3.1.De in hoger beroep niet ter discussie gestelde in eerste aanleg vastgestelde feiten, de processtukken en het ter zitting in hoger beroep besprokene in acht nemend, gaat het hof uit van de volgende vaststaande feiten:
a. a) Bij vonnis van 17 mei 2016 zijn de besloten vennootschappen MBCPZ B.V. (voorheen [de vennootschap 1] ), MBCPB B.V. (voorheen [de vennootschap 2] ) en MBCPH Beheer B.V. (voorheen [beheer] ), hierna ieder afzonderlijk aan te duiden als MBCPZ, MBCPB en MBCPH en gezamenlijk als gefailleerden, in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator in hoedanigheid.
b) Gefailleerden exploiteerden modewinkels in [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] . Zij hielden drie Rekening-Courant rekeningen aan bij de bank. Op de rekeningen zijn van toepassing verklaard de Algemene Voorwaarden voor rekening-courant en krediet van de Rabobank 2007. Artikel 10a van genoemde Algemene Voorwaarden luidt, voor zover relevant:
“Gedurende faillissement, (…) mag/mogen alleen door de curator van de rekeninghouder, (…) beheers- en beschikkingshandelingen met betrekking tot (het tegoed op) de rekening worden verricht.(…)”
Verder zijn op de relatie met de bank van toepassing de Algemene voorwaarden electronische diensten 2002. Artikel 14.1 van die voorwaarden luidt, voor zover relevant:
“De klant is bevoegd om een door de bank aan hem versterkt hulpmiddel en/of beveiligingscode in het kader van zijn beroeps- of bedrijfsuitoefening onder zijn verantwoordelijkheid in gebruik te geven aan één of meer andere personen (…).”
c) Genoemde bankrekeningen vertoonden per faillissementsdatum creditsaldi tot een bedrag van in het totaal € 17.562,19.
d) Op 18 mei 2016, daags na faillissement, heeft de curator via internetbankieren gebruikmakend van de ingenomen bankpassen, de creditsaldi overgeschreven naar zijn derdengeldrekening en vervolgens naar de (door hem geopende) faillissementsrekeningen van gefailleerden.
e) De curator heeft in overleg met de rechter-commissaris besloten de winkels in [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] na datum faillissement open te houden om de aanwezige voorraden uit te verkopen.
f) Eveneens op 18 mei 2016 heeft de curator telefonisch contact opgenomen met de bank. Een e-mail van gelijke datum aan de bank luidt onder meer:
“Geachte heer [medewerker van de bank] ,
In aansluiting op het telefonisch onderhoud van zojuist het volgende.
(…)
Gaarne moge ik u verzoeken alle ten name van curanda staande bankrekeningen voor uitgaande betalingen te blokkeren. Ingaande betalingen mogen wel gewoon plaatsvinden. De boedel wenst de rekeningen namelijk verder te gebruiken in verband met een evt. winkeluitverkoop. De saldi op de rekeningen zijn vanochtend overgeboekt naar onze stichting beheer derdengelden (…) en worden overgeboekt naar de te openen faillissementsrekeningen. (…)
U vertelde zojuist dat een bankgarantie is afgegeven. Dienaangaande beschik ik nog niet over de stukken. Ik verzoek u deze mij te doen toekomen. Tenslotte begreep ik uit hetgeen u mij vertelde dat geen sprake is van een pandrecht op debiteuren, voorraden e.d. Mocht dat wel het geval zijn, dan verneem ik dat graag per ommegaande van u.(…)”
g) In een e-mail van 19 mei 2016 heeft de curator de bank gevraagd hem nog even te bevestigen dat er geen sprake is van een pandrecht of ander zekerheidsrecht, dat de bank kan instemmen met het voortgezet gebruik van de bankrekeningen voor de opbrengsten en dat de bank die opbrengsten op eerste verzoek zal doorboeken naar de faillissementsrekeningen.
h) Bij brief van 20 mei 2016 heeft de bank de curator onder meer bericht:
“(…) Onze bank heeft van uw faillieten het navolgende te vorderen uit hoofde van:
1.
een d.d. 06-08-2009 afgegeven bankgarantiefaciliteit van € 70.000,= voor welk bedrag een contragarantie is afgegeven: per heden zijn door onze bank 2 bankgaranties gesteld uit hoofde van en tot bedragen van: (…) € 41.501,50
(…)
Voor de hiervoor onder (…) 1 vermelde verplichting (…) zijn de volgende zekerheden door derden verstrekt:- een borgtocht ten bedrage van 35.000,00 (…) door [borg 1]
-
een borgtocht ten bedrage van 35.000,00 (…) door [borg 2]
Onze bank zal zelf contact opnemen met borgen om nadere afspraken te maken.
(…)
Uw failliet houdt bij onze bank de volgende rekeningen aan:
(…)
Onze bank behoudt zich m.b.t. de hierboven genoemde creditsaldi haar recht van verrekening voor m.b.t. de vorderingen die kunnen ontstaan zodra de gestelde bankgaranties worden geclaimd.
Aan uw failliet is een wereldpas (…) verstrekt. Deze mag alleen nog gebruikt worden voor internetbankieren.
Graag ontvangen wij per omgaande uw bevestiging van de indiening van deze vordering.
De hierboven vermelde rekening zijn momenteel geblokkeerd voor uitgaande betalingen. Ingaande betalingen zijn wel mogelijk. Tevens zullen wij op uw eerste verzoek de opbrengsten doorboeken naar de nog te openen faillissementsrekeningen.
(…)”
i. De door de faillieten afgegeven contragarantie luidt voor zover hier van belang:
“(…) verklaren:
A.
zich – hoofdelijk – tegenover de bank te verbinden:a. op eerste verzoek van de bank terstond aan de bank te betalen, zonder dat verzuim noodzakelijk is, al hetgeen de bank en/of de door de bank aangewezen derde uit hoofde van vorenbedoelde afgegeven bankgarantie heeft betaald” (…) Deze verplichting tot betaling ontstaat door het enkele feit van betaling door de bank en/of de door de bank aangewezen derde aan de (…) crediteur(en).(…)”
j) Op 31 mei 2016 heeft een van de verhuurders een bankgarantie getrokken voor uit hoofde van de huurovereenkomst openstaande betalingsverplichtingen. Rabobank heeft het op grond van de bankgarantie verschuldigde bedrag van € 24.395,25 aan de verhuurder voldaan.
k) De opbrengsten uit de verkoop na faillissement van aanwezige voorraden in de modewinkels in [vestigingsplaats] (MBCPZ) en [vestigingsplaats] (MBCPB) zijn geboekt op de bankrekeningen van MBCPZ respectievelijk MBCPB bij de bank. De bank heeft de opbrengsten op verzoek van de curator op de desbetreffende faillissementsrekeningen gestort, met uitzondering van een bedrag van € 13.014,17 aan de boedel van MBCPZ en een bedrag van € 4.988,86 aan de boedel van MBCPB. De bank claimt een vordering van € 17.562,19 voortvloeiend uit de contragarantie, naast op de bankrekeningen in rekening gebrachte kosten na datum faillissement ten bedrage van € 440,84.