ECLI:NL:GHSHE:2019:4336

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
200.231.768_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg relatiebeding en de gevolgen van overheveling van klantrelaties naar een andere BV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van High Focus B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van het geschil betreft de uitleg van een relatiebeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde]. Dit relatiebeding verbiedt [geïntimeerde] om binnen een jaar na beëindiging van zijn dienstverband met High Focus een arbeidsovereenkomst aan te gaan met ondernemingen die klantrelaties hebben met High Focus. De vraag die centraal staat is of dit relatiebeding ook van toepassing is op klantrelaties die door High Focus zijn overgeheveld naar een andere BV, RS4U.

De feiten zijn als volgt: [geïntimeerde] was in dienst bij High Focus en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Na zijn vertrek heeft hij werkzaamheden verricht voor ICT-BERM i.o., een organisatie die ICT-werkzaamheden uitvoert voor verschillende gemeenten. High Focus stelt dat [geïntimeerde] in strijd met het relatiebeding heeft gehandeld door voor deze gemeenten te werken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een overtreding van het relatiebeding, omdat High Focus op het moment van uitdiensttreding geen klantrelatie had met de gemeenten waarvoor [geïntimeerde] werkte.

In hoger beroep heeft High Focus de vonnissen van de kantonrechter bestreden. Het hof heeft de grieven van High Focus beoordeeld en geconcludeerd dat het relatiebeding niet van toepassing is op de klantrelaties die zijn overgedragen aan RS4U. Het hof heeft de eerdere uitspraken van de kantonrechter bekrachtigd en High Focus veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak van het hof bevestigt dat een relatiebeding niet extensief kan worden uitgelegd ten nadele van de werknemer, vooral niet als het gaat om klantrelaties die niet meer onder de verantwoordelijkheid van de werkgever vallen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.231.768/02
arrest van 26 november 2019
in de zaak van
De besloten vennootschap High Focus B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als High Focus,
advocaat: mr. C.J. Spitters te Breda,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. W.F. Schovers te Prinsenbeek, gemeente Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 januari 2018 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 17 februari 2016, 12 oktober 2016, 1 februari 2017 en 11 oktober 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen High Focus als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4712416 CV EXPL 15-7830)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit de stukken die zijn gewisseld in de zaak met rolnummer 200.231.768/01:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen [geïntimeerde] verleende verstek en de zuivering van dat verstek;
  • de memorie van grieven met 2 producties;
  • de memorie van antwoord;
  • de akte van High Focus met 1 productie;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] .
Daarna volgde ambtshalve royement.
Vervolgens heeft High Focus het hof verzocht te zaak te hervatten, waarna de zaak
nummer 200.231.768/02 heeft gekregen. High Focus heeft gefourneerd en beide partijen hebben arrest gevraagd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. Op verzoek van het hof heeft High Focus nog de volgende in de procesdossiers ontbrekende stukken nagezonden: de drie producties bij de conclusie van antwoord/eis in eerste aanleg en de brief met producties van High Focus van 25 oktober 2016 aan de rechtbank, genoemd in het vonnis van 1 februari 2017.

3.De beoordeling

3.1.
De feiten
De kantonrechter heeft feiten vastgesteld in het vonnis van 12 oktober 2016. Tegen die feitenvaststelling zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Deze luiden als volgt.
a. [geïntimeerde] is met ingang van januari 2010 voor bepaalde tijd in dienst getreden van High Focus in de functie van junior applicatie/systeembeheerder. Deze arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 augustus 2012 voortgezet voor onbepaalde tijd, op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst.
b. In de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Dit beding luidt als volgt:
“Het is werknemer niet toegestaan om binnen een periode van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met High Focus B.V., een arbeidsovereenkomst aan te gaan met ondernemingen waaraan High Focus B.V. ten tijde van het actieve dienstverband een klantrelatie onderhoudt tenzij werkgever hiertoe schriftelijke toestemming heeft verleend. Dit op straffe van verbeurte aan de vennootschap van een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete, groot € 25.000,- (vijfentwintigduizend euro) onverminderd zijn gebondenheid tot betaling aan de vennootschap van een volledige schadevergoeding te dezer zake.”
c. [geïntimeerde] heeft tijdens zijn dienstverband met High Focus in ieder geval werkzaamheden in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom verricht, uit hoofde van de overeenkomst ter zake van inhuur van personeel van 15 oktober 2012 tussen de gemeente Bergen op Zoom en High Focus. Daarnaast heeft [geïntimeerde] in die periode in ieder geval werkzaamheden in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom verricht, uit hoofde van de overeenkomst ter zake van inhuur van personeel van 1 januari 2014 tussen de gemeente Bergen op Zoom en RS4U B.V. (hierna: RS4U), een dochteronderneming van High Focus.
d. [geïntimeerde] heeft bij brief van 22 augustus 2014 de arbeidsovereenkomst met High Focus tegen 1 oktober 2014 opgezegd.
e. De gemeente Bergen op Zoom heeft de overeenkomst met RS4U - eveneens tegen
1 oktober 2014 - opgezegd.
f. [geïntimeerde] verricht vanaf 1 oktober 2014 ICT-werkzaamheden ten behoeve van ICT-BERM i.o., met als standplaats de gemeente Moerdijk. ICT-BERM i.o. voert de ICT-werkzaamheden van de gemeenten Bergen op Zoom, Etten-Leur, Roosendaal en Moerdijk uit.
g. Op 9 januari 2015 heeft er tussen partijen een kort-geding-procedure plaatsgevonden ter zake van het relatiebeding. Bij vonnis van 20 januari 2015 heeft de kantonrechter te Breda overwogen:
“(…) 3.3.4. Uitgangspunt is dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet kan worden beantwoord enkel op grond van een taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Het komt immers steeds aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 4 april 2003, JAR 2003/107).
3.3.5.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet het in deze procedure bedoelde relatiebeding met inachtneming van de hiervoor gegeven maatstaf aldus worden uitgelegd, dat het [geïntimeerde] verboden is om na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zaken te doen met relaties die behoren tot het per datum beëindiging van het dienstverband bestaande klantenbestand van High Focus. Voor een extensievere uitleg - namelijk dat het [geïntimeerde] verboden is om na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zaken te doen met relaties waarmee High Focus B.V. ten tijde van het actieve dienstverband (ooit) een klantrelatie heeft onderhouden - is naar het oordeel van de kantonrechter geen plaats. Nu er sprake is van een voor [geïntimeerde] bezwarend beding waarvan de tekst door de werkgever is opgesteld, kan van een ruimere uitleg ten voordele van High Focus geen sprake zijn. Daartoe overweegt de kantonrechter dat het voor een werknemer duidelijk moet zijn waartoe hij zich verbindt, hetgeen ligt besloten in de wettelijke eis van schriftelijke vastlegging (vgl. Hof Leeuwarden 3 mei 2006, RAR 2006,101).
Nu vaststaat dat High Focus op het moment van uitdiensttreding van [geïntimeerde] op 1 oktober 2014 geen klantrelatie onderhield met de gemeente Moerdijk, dan wel ICT-BERM i.o. - [geïntimeerde] verrichtte op dat moment zijn werkzaamheden ten behoeve van ICT-BERM immers uit hoofde van de overeenkomst van 1 januari 2014 tussen RS4U en de gemeente Bergen op Zoom ter zake de inhuur van personeel - kan er naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen sprake zijn van een overtreding van een relatiebeding en evenmin van verbeurte van daarop gestelde boetes zodat de vorderingen van High Focus dienen te worden afgewezen. (…)”.
3.2.
Het geding in eerste aanleg
3.2.1.
High Focus heeft in eerste aanleg
in conventiegevorderd [geïntimeerde] te veroordelen:
- tot betaling aan High Focus van een bedrag van € 25.000,-- ter zake van de overtreding van het tussen partijen tot 1 oktober 2015 geldende relatiebeding;
- tot betaling van de buitengerechtelijke kosten begroot op € 750,--;
- in de proceskosten.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg
in reconventiegevorderd - voor zover in hoger beroep van belang -:
- veroordeling van High Focus om een bedrag van € 354,- ter zake van vakantiegeld aan [geïntimeerde] te voldoen.
3.2.2.
De kantonrechter heeft
in conventiegeconcludeerd in r.o. 3.8 van het vonnis van 12 oktober 2016 dat, nu de duurovereenkomsten vanaf 1 januari 2014 zijn overgedragen aan RS4U en de klantrelaties van RS4U niet onder de reikwijdte van het relatiebeding vallen, High Focus op die grond geen beroep kan doen op het relatiebeding.
Met betrekking tot losse opdrachten die High Focus stelt te hebben vervuld voor de vier gemeenten in 2014 heeft de kantonrechter
in conventiegeconcludeerd in r.o. 3.13 van het vonnis van 12 oktober 2016 dat niet is komen vast te staan dat High Focus nog een klantrelatie had met (één van) de vier gemeentes op het moment dat het dienstverband met [geïntimeerde] eindigde en dat High Focus geen beroep kan doen op het tussen partijen gesloten relatiebeding.
Bij vonnis van 11 oktober 2017 heeft de kantonrechter de vorderingen van High Focus
in conventieafgewezen en High Focus veroordeeld in de proceskosten.
Bij vonnis van 11 oktober 2017 heeft de kantonrechter - voor zover van belang in hoger beroep -
in reconventieoverwogen dat de door High Focus overgelegde betaalstaat onvoldoende is om te dienen als bewijs van daadwerkelijke betaling van het vakantiegeld van € 477,- bruto (€ 304,54 netto) aan [geïntimeerde] .
De kantonrechter heeft High Focus
in reconventieveroordeeld om het bruto-equivalent van
€ 304,54 netto aan [geïntimeerde] te betalen en High Focus veroordeeld in de proceskosten.
3.3.
De grieven en de vorderingen van High Focus in hoger beroep
3.3.1.
High Focus heeft twee grieven gericht tegen het vonnis van 12 oktober 2016
(in conventie) met betrekking tot het relatiebeding en één grief tegen het vonnis van 11 oktober 2017 (
in reconventie) met betrekking tot het vakantiegeld.
High Focus heeft geen grieven gericht tegen de vonnissen van 17 februari 2016 en van
1 februari 2017, zodat zij in haar hoger beroep tegen die vonnissen niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
3.3.2.
High Focus heeft - kort gezegd - gevorderd:
- vernietiging van de vonnissen waarvan beroep;
- [geïntimeerde] alsnog te veroordelen overeenkomstig het door High Focus
in conventiegevorderde in de inleidende dagvaarding;
- afwijzing alsnog van het door [geïntimeerde]
in reconventiegevorderde vakantiegeld;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
3.4.
Omvang van het hoger beroep
In hoger beroep is de vordering van [geïntimeerde]
(in reconventie)met betrekking tot de pensioenpremie niet aan de orde, omdat geen van partijen een grief heeft gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing resp. de gedeeltelijke afwijzing van die vordering.
3.5.
Het relatiebeding
3.5.1.
High Focus heeft haar eerste grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in r.o. 3.7 van het vonnis van 12 oktober 2016 dat het relatiebeding zwaarder is gaan drukken op [geïntimeerde] voor zover High Focus zich op het standpunt stelt dat [geïntimeerde] had moeten begrijpen dat ook de klantrelaties van RS4U onder de reikwijdte van het relatiebeding gingen vallen op het moment dat die klantrelaties van High Focus naar RS4U werden overgeheveld.
3.5.2.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt, dat een redelijke uitleg van een concurrentiebeding meebrengt dat niet alleen moet worden gelet op een taalkundige uitleg van de bewoordingen van het beding, maar ook op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter overwoog dat - onbestreden - in het vonnis van
12 oktober 2016.
Duidelijk is dat RS4U nog niet bestond bij het aangaan van het relatiebeding, zoals ook de kantonrechter overwoog. Waar het dus om gaat is of [geïntimeerde] het relatiebeding, vanaf het moment dat High Focus haar klantrelaties per 1 januari 2014 had ondergebracht bij RS4U, zo had moeten (gaan) begrijpen, dat die voormalige klantrelaties van High Focus niettemin onder het relatiebeding bleven vallen.
Dat is naar het oordeel van het hof niet het geval. Noch in eerste aanleg noch in hoger beroep heeft High Focus gesteld op grond van welke verklaringen en gedragingen [geïntimeerde] redelijkerwijs had moeten begrijpen of verwachten dat het relatiebeding per 1 januari 2014 (ook) gold of zou gaan/blijven gelden voor de voormalige klantrelaties van High Focus die per die datum waren ondergebracht bij RS4U.
Daarbij is van belang dat een relatiebeding als het onderhavige een werknemer en dus [geïntimeerde] beperkt in het grondrecht van de vrijheid van arbeidskeuze en daarmee in de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud voorziet. Het is met andere woorden een voor [geïntimeerde] bezwarend beding, dat om die reden niet extensief, dat wil zeggen ook geldend voor voormalige klantrelaties van High Focus, moet worden uitgelegd, zeker niet onder de omstandigheid dat [geïntimeerde] in de optiek van High Focus (pas) na het overbrengen van de klantrelaties naar RS4U had moeten begrijpen dat die klantrelaties niettemin onder het relatiebeding bleven vallen.
Dat betekent dat High Focus ten opzichte van [geïntimeerde] geen beroep kan doen op het relatiebeding voor zover het haar voormalige klantrelaties betreft die zijn ondergebracht bij RS4U.
Gelet daarop kan in het midden blijven of het oordeel van de kantonrechter dat het relatiebeding zwaarder is gaan drukken op [geïntimeerde] juist is. Grief 1 behoeft geen verdere bespreking.
3.5.3.
De tweede grief van High Focus is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in r.o. 3.12 en r.o. 3.13 van het vonnis van 12 oktober 2016 dat geen klantrelatie meer bestond tussen High Focus en (één van) de BERM-gemeenten ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op 1 oktober 2014.
3.5.4.
Het hof overweegt als volgt.
Deze grief komt erop neer, dat High Focus ondanks het feit dat haar klantrelaties, onder wie de BERM-gemeenten, per 1 januari 2014 bij RS4U waren ondergebracht, niettemin werkzaamheden voor die BERM-gemeenten heeft verricht. Zij beroept zich daarbij op een factuur aan de gemeente Etten-Leur (productie 10 inl. dagv.), waaruit zou blijken dat bedoelde werkzaamheden zijn verricht in maart 2014, en op een e-mailbericht van die maand, dat ook ‘ter info’ is doorgezonden (productie 12 inl. dagv.).
Dat vast staat dat High Focus in maart 2014 werkzaamheden voor de BERM-gemeenten heeft verricht, zoals High Focus in haar toelichting op grief 2 heeft gesteld, is onjuist.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de factuur niet dat High Focus werkzaamheden heeft verricht voor (één van) de BERM-gemeenten. Op de factuur wordt immers melding gemaakt van werkzaamheden voor de gemeente Tholen, niet zijnde een BERM-gemeente. Dat heeft [geïntimeerde] gesteld in eerste aanleg en High Focus heeft dat in hoger beroep niet bestreden. Overigens is de factuur eerst op 2 april 2015 door High Focus verzonden, zoals [geïntimeerde] ook heeft gesteld.
Uit de inhoud van het overgelegde e-mailbericht kan niet worden afgeleid dat de in die
e-mail genoemde werkzaamheden door High Focus voor (één van) de BERM-gemeenten zijn verricht. Het enkele gebruik van het e-mailadres van [medewerker van appellante] bij High Focus ( [e-mailadres] ) is daarvoor onvoldoende. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat
[medewerker van appellante] zijn e-mailadressen bij High Focus en RS4U te pas en te onpas door elkaar gebruikte. High Focus heeft dat in hoger beroep niet weersproken.
Bij dit alles komt, dat High Focus heeft gesteld dat zij al haar relaties heeft ondergebracht bij RS4U. Daarmee valt niet te rijmen dat zij niettemin een klantrelatie met (één van) de BERM-gemeenten heeft onderhouden, zoals zij heeft gesteld.
Gelet op het voorgaande is niet meer relevant of er een klantrelatie tussen High Focus en (één van) de BERM-gemeenten bestond op 1 oktober 2014 en behoeft grief 2 in zoverre geen verdere bespreking.
High Focus heeft in punt 22 van de memorie van grieven nog betoogd: ‘Los hiervan staat vast dat [geïntimeerde] in dienst was van High Focus en door RS4U slechts werd ingeleend en gedetacheerd bij de BERM-gemeenten. In zulke gevallen dient door de detacheerder heen gekeken te worden en geldt de uiteindelijke opdrachtgever als klant’. Dit betoog dient te worden verworpen gezien het bovenstaande en hetgeen onder r.o. 3.5.2. is overwogen.
3.5.5.
Gezien het voorgaande moet het aanbod van High Focus om te bewijzen dat [geïntimeerde] vóór 1 oktober 2014 werkzaamheden heeft verricht voor ieder van de BERM-gemeenten worden gepasseerd. Het beroep van High Focus op de factuur en het
e-mailbericht werd reeds verworpen in r.o. 3.5.4. High Focus heeft haar stelling ter zake overigens onvoldoende onderbouwd.
Het aanbod van High Focus om te bewijzen dat de klantenbestanden van High Focus en RS4U identiek waren is niet ter zake dienend gelet op hetgeen in r.o. 3.5.2. werd overwogen.
3.6.
Het vakantiegeld
High Focus heeft in de toelichting op haar derde grief gesteld dat zij het digitale rekeningafschrift dat zij van haar bank krijgt ‘in exact heeft geïmporteerd en afgedrukt’ en dat zij daarmee de betaling van het vakantiegeld heeft bewezen.
In eerste aanleg heeft High Focus bij brief van 25 oktober 2016 aan de kantonrechter een specificatie met betrekking tot het vakantiegeld overgelegd (sluitend op € 304,54 netto) en een betaalstaat met vermelding van hetzelfde netto bedrag. Beide stukken zijn afkomstig van ‘Raadkracht Advies en Administratie’ en behelzen geen (print van een digitaal) bankafschrift. De daadwerkelijke betaling van het vakantiegeld is met deze stukken niet bewezen. Ook in hoger beroep heeft High Focus geen betalingsbewijs overgelegd.
Daarmee faalt grief 3.
3.7.
Slotsom en proceskosten
De slotsom luidt dat de vonnissen van 12 oktober 2016 en van 11 oktober 2017
in conventie en in reconventie,voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden bekrachtigd, ook voor wat betreft de proceskostenveroordelingen.
High Focus dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep veroordeeld te worden.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart High Focus niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de vonnissen van
17 februari 2016 en 1 februari 2017;
bekrachtigt de vonnissen van 12 oktober 2016 en 11 oktober 2017
in conventie en in reconventie,voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt High Focus in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 726,- aan griffierecht en op € 1391,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en H.K.N. Vos en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
26 november 2019.
griffier rolraadsheer