerde] weergegeven; in die weergave maakt [geïntimeerde] gewag van water/vochtoverlast in de kelder. Over schimmelvorming spreekt zij niet. Zelfs de zijmuur wordt – in die weergave – niet genoemd.
Bij de opdracht aan de deskundige komt vochtoverlast in de keldermuren, maar ook vocht in de zijmuur op de eerste verdieping, aan de orde. In de vraagstelling wordt over schimmelvorming niet gerept.
6.14.5.In het rapport van De Wild wordt, in hoofdstuk 5.1 (waarin de “bevindingen” zijn opgenomen) enkel in verband met en ter plaatse van de zijmuur over schimmelvorming gesproken. Schimmelvorming in de kelder wordt niet genoemd. Onder 6.3 wordt echter wel verwezen naar schimmelvorming.
6.14.6.Resumerend: in de eerste uitspraak van de Huurcommissie wordt gewag gemaakt van schimmelgroei in de kelder; in het rapport van De Wild wordt gewag gemaakt van schimmelgroei in de kelder en op de zijmuur van de eerste verdieping. Verdere schimmelgroei wordt niet gerapporteerd.
6.14.7.[geïntimeerde] vorderde in eerste aanleg:
“alle door schimmels aangetast behang en stucwerk, alsmede
het door schimmel aangetaste voeg- en kitwerk in de doucheruimte, alsmede
alle schimmelvorming
1) onder de vloer in de woonkamer,
2) achter de gipsen plafondplaten,
3) achter de gipsen dan wel houten/kunst stof platen tegen de wanden
zowel op de begane grond als op de eerste verdieping te laten verwijderen … en nadien weer in goede staat terug te brengen”,
[het betreft hier in feite de uitwerking van vordering sub F; de onderverdeling is van het hof]
alsmede:
“de houten grondvloer van de begane grond dampdicht te maken en alle achterblijvende schimmels te behandelen met een schimmeldodend middel …” [het betreft hier de uitwerking van vordering sub G].
6.14.8.In de inleidende dagvaarding is evenwel geen enkele feitelijke onderbouwing van deze vorderingen te vinden.
6.14.9.Ook in het rapport van De Wild valt geen of onvoldoende onderbouwing van deze vorderingen te vinden. Enkel in verband met de problemen bij de zijmuur - waarvoor geldt dat een definitieve uitspraak omtrent de hoofdoorzaak van dit gebrek door de deskundige nadrukkelijk in het midden wordt gelaten - wordt als onderdeel van een van de
mogelijkeoplossingen genoemd het dampdicht maken van de vloer van de begane grond. En voor zover gesproken wordt over het verwijderen van door schimmel aangetast behang gaat het in de context van het rapport kennelijk uitsluitend om de schimmelgroei bij de zijmuur op de eerste verdieping. Maasvallei wijst hier in haar toelichting bij grief 4 sub 45 en 46 terecht op.
6.14.10.Bij email van 15 juni 2017 (bijlage 4 bij het deskundigenrapport) heeft de advocaat van [geïntimeerde] gevraagd of de opmerking van de deskundige, dat het door schimmel aangetaste behang moet worden verwijderd en dat achterblijvende schimmels met een schimmeldodend middel moeten worden aangepakt, ook geldt voor door schimmelvorming aangetast stucwerk, bijv. in de gang of op het toilet, voor schimmelvorming onder de vloer in de woonkamer, voor schimmelvorming achter de gipslaten en houten en/of kunststofplaten op de eerste verdieping, voor- en achterzijde en in de douche, en zo ja, of aangetast stucwerk, de vloer in de woonkamer en gipsplaten en houten en/of kunststofplaten moesten worden verwijderd.
De deskundige heeft hierop (blad 24 van zijn rapport) geantwoord dat het verwijderen van afwerkingen als behang en het aanpakken van de ondergrond met een schimmeldodend middel voor alle delen van de zijmuur geldt waar schimmelgroei zichtbaar, en mogelijk in aanleg aanwezig is. Zaken zoals schimmelvorming onder de vloer, achter de gipsplaten en houten en/of kunststof platen zijn niet onderzocht omdat dit niet nodig werd geacht voor het beantwoorden van de vragen van de Rechtbank. Om een inhoudelijke reactie te kunnen geven zou aanvullend destructief onderzoek noodzakelijk zijn, aldus de deskundige.
6.14.11.De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen.
6.14.12.Maasvallei wijst in haar toelichting bij grief 4 sub 46 terecht op hetgeen hiervoor in r.o. 6.14.10 werd weergegeven. Voorts wijst Maasvallei erop dat mogelijk haar gemachtigde in eerste aanleg ten onrechte niet gemotiveerd heeft betwist dat er op meer plaatsen van schimmelvorming sprake zou kunnen zijn, maar dat zij, Maasvallei, dit thans uitdrukkelijk betwist.
6.14.13.Ook in haar memorie van antwoord laat [geïntimeerde] na specifiek aan te geven welke aanwijzingen voorhanden zijn dat zich ook op andere plaatsen schimmelvorming zou voordoen. Zij geeft ook niet aan op welke plaatsen zich achter beplating schimmelvorming zou voordoen. Ook al kan, gegeven de hoge mate van vochtigheid op tal van plaatsen in de woning, niet worden uitgesloten dat zich inderdaad ook op andere plaatsen schimmelvorming heeft voorgedaan, een algemene veroordeling om de woning geheel schimmelvrij te maken gaat veel te ver, alleen al vanwege het onbeperkte en niet concreet omschreven karakter daarvan. Niet is gebleken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van zodanig uitgebreide, onzichtbare schimmelvorming, dat een algemene ruime veroordeling zoals door de kantonrechter geformuleerd op zijn plaats zou zijn.
6.14.14.Voorts zijn er vooralsnog onvoldoende aanwijzingen voorhanden dat eventuele schimmelvorming veroorzaakt is door een gebrek of gebreken waarvoor Maasvallei verantwoordelijk is.
6.14.15.Daarbij komt het volgende.
Algemeen bekend kan worden geacht dat schimmels gedijen in een vochtig milieu. Maasvallei heeft een aantal werkzaamheden uitgevoerd: het voegwerk is verbeterd; de doorvoer is gedicht; de sleuf achter de nutskast is afgedekt. Mogelijk heeft dit geen onmiddellijk effect; immers waren diverse muren van vocht verzadigd en het kost tijd om deze op te laten drogen. In de tussentijd kan ook [geïntimeerde] er het hare aan doen om het vocht in de woning te verminderen.
6.14.16.Tot slot geldt dat ook hiervoor eventueel nader onderzoek aangewezen zou zijn, maar dat daarvoor in dit kort geding geen plaats is. Overigens hebben partijen afspraken gemaakt omtrent een vorm van nader onderzoek; of en in hoeverre daaraan gevolg is gegeven op een wijze welke [geïntimeerde] op grond van de bewoordingen van de vaststellingsovereenkomst mocht verwachten is in deze procedure niet aan de orde.
6.14.17.Voor de hiervoor omschreven vorderingen leidt dit tot het navolgende.
6.14.18.De vordering onder D sub a) is ten onrechte toegewezen. De opmerking van de deskundige dat het door schimmel aangetaste behang moest worden verwijderd is juist, maar als die aantasting niet veroorzaakt wordt door enig gebrek waarvoor Maasvallei verantwoordelijk is behoeft deze verwijdering niet door of op kosten van Maasvallei te geschieden.
6.14.19.De vordering sub D onder c) is eveneens ten onrechte toegewezen, naar besloten ligt in hetgeen hiervoor werd overwogen.
6.14.20.Wat vordering sub D onder b) betreft:
6.14.21.In het deskundigenrapport wordt over schimmelvorming in de douche in het geheel niet gesproken. De advocaat van [geïntimeerde] heeft in zijn email van 15 juni 2017 gevraagd:
“Heeft [Hebt; hof] u ook uw bevindingen vastgelegd m.b.t. de vochtmeting in de douche naast het raam van de overloop, en m.b.t. de kwaliteit van het voegwerk tussen de tegels en de kwaliteit van het kitwerk in de douche, en zo ja welke.”
6.14.22.De deskundige heeft daarop onder 9.2 gereageerd als volgt:
“Tijdens de schouwing is geen vochtmeting of ander nader onderzoek uitgevoerd in de douche. Dit omdat de deskundige onvoldoende relatie zag (en ziet) met de vraag van de Rechtbank inzake vocht in de zijmuur op de eerste verdieping. Nu hier specifiek om wordt gevraagd het volgende: Er is visueel vastgesteld dat er sprake is van schimmelvorming op het voegwerk tussen de tegels en de kitvoegen langs de tegels. Deze fenomenen zijn tekenend voor een douche waar het vochtgehalte langdurig te hoog is. De oorzaak hiervan kan gelegen zijn in het gebruik van de doucheruimte (veel of weinig gebruik, als [al; hof] dan niet gecombineerd met veel of weinig ventilatie tijdens en direct na het douchen), en/of de mate waarin de doucheruimte wordt verwarmd, en/of natte wanden en dergelijke na het douchen worden afgedroogd (bijvoorbeeld met een droge handdoek), en/of bijvoorbeeld natte handdoeken of andere was in de doucheruimte wordt gedroogd, en/of het afschot van de douchevloer in orde is (dus weinig achter blijft wat daarna verdampt), en/of de waterkerendheid van het tegelwerk (en dan in het bijzonder het voegwerk tussen de tegels), en/of de waterdichtheid van doorvoeren van leidingen door het tegelwerk (bijvoorbeeld die voor de douchekraan), en/of het accumulerend vermogen van de wanden en het plafond in de doucheruimte, of een combinatie hiervan. Welke oorzaak, of oorzaken, de schimmelgroei precies tot stand hebben gebracht kan op basis van de schouwing niet worden bepaald.”
6.14.23.Naar ’s hofs oordeel wordt rechtsoverweging 3.14.5 van het vonnis waarvan beroep onvoldoende gedragen door de conclusies van de deskundige. Bij dit alles dient bedacht te worden dat [geïntimeerde] de eiseres is en dus – het betreft een kort geding – minstens tot op zekere hoogte aannemelijk moet maken dat de vochtoverlast welke zij stelt te ondervinden het gevolg is van een gebrek aan de woning, althans dat het bij afwezigheid van andere oorzaken wel móet wijzen op een gebrek aan de woning. Dat alles valt in het deskundigenrapport niet te lezen.
6.14.24.Daarnaast wijst Maasvallei in de toelichting bij grief 5 er terecht op dat het dictum in het vonnis waarvan beroep op dit onderdeel niet gedragen wordt door de eerdere overwegingen van de kantonrechter.
6.14.25.Maasvallei wijst er voorts in de toelichting sub 58 op, dat ook bij een goed onderhouden woning bij regelmatig gebruik al snel enige schimmelvorming kan optreden. [geïntimeerde] heeft daarop gereageerd met de verwijzing naar de conclusie van de deskundige dat de schimmelvorming wijst op een ruimte waarin het vochtgehalte langdurig te hoog is.