Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
De erven van [erflaatster] ,
5.Het verloop van de procedure
- het door het hof gewezen tussenarrest van 6 juni 2017, waarin een comparitie na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie die heeft plaatsgevonden op 21 juni 2017;
- het in het door [appellant 1] opgeworpen incident ex artikel 843a Rv gewezen tussenarrest van 7 november 2017;
- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis in reconventie, met producties;
- de memorie van antwoord, tevens akte wijziging eis (incidenteel appel), met producties;
- de antwoordmemorie van antwoord in incidenteel appel met producties;
- de akte overleggen producties 22 t/m 26 van [appellant 1] van 2 september 2019;
- de akte inbreng producties 10, 13, 14 en 15 van [geïntimeerde 1] van 4 september 2019 en de daarbij gevoegde agendapunten;
- de bij brief van 13 september 2019 door [appellant 1] aan het hof toegezonden productie 27;
6.De verdere beoordeling
Op 15 november 2013 heeft er een bespreking plaats gevonden waarin partijen een door de notaris opgestelde eerste concept leveringsakte hebben doorgenomen. In die akte was een kopje erfdienstbaarheid opgenomen, maar nog geen concrete erfdienstbaarheid geformuleerd.
“(…) Punt 1: Op zondagmorgen 29 september 2013 (…) is er een afspraak geweest hier op kantoor (…). Deze afspraak was om al deze dingen te bespreken die genoemd worden dus ook over de “erfdienstbaarheid”. Dus beide partijen zijn hiervan op de hoogte. We hebben dit met zijn allen doorgesproken en hoe en wat dit omschreven moet worden is dan werk voor een notaris. Wij zijn daar te min van op de hoogte (…).Punt 3: Op vrijdag 15 november 2013 (…) zijn verschillende dingen besproken en doorgenomen. Notaris [de notaris] heeft gezegd dat hij zelf contact zou opnemen met notariskantoor [notariskantoor] omtrent de erfdienstbaarheid. Maar ik ben er zelf maar achter gegaan want er blijkt dat er verder geen contact is gezocht zoals voornoemd werd toegezegd.Verder heb ik nog de moeite gedaan om alle voorlopige en concept contracten te laten screenen door een juriste. Dit allemaal ter verduidelijking van alles wat u naar elkaar bent aan het mailen waar de nodige onjuistheden inzitten. (…)”
“(…) Ik heb alles ontvangen, maar helaas moet de erfdienstbaarheid eruit. Dit is ook niet opgenomen in de voorlopige koopovereenkomst die door ons beide is getekend. Dat is ook zo getekend door de heer [de koper van de naastgelegen loods met oprit] en die houd zich aan het getekende voorlopig koopcontract. Als dit voorlopig koopcontract niet gerespecteerd word dan heeft het ook geen waarde en kunnen we maar doen waar we zin in hebben. Ik heb nog met hem gesproken over de risico’s die hieraan verbonden zijn. Hier was hij van op de hoogte en zal deze ook aanvaarden. Ieder kan nu doen en laten met het stuk oprit dat van hun is. (…)”.
“(…) De vestiging van de erfdienstbaarheid, zoals ook afgesproken met de fam. [de koper van de naastgelegen loods met oprit] , maakt deel uit van de overeenkomst die in de akte van levering is vermeld. (…) Enkele keren heeft u geen gehoor gegeven om de akte te laten passeren. Wij sommeren u om alsnog binnen 7 dagen de overeenkomst zoals vermeld in de akte van levering te tekenen (…)”.
- medewerking aan transport (zonder erfdienstbaarheid) op straffe van verbeurte van dwangsom ad € 1000,00 per dag/keer dat zij weigeren;
- betaling van de contractuele boete te rekenen vanaf 28 januari 2014 tot datum transport;
- vergoeding van de schade geleden door de niet-nakoming, nader op te maken bij staat;
- een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst op 1 april 2014 buitengerechtelijk is ontbonden;
- veroordeling van [geïntimeerde 1] tot betaling van de contractuele boetes tot een bedrag van € 26.222,00.
- te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden;
- [geïntimeerde 1] te veroordelen aan [appellant 1] te voldoen het bedrag van € 26.222,= te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [geïntimeerde 1] te veroordelen medewerking te verlenen aan terug levering van het pand aan hem tegen terugbetaling van de koopsom op straffe van een boete van € 5.000,= per dag tot een maximum van € 100.000,=;
- [geïntimeerde 1] te veroordelen tot terugbetaling van alles wat hij op basis van het bestreden eindvonnis heeft geïncasseerd;
- met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten van beide instanties.
Terecht voert [appellant 1] aan dat het er bij het bewijs om gaat of partijen het (dan) op 15 november 2013 eens zijn geworden over de door [appellant 1] gewenste erfdienstbaarheid. Zo verstaat het hof de bewijsopdracht en hebben partijen die ook verstaan, zo blijkt onder meer uit de na de enquête nog genomen aktes. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank bij de beoordeling van het bewijs ten onrechte het probandum opgevat als zou [appellant 1] opgedragen zijn te bewijzen dat op 15 november 2013 door [geïntimeerde 1] “is ingestemd met de onvoorwaardelijke (precieze) inhoud van de erfdienstbaarheid” (r.o. 2.9 laatste zin van het bestreden vonnis). In dat licht klaagt [appellant 1] terecht in zijn grieven V en volgende over de bewijswaardering.
“Echter was het begrip ‘erfdienstbaarheid’ een punt wat nog nader opgezocht, getoetst en uitgewerkt diende te worden(…)”.
Tussen 29 september 2019 en de levering is niet meer gesproken over de erfdienstbaarheid, althans niet direct. Wel is door [geïntimeerde 1] gezegd dat [appellant 1] een erfdienstbaarheid wilde vestigen”.
[appellant 1] heeft daarover, als getuige gehoord, verklaard:
“toen eruit gehaald”heeft door dat te schrijven aan de notaris.
“formuleer dan nog maar een erfdienstbaarheid”, zoals de notaris heeft verklaard, kan aan het voorgaande niet afdoen.
Opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van [geïntimeerde 1] alsnog afwijzen. Dat geldt ook voor de in het incidenteel appel gewijzigde vorderingen, nu die allen gebaseerd zijn op het onjuist gebleken standpunt dat geen erfdienstbaarheid is overeen gekomen.
De primaire vordering van [appellant 1] tot verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden zal worden toegewezen. Ook de vordering tot veroordeling van [geïntimeerde 1] tot betaling van de verschuldigde contractuele boete tot een bedrag van € 26.222,= te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, zal worden toegewezen nu die door [geïntimeerde 1] niet is bestreden.
7.De uitspraak
en op € 99,21 aan dagvaardingskosten, € 313,= aan griffierecht en op € (3 punt x 1.074,=) 3.222,= aan salaris advocaat in het principaal appel en € 537,= in het incidenteel appel;