ECLI:NL:GHSHE:2019:4319

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
20-000373-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door rechtspersonen in de compostsector met feitelijke leiding door bestuurders

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, een bestuurder van de rechtspersonen [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B], werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 47.100, waarvan een deel voorwaardelijk was. De zaak betreft het opmaken van valse vervoersbewijzen voor compost, waarbij de afnemer niet overeenkwam met de werkelijke afnemer. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk onjuiste gegevens hadden verstrekt aan de Dienst Regelingen, wat leidde tot een schending van de Meststoffenwet. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een geldboete op van € 42.000, met een voorwaardelijk deel, en verklaarde de verdachte strafbaar voor zijn rol in de valsheid in geschrift. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders voor de handelingen van hun rechtspersonen en de noodzaak om zorgvuldigheid te betrachten bij het opmaken van officiële documenten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000373-17
Uitspraak : 6 september 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 23 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-995514-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967 ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde ‘valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een geldboete van € 47.100, waarvan € 23.550, subsidiair 135 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof heeft geconstateerd dat de rechtbank verdachte partieel heeft vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dit feit betrekking heeft op het feitelijk leiding geven aan het valselijk opmaken van de onder 7-10 genoemde vervoersbewijzen zuiveringsslib en compost (hierna: VZC) met nummers 5265239, 5266247, 5266212, en 5265274. Gelet op de omstandigheid dat het woord ‘telkens’ in de tenlastelegging is opgenomen en elk VZC afzonderlijk in de tenlastelegging is genoemd, is het hof van oordeel dat de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging aldus was om de valsheid in geschrift van elk VZC apart ten laste te leggen. Het hof is derhalve van oordeel dat de deelvrijspraken van de rechtbank beschermde vrijspraken betreffen.
Namens verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep, voor zover dit tegen voornoemde deelvrijspraken is gericht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en
  • tot een geldboete van € 47.100, waarvan € 23.550, subsidiair 135 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
de rechtspersoon [rechtspersoon A] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 december 2011 te [plaats A] en/of [plaats B] en/of andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, 10, althans een (groot) aantal vervoersbewijzen zuiveringsslib en compost, -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft vervalst of heeft laten vervalsen, door (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid in:
1. het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4191103 (zaak la, ordner/map 9,document nummer H01.1.63.5) te vermelden of te laten vermelden dat een persoon genaamd [persoon 1] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van genoemde [persoon 1] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 2] , in ieder geval een ander dan die [persoon 1] , was afgenomen en/of
2 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4191117 (zaak la, ordner/map 9, document nummer H01.1.63.7) te vermelden of te laten vermelden dat een persoon genaamd [persoon 1] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van genoemde [persoon 1] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 2] , in ieder geval een ander dan die [persoon 1] , was afgenomen en/of
3 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4191152 (zaak la, ordner/map 9, document nummer H01.1.63.10) te vermelden of te laten vermelden dat een persoon genaamd [persoon 1] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van genoemde [persoon 1] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 2] , in ieder geval een ander dan die [persoon 1] , was afgenomen en/of
4 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4204130 (zaak 3, ordner/map 9, document nummer H01.1.57.84) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 3] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 3] , was afgenomen en/of
5 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4189108 (zaak 3, ordner/map 9, document nummer 1-101.1.57.100) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 3] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 3] , was afgenomen en/of
6 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4189129 (zaak 3, ordner/map 9, document nummer 1-101.1.57.104) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 3] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 3] , was afgenomen en/of
7 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4189171 (zaak 3, ordner/map 9, document nummer H01.1.57.112) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 3] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 3] , was afgenomen en/of
8 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 3804934 (zaak 9, ordner/map 15, document nummer 1-101.1.61.9) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 5] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 5] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 6] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 5] , was afgenomen en/of
9 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 3691548 (zaak 17, ordner/map 16, document nummer 1-101.1.60-1) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 7] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 7] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 8] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 7] , was afgenomen en/of
10 - een doorslag van het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4209380 (zaak 20, ordner/map 16, document nummer 1-101.1.64-1) te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 7] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van) [bedrijf 7] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 9] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 7] , was afgenomen en/of een (groot) aantal andere vervoersbewijzen (telkens) een andere afnemer te vermelden of te laten vermelden dan de persoon of het bedrijf die/dat in werkelijkheid de compost had afgenomen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
de rechtspersoon [rechtspersoon B] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2012 te [plaats A] en/of [plaats B] en/of andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, 10, althans een (groot) aantal vervoersbewijzen zuiveringsslib en compost, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft vervalst of heeft laten vervalsen, door (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid in:
1. het vervoersbewijs voorzien van het nummer 3810912 (zaak 7, ordner/map 10, document nummer 1-101.1.76.45) te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van ) [bedrijf 10] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 10] , was afgenomen en/of
2 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4129741 (zaak 7, ordner/map 10, document nummer H01.1.76.21) te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van ) [bedrijf 10] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 10] , was afgenomen en/of
3 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4131680 (zaak 7, ordner/map 10, document nummer H01.1.75.63) te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van ) [bedrijf 10] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 10] , was afgenomen en/of
4 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4131694 (zaak 7, ordner/map 11, document nummer 1-101.1.75.61) te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van ) [bedrijf 10] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 10] , was afgenomen en/of
6 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4131722 (zaak 7, ordner/map 11, document nummer HOl.l.75.66) te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen en/of dat bewijs voorzien van een handtekening die door moest gaan voor die van (een vertegenwoordiger van ) [bedrijf 10] , zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] , in ieder geval een ander dan [bedrijf 10] , was afgenomen en/of
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Als gevolg van een kennelijke vergissing in de tenlastelegging is onder feit 2 achter de punten 4 en 5 hetzelfde vervoersbewijs genoemd waarmee valsheid in geschrift zou zijn gepleegd. Het hof herstelt deze schrijffout en leest voormeld feit 2 aldus dat hetgeen is vermeld achter punt 5 is komen te vervallen. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
de rechtspersoon [rechtspersoon A] . in de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 december 2011 te [plaats A] 10 vervoersbewijzen zuiveringsslib en compost - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk en in strijd met de waarheid in:
1. het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4191103 te vermelden of te laten vermelden dat een persoon genaamd [persoon 1] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 2] was afgenomen en
2 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4191117 te vermelden of te laten vermelden dat een persoon genaamd [persoon 1] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 2] was afgenomen en
3 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4191152 te vermelden of te laten vermelden dat een persoon genaamd [persoon 1] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 2] was afgenomen en
4 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4204130 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] was afgenomen en
5 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4189108 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] was afgenomen en
6 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4189129 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] was afgenomen en
7 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4189171 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 3] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 4] was afgenomen en
8 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 3804934 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 5] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 6] was afgenomen en
9 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 3691548 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 7] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 8] was afgenomen en
10 - een doorslag van het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4209380 te vermelden of te laten vermelden dat het bedrijf genaamd [bedrijf 7] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 9] was afgenomen
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
de rechtspersoon [rechtspersoon B] in de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2012 te [plaats A] tezamen en in vereniging met een ander 5 vervoersbewijzen zuiveringsslib en compost, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt door telkens valselijk en in strijd met de waarheid in:
1. het vervoersbewijs voorzien van het nummer 3810912 te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] was afgenomen en
2 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4129741 te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] was afgenomen en
3 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4131680 te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] was afgenomen en
4 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4131694 te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] was afgenomen en
6 - het vervoersbewijs voorzien van het nummer 4131722 te vermelden of te laten vermelden dat een bedrijf genaamd [bedrijf 10] een hoeveelheid compost had afgenomen, zulks terwijl die compost in werkelijkheid door een bedrijf of persoon genaamd [bedrijf of persoon 11] was afgenomen
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1] en bewijsoverwegingen
Verdachten [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B]
De besloten vennootschap [rechtspersoon A] . met vestigingsadres [adres 2] te [plaats A] is op 27 juli 2001 opgericht onder KvK-nummer [nummer] . Bestuurders van deze B.V. zijn [bestuurder 1] (vanaf 27 juli 2001) en [bestuurder 2] (vanaf 1 januari 2003). [2] Enig aandeelhouder en bestuurder van [bestuurder 1] is medeverdachte [medeverdachte ] . [3] Bestuurders van [bestuurder 2] zijn verdachte en [betrokkene 1] . [4]
Door een statutenwijziging op 29 december 2011 is de naam van [rechtspersoon A] gewijzigd in [rechtspersoon Aa] . [5]
De besloten vennootschap [rechtspersoon B] met vestigingsadres [adres 2] te
[plaats A] is op 29 december 2011 opgericht. Bestuurder en enige aandeelhouder van
[rechtspersoon B] is [bestuurder 3] . [6] Bestuurders van [bestuurder 3] . zijn [bestuurder 1] en [bestuurder 4] [7]
Enig aandeelhouder en bestuurder van [bestuurder 4] is [bestuurder 2]
Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] ten tijde van de ten laste gelegde periode bestuurders waren van [rechtspersoon A] en van [rechtspersoon B]
Regelgeving met betrekking tot compost
Compost is een organische meststof, waarop de regelgeving van de Meststoffenwet van
toepassing is. Compost bevat onder meer stikstof en fosfaat als bemestende elementen.
Ingevolge de bij en krachtens de Meststoffenwet gestelde voorschriften gaan transporten
van compost vergezeld van VZC’s.
Ingevolge artikel 55, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt –
ter zake van het vervoer van zuiveringsslib, compost en overige organische meststoffen – door de leverancier, de vervoerder en de afnemer gezamenlijk een vervoersbewijs opgemaakt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vervoerder er voor zorg draagt dat het vervoersbewijs overeenkomstig de krachtens artikel 56 gestelde regels volledig en naar waarheid wordt ingevuld en door de leverancier, de vervoerder en de afnemer wordt ondertekend. De gegevens die zijn vermeld op de VZC’s dienen elektronisch te worden geleverd aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna DR) die deze gegevens registreert. Hiermee kan worden vastgesteld welke hoeveelheden stikstof en fosfaat op een landbouwbedrijf zijn aangevoerd en in de bodem gebracht en of de compost overeenkomstig de gebruiksnorm wordt toegepast.
A. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Ten aanzien van de vermeende transporten naar [persoon 1] (zaak 1a)
In de tenlastelegging zijn 3 VZC’s opgenomen waarop [rechtspersoon A] . als vervoerder en [persoon 1]
als afnemer staan vermeld. Het betreffen de volgende VZC’s:
  • VZC nr. 4191103 d.d. 16 september 2011,
  • VZC nr. 4191117 d.d. 16 september 2011,
  • VZC nr. 4191152 d.d. 15 september 2011.
In de op 28 augustus 2012 op de locatie van [rechtspersoon A] . aan de [adres 2] te
[plaats A] in beslag genomen administratie is onderzoek gedaan naar de aldaar aangetroffen
VZC’s. In een ordner werden 10 VZC’s aangetroffen, waaronder:
- een kleurenfotokopie van de originele VZC’s met nummers 4191103 en 4191117;
- het origineel van VZC met nummer 4191152.
Te zien is dat op deze 10 VZC’s kennelijk mede met behulp van correctievloeistof onder
meer de hierop onder 3d vermelde “postcode losplaats”, alsmede het/de onder 5 vermelde
“Relatienummer”, “Naam”, “Postcode” en “Huisnummer” waren gewijzigd. Als “Postcode
losplaats” was nu [adres 3] te [plaats C] ) vermeld. Onder 5 waren nu het
relatienummer, de naam en postcode en het huisnummer van [persoon 1] vermeld. Te zien was dat ondanks de gebruikte correctievloeistof onder 5 bij “naam” eerst was vermeld: “ [bedrijf of persoon 2] ”.
Van de daarin genoemde 10 vrachten werden er 5 volgens deze VZC’s getransporteerd met
een vervoermiddel met het kenteken [kenteken a] , welk ten tijde van het vervoer op naam
stond van [transporteur X] te [plaats D] . Op 8 maart 2012 werd een onderzoek ingesteld bij deze
transporteur teneinde de eindbestemming van deze vrachten te verifiëren. Daarbij werden
door dit bedrijf de originele en de voor de voor de afnemer bestemde doorslagen van 8
Vervoersbewijzen, waaronder die met nummers 4191103 en 4191117, overgelegd. Hierop was bij “5 Afnemer” vermeld: “naam: [bedrijf of persoon 2] , postcode: [adres 4] ”. Bij dit onderzoek bleek aan de hand van getoonde werkbon en overzicht dat deze vrachten door [transporteur X] werden vervoerd van [plaats E] naar [plaats F] en niet naar [plaats C] . De overige 5 van de daarin genoemde 10 vrachten, waaronder het VZC met nummer 4191152, werden volgens de VZC’s getransporteerd met een vervoermiddel met het kenteken [kenteken b] , welk vervoermiddel ten tijde van het vervoer op naam stond van [bestuurder 4] te [plaats B] . Er is vervolgens onderzoek gedaan naar de facturering tussen [bestuurder 4] en [rechtspersoon A] In een ordner werd een factuur (H01.1.32.3A) aangetroffen, genummerd 110042, afkomstig van [bestuurder 4] en gericht aan [rechtspersoon A] Op deze factuur wordt aan [rechtspersoon A] onder meer het transport op 16 september 2011 van 5 vrachten GFT-compost in rekening gebracht â € 3,50/ton met de bijgevoegde specificatie: laadplaats [bedrijf 12] [plaats E] en losplaats [bedrijf of persoon 2] [plaats F] . Er is vervolgens onderzoek gedaan naar de facturering tussen [bedrijf 12] en [rechtspersoon A] . In een ordner werd een factuur [10] (H01.1.8.3A + B) genummerd 11001940 aangetroffen, afkomstig van [rechtspersoon A] en gericht aan [bedrijf 12] Op deze factuur wordt door [rechtspersoon A] . onder meer het op 15 en 16 september 2011 afhalen van 13 vrachten c.q. een partij ad. 313,84 ton compost in rekening gebracht. In de specificatie H01.1.8.3B is onder meer vermeld dat de transporteur [transporteur X] dan wel [transporteur Y] is en dat de afnemer [bedrijf of persoon 2] in [plaats F] is. [11]
In een brief van 27 december 2011 heeft [rechtspersoon A] aan het Bureau Heffingen verzocht om wijzigingen door te voeren in 10 VZC’s, die bij die brief zijn gevoegd, waaronder de VZC’s die op de tenlastelegging staan. Op de oorspronkelijke VZC’s zou een verkeerde afnemer zijn vermeld volgens [rechtspersoon A] De naam [bedrijf of persoon 2] moest worden gewijzigd worden in [persoon 1] , [adres 3] te [plaats C] . In de VZC’s die bij deze brief zijn gevoegd is onder meer de hierop onder 3d vermelde “Postcode losplaats”, alsmede het/de onder 5 vermelde “Relatienummer”, “Naam”, “Postcode” en “Huisnummer” gewijzigd. Als “Postcode losplaats” was nu [adres 3] te [plaats C] ) vermeld. Onder 5 waren nu het relatienummer, naam en postcode en huisnummer van genoemde [persoon 1] vermeld. [12]
De hierboven genoemde [bedrijf of persoon 2] heeft, nadat hem de hiervoor genoemde brief met bijlagen d.d. 27 december 2011 van [rechtspersoon A] werd getoond, verklaard dat hij in 2011 te veel vrachten geleverd heeft gekregen waardoor er te veel compost op zijn naam kwam te staan. [13] [betrokkene 2] kwam in september 2011 bij het bedrijf van [bedrijf of persoon 2] en bood nog compost aan. [bedrijf of persoon 2] heeft tegen [betrokkene 2] gezegd dat zij geen ruimte hadden. [betrokkene 2] zou regelen dat de compost geleverd zou worden maar dat die niet mee zou tellen voor de Meststoffenwet. Later bleek dat [betrokkene 2] zich niet aan de afspraak had gehouden omdat [bedrijf of persoon 2] zag dat bij de DR wel vrachten waren gemeld terwijl dit niet de bedoeling was. [bedrijf of persoon 2] heeft hierop [betrokkene 2] aangesproken. [betrokkene 2] zei dat hij dit wel zou oplossen en toen kwam hij met het correctieverzoek dat hem zojuist was getoond. [bedrijf of persoon 2] heeft bericht gekregen van de DR dat de vrachten van zijn naam zijn gehaald.
De verdediging heeft in hoger beroep – op gronden als verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat uit het dossier volgt dat [bedrijf of persoon 2] en [persoon 1] niet naar waarheid hebben verklaard. Volgens verdachte heeft [bedrijf of persoon 2] met [persoon 1] een deal gesloten waarbij [bedrijf of persoon 2] aan [persoon 1] de vrachten compost heeft geleverd en heeft [bedrijf of persoon 2] vervolgens aan [rechtspersoon A] (hierna: [rechtspersoon A] ) verzocht de naam van de afnemer en de losplaats te wijzigen. [rechtspersoon A] heeft op haar beurt zorggedragen voor de mutatie waarom werd verzocht. [14] Uit het enkele melden van deze mutatie volgt niet dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [rechtspersoon A] , [medeverdachte ] en [verdachte] de VZC’s valselijk hebben opgemaakt, aldus de verdediging.
Het hof volgt de verdediging niet in dit verweer. Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd en in de overige inhoud van het dossier geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [bedrijf of persoon 2] . Uit het dossier en de hiervoor genoemde feiten volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat [bedrijf of persoon 2] te [plaats F] de afnemer van [rechtspersoon A] was. Dit verklaart niet alleen [bedrijf of persoon 2] , maar blijkt ook uit de door de transporteur [transporteur X] overgelegde originelen van de voor de afnemer bestemde doorslagen van de VZC’s (voor VZC’s 4191103 en 4191117), uit de facturen tussen [bestuurder 4] en [rechtspersoon A] (voor VZC 4191152) en tussen [bedrijf 12] en [rechtspersoon A] , alsmede uit hetgeen eerst op de VZC’s was vermeld die in de administratie van [rechtspersoon A] zijn aangetroffen. [betrokkene 2] heeft in een mail aan [betrokkene 3] verzocht om de VZC’s te wijzigen. [15] (Het betrokken personeel van) [rechtspersoon A] wist dat de feitelijke losplaats niet te [plaats C] is geweest, zoals op het gewijzigde VZC is vermeld. Naar het oordeel van het hof doet de vraag of [bedrijf of persoon 2] de compost vervolgens aan [persoon 1] heeft geleverd en welke afspraken er tussen hen mogelijk zijn gemaakt niet ter zake. Indien [bedrijf of persoon 2] de compost nadien aan [persoon 1] zou leveren, zou daar door [bedrijf of persoon 2] weer een afzonderlijk VZC van moeten worden opgemaakt. Het lag niet op de weg van [rechtspersoon A] om deze gegevens (al dan niet op verzoek van [bedrijf of persoon 2] ) te wijzigen. [rechtspersoon A] heeft de compost feitelijk aan [bedrijf of persoon 2] te [plaats F] overgedragen en de ten behoeve van [rechtspersoon A] optredende natuurlijke personen wisten dit.
Gelet op het bovenstaande staat naar het oordeel van het hof vast dat de VZC’s met de nummers 4191103, 4191117 en 4191152, welke VZC’s door [rechtspersoon A] aan het Bureau Heffingen zijn gestuurd, valselijk zijn opgemaakt. De naam van de afnemer en de losplaats zijn gewijzigd in de naam en de postcode van [persoon 1] en (het personeel van) [rechtspersoon A] wist dat dit niet klopte.
Ten aanzien van de vermeende transporten naar [bedrijf 3] (zaak 3)
In de tenlastelegging zijn 4 VZC’s opgenomen waarop [rechtspersoon A] als vervoerder en
[bedrijf 3] met [adres 5] als afnemer staat vermeld. Het betreffen de volgende VZC’s:
  • VZC nr. 4204130 d.d. 26 juli 2011,
  • VZC nr. 4189108 d.d. 27 juli 2011,
  • VZC nr. 4189129 d.d. 28 juli 2011,
  • VZC nr. 4189171 d.d. 28 juli 2011.
Door de politie zijn 15 vrachten, waaronder de vrachten van de ten laste gelegde VZC’s die hierboven zijn genoemd, van vervoerder [rechtspersoon A] onderzocht, waarbij [bedrijf 3] als afnemer op de VZC’s stond vermeld. Volgens de gegevens bij de DR is [rechtspersoon A] vervoerder van deze 15 vrachten en heeft [rechtspersoon A] deze gegevens op 17 augustus 2011 elektronisch doorgegeven aan de DR. Volgens de bij de DR met betrekking tot deze 15 VZC’s geregistreerde gegevens zouden deze 15 vrachten vanaf de leverancier [bedrijf 12] vervoerd zijn met een trekker naar afnemer [bedrijf 3] en gelost zijn op de postcode losplaats “ [adres 5] ” ( [plaats G] ). Deze melding is gedaan door [rechtspersoon A] . Op alle op 28 augustus 2012 op de locatie [adres 2] te [plaats A] in beslag genomen documenten genaamd: “Vervoersbewijs Zuiveringsslib en Compost”, die
betrekking hebben op deze 15 transporten, staat te lezen bij:
afnemer: “Relatienummer 47, Naam: [bedrijf 3] [adres 5]
Postcode losplaats: “ [adres 5] ”. Dit geldt dan voor de originele documenten “Bestemd voor
eigen administratie” (voorzien van de even bijlagenummers).
Tevens staat, op de voor de “Overige betrokkene” bestemde doorslagen van deze
documenten te lezen bij:
afnemer“Relatienummer 110049265 [bedrijf of persoon 4] [adres 6] ”
Postcode losplaats: “ [adres 6] ” (voorzien van oneven bijlagennummers).
De data van laden en lossen betroffen 26, 27 en 28 juli 2011.
Een hierboven beschreven VZC bestaat uit een set van een origineel en 4 doorslagen (respectievelijk voor de leverancier, afnemer, vervoerder en overige betrokkene).
Het origineel en de doorslagen zijn voorzien van hetzelfde unieke nummer. In het papier
van deze sets is carbon verwerkt, zodat hetgeen op het origineel wordt ingevuld, wordt
doorgedrukt op de hieronder liggende doorslagen. Wanneer (zonder doorhalingen) op het origineel andere gegevens zijn ingevuld dan op één of meerdere van de doorslagen, moeten deze separaat of los van elkaar zijn ingevuld (of dient tussen het origineel en de doorslagen bijvoorbeeld karton gelegd te worden). [17]
Gelet hierop lijkt het naar het oordeel van het hof onaannemelijk dat het feit dat op de
documenten met hetzelfde nummer telkens een andere afnemer is vermeld, een vergissing
is geweest. [rechtspersoon A] heeft op 29 augustus 2011 een factuur opgemaakt voor genoemde [bedrijf of persoon 4] met betrekking tot “franco compost” o.a. op de data 26, 27 en 28juli 2011. De eigenaar van [bedrijf 3] , [betrokkene 4] , wonende op het adres [adres 5] te [plaats G] , heeft verklaard dat hij begrijpt dat er op de naam van [bedrijf 3] meer compost is geregistreerd dan dat [bedrijf 3] in werkelijkheid heeft gehad. Nadat hem de VZC’s van de 15 hiervoor genoemde transporten, waarop [bedrijf 3] als afnemer is vermeld, waren getoond, verklaarde [betrokkene 4] dat op de aan hem getoonde bewijzen niet zijn handtekening of de handtekening van iemand anders van het bedrijf staat en dat zij dergelijke bewijzen niet van [rechtspersoon A] hebben gekregen. [18]
[bedrijf of persoon 4] , wonende te [adres 6] [plaats D] , heeft verklaard dat [rechtspersoon A] in 2011 compost aan hem heeft geleverd. [betrokkene 2] berekende en hield bij hoeveel fosfaat en stikstof er aangevoerd mocht worden. [rechtspersoon A] regelde het transport. [bedrijf of persoon 4] kreeg per post in één keer alle vervoersbewijzen door [rechtspersoon A] toegestuurd. De vervoersbonnen werden door [rechtspersoon A] namens hem ondertekend omdat hij hen daartoe gemachtigd had. Er werd tijdens het verhoor nog een enveloppe door [bedrijf of persoon 4] getoond. In deze enveloppe zaten doorslagen van 18 VZC’s. 15 van deze 18 VZC’s hebben betrekking op de vrachten van 26, 27 en 28 juli 2011. Nadat aan [bedrijf of persoon 4] was voorgehouden dat deze 15 vrachten bij de DR stonden geregistreerd met daarop een andere afnemer en hem was gevraagd wat de reden kon zijn om vrachten buiten de “meldingen” aan de DR te
houden, heeft [bedrijf of persoon 4] geantwoord dat dat is om binnen de norm te blijven en een
overschrijding flink in de papieren kan lopen. [19] In een latere verklaring heeft [bedrijf of persoon 4] erkend dat hij van [rechtspersoon A] genoemde 15 vrachten compost heeft ontvangen op 26, 27 en 28 juli 2011 en dat hij deze compost heeft gebruikt op eigen grond. [20]
De verdediging heeft in hoger beroep – op gronden als verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene 4] en [bedrijf of persoon 4] innerlijk tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn en niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De VZC’s zijn ingevuld zoals [betrokkene 4] en [bedrijf of persoon 4] hebben aangegeven. Dat de registratie slordig en foutief heeft plaatsgevonden, maakt nog niet dat sprake is van het valselijk opmaken van de VZC’s, aldus de verdediging. [21]
Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 4] en [bedrijf of persoon 4] te twijfelen. Niet alleen [bedrijf of persoon 4] heeft verklaard dat hij de afnemer is geweest van de in de tenlastelegging onder feit 1 onder 4, 5, 6 en 7 genoemde compost. Deze verklaring vindt onder meer steun in de door [rechtspersoon A] opgemaakte factuur voor [bedrijf of persoon 4] d.d. 29 augustus 2011 [22] en uit de VZC’s die bij [rechtspersoon A] zijn aangetroffen. [23] Het dossier biedt geen enkele aanwijzing dat er door [rechtspersoon A] bij [bedrijf 3] is gelost of dat [betrokkene 4] en/of [bedrijf of persoon 4] hebben aangegeven dat [bedrijf 3] de afnemer was. Het hof acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat [bedrijf of persoon 4] en dus niet [bedrijf 3] de afnemer is geweest van de genoemde compost. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het dossier en het hiervoor overwogene, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de VZC’s die door [rechtspersoon A] bij de Dienst Regelingen (DR) zijn ingediend, valselijk zijn opgemaakt.
Ten aanzien van het vermeende transport naar [bedrijf 5] (zaak 9)
In de tenlastelegging is één VZC opgenomen waarop [rechtspersoon A] als vervoerder en [bedrijf 5] met postcode [adres 7] en opmerkingscode 12 als afnemer staat vermeld. Het
kenteken van het trekkend voertuig is [kenteken c] . Het gewicht van de vracht is 33,2 ton. Het
betreft het volgende VZC:
- VZC nr. 3804934 d.d. 13 januari 2011. [24]
Door [transporteur Z] ( hierna [transporteur Z] ) zijn in oktober
2012 diverse bescheiden overhandigd aan de Nederlands Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waaronder gegevens met betrekking tot 154 in 2011 door [transporteur Z] vervoerde vrachten compost met als naam van de opdrachtgever [rechtspersoon A] De gegevens van die transporten zijn vergeleken met de gegevens die bij de DR zijn geregistreerd. Met betrekking tot 137 vrachten is bij de DR een andere afnemer – te weten [bedrijf 5] – geregistreerd dan volgens de gegevens van [transporteur Z] was aangegeven. [25]
In de op 28 augustus 2012 op de locatie [adres 2] te [plaats A] in
beslaggenomen administratie werden 108 van de eerder genoemde VZC’s (in origineel of in
kopie) of doorslagen daarvan, waaronder het VZC dat op de tenlastelegging is vermeld (H01.1.61.9), aangetroffen. Er is nader onderzoek gedaan naar het opmaken van de VZC’s en registratie daarvan bij de DR met betrekking tot 11 vrachten compost die volgens de gegevens van [betrokkene 5] in de periode van 13 januari 2011 tot en met 11 november 2011 zijn geleverd aan [bedrijf of persoon 6] te [plaats H] . Daarbij wordt het volgende opgemerkt:
  • volgens de gegevens van [betrokkene 5] zijn deze 11 vrachten gelost/geleverd bij/aan [bedrijf of persoon 6] ”;
  • op het VZC met het nummer 3804934 (H01.1.61.9) dat bij [rechtspersoon A] in beslag is genomen staat bovenaan met pen de vermelding “ [bedrijf of persoon 6] 102002”;
  • op het VZC met nummer 3804934 is als afnemer [bedrijf 5] vermeld alsmede de opmerkingscode 12, inhoudende dat deze vracht was geëxporteerd nar Duitsland.
[bedrijf 8] . heeft op 31 januari 2011 een factuur gestuurd naar [rechtspersoon A] onder andere met betrekking tot een transport op 13 januari 2011 van 33,28 ton met de omschrijving “3804934 [plaats I] (102002) [kenteken c] . [27] Deze omschrijving sluit aan bij de gegevens die op het VZC met nummer 3804934 zijn vermeld, inclusief het kenteken van het voertuig en de met pen bijgeschreven nummer 102002.
[betrokkene 5] heeft voorts een factuur opgemaakt, gericht aan de heer [bedrijf of persoon 6] in [plaats H] ,
d.d. 31 mei 2011, met betrekking tot het leveren van bodemverbeteraar in de periode van 13 januari 2011 tot en met 1 april 2011. [28]
Genoemde [betrokkene 5] , bestuurder van [transporteur Z] , heeft verklaard dat [bedrijf 8] . met [betrokkene 3] van [rechtspersoon A] belde als zij compost nodig had. [betrokkene 5] regelde zelfde losplaatsen van de compost. Naar aanleiding van de opmerking van de verbalisanten dat zij zagen dat er op VZC’s veelal [bedrijf 5] als afnemer stond vermeld, verklaarde [betrokkene 5] dat zij deze VZC’s allemaal op [bedrijf 5] hadden staan, terwijl er sprake was van andere afnemers. Over die VZC’s hadden zij contact met [betrokkene 3] . [betrokkene 5] wist dat er diverse vervoersbewijzen niet goed zijn gegaan, omdat [betrokkene 3] bijna alle bonnen al op [bedrijf 5] had staan op het moment dat [betrokkene 5] aan hem de echte afnemers door wilde
geven. Dit is nooit meer aangepast. Dan bleek dat [betrokkene 3] of [rechtspersoon A] die
vervoersbewijzen al had gemeld bij de DR met daarop [bedrijf 5] als afnemer. De VZC’s werden door de leverancier ingevuld, behalve de afnemer. Bij nummer 4 en 5 werd na contact met [betrokkene 3] , de naam [bedrijf 5] ingevuld, zoals [betrokkene 3] ook al
had gemeld. [29] [betrokkene 5] heeft verklaard dat er afspraken met [medeverdachte ] persoonlijk zijn gemaakt en dat de afspraken over de feitelijke activiteiten liepen via [betrokkene 3] . Verder verklaarde [betrokkene 5] dat de compost door werd geleverd en dat er vrachten rechtstreeks zijn gelost bij de afnemer, omdat hij de compost niet bij [bedrijf 5] kon opslaan. [30]
Uit het vorenstaande leidt het hof af dat het in de tenlastelegging vermelde VZC met
nummer 3804934 vals is, nu [bedrijf 5] als afnemer is ingevuld, terwijl het hof bewezen acht dat [bedrijf of persoon 6] de werkelijke afnemer was.
De vertegenwoordigers en feitelijk bestuurders van [rechtspersoon A] , verdachte en [medeverdachte ] hebben verklaard dat het klopt dat het bij de VZC’s met de vermelding dat
[bedrijf 5] afnemer was, niet goed is gegaan. Volgens hen haalde [betrokkene 5] zelfde compost op en gaf [bedrijf 5] aan hen door als afnemer. [bedrijf 5] was het bedrijf van [betrokkene 5] . Volgens hen had [betrokkene 5] afnemers in Limburg die hij uit concurrentieoverwegingen niet door wilde geven aan [rechtspersoon A] Soms kwam [betrokkene 5] met een wijziging van de afnemer, maar dan was er al gemeld bij de DR. Verdachte en [medeverdachte ] hebben ook verklaard dat [rechtspersoon A] als degene die de VZC’s moest melden bij de DR verantwoordelijk is voor deze meldingen. [31]
Naar het oordeel van het hof moest [rechtspersoon A] bij uitstek in het geval als het onderhavige – waarbij [betrokkene 5] de transporten uitvoerde, de contacten met afnemers onderhield, de losplaatsen van de compost regelde en de gegevens van de afnemer aan [rechtspersoon A] doorgaf – onderzoek doen naar de feitelijke afnemer. [rechtspersoon A] was immers verantwoordelijk voor de juiste vermelding van de afnemer op de VZC’s en het melden van de VZC’s bij de DR. De door de verdediging in hoger beroep aangevoerde stelling dat [rechtspersoon A] de VZC’s niet invulde is onvolledig en daarmee feitelijk onjuist. [32] Uit het dossier en de hierboven genoemde feiten volgt immers dat de administratief medewerker [betrokkene 3] de naam van [bedrijf 5] soms als afnemer doorgaf aan de DR, terwijl [betrokkene 5] de afnemer nog helemaal niet aan hem had doorgegeven. Dit, terwijl [betrokkene 5] de afnemers regelde. Gelet op de omstandigheden dat:
  • [betrokkene 3] in bepaalde gevallen kennelijk klakkeloos de naam van [bedrijf 5] als afnemer doorgaf aan de DR;
  • [medeverdachte ] en [verdachte] wisten dat [betrokkene 5] de afnemer [bedrijf 5] gemakshalve als afnemer opgaf;
- zij wisten dat [transporteur Z] slechts een transportbedrijf was dat de compost vervolgens naar haar eigen klanten bracht [34] en
- zij wisten dat [bedrijf 5] het bedrijf van [betrokkene 5] was en dat [betrokkene 5] bepaalde afnemers uit concurrentieoverwegingen niet door wilde geven, [35]
moeten [medeverdachte ] en [verdachte] hebben geweten dat het adres van [bedrijf 5] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet de feitelijke losplaats van de compost door [betrokkene 5] was. Door toch zonder enige controle af te gaan op [bedrijf 5] als afnemer, hebben zij naar het oordeel van het hof willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij een valse afnemer en losplaats aan de DR opgaven.
Ten aanzien van de vermeende transporten naar [bedrijf 7] (zaken 17 en 20)
Op de tenlastelegging staan een VZC en een doorslag van een VZC vermeld, waarvan de
gegevens door [rechtspersoon A] zijn ingediend bij de DR. Op dit VZC en deze doorslag van een VZC zijn [bedrijf 7] als afnemer ingevuld, met daarbij opmerkingscode 12. Als losplaats is [adres 8] ingevuld. Het betreffen de volgende VZC’s:
  • VZC nr. 3691548, laaddatum 26 februari 2011, 30,02 ton;
  • VZC nr. 4209380, laaddatum 18 november 2011, 33,6 ton.
Met betrekking tot afnemer [bedrijf of persoon 8] (zaak 17)
Door het Bureau Heffingen is op 12 december 2011 een brief [37] , gedateerd 8 december 2011, ontvangen van [rechtspersoon A] In deze brief wordt gevraagd een wijziging door te voeren
met betrekking tot het VZC met nummer 3691548 dat op naam stond van: [bedrijf of persoon 8] te
[plaats J] . Dit VZC zou abusievelijk op de verkeerde afnemer zijn gemeld. Dit VZC moest
op naam gezet worden van: [bedrijf 7] te [adres 8.1] [plaats K] . Deze brief is door of namens
[rechtspersoon A] ondertekend, waarbij de naam van [medeverdachte ] werd vermeld.
Door [rechtspersoon A] zijn eerder op 4 maart 2011 de gegevens die op dit VZC waren vermeld, digitaal elektronisch ingediend. Daarbij heeft [rechtspersoon A] voor dit VZC de navolgende (afwijkende) afnemer gemeld: [bedrijf of persoon 8] . Het kenteken van het trekkend voertuig betrof [kenteken b] . [38]
In de op 28 augustus 2012 op de locatie [adres 2] te [plaats A] in beslag
genomen administratie is onderzoek gedaan naar de aldaar aangetroffen VZC’s. In een
ordner bevond zich het origineel van het VZC 3691548. Op dit origineel is te zien dat
kennelijk mede met behulp van correctievloeistof de hierop onder 3 vermelde “Kenteken
trekkend voertuig” en “Postcode losplaats”, alsmede de onder 5 vermelde
“Relatienummer”, “Naam”, “Postcode” en “Huisnummer” waren gewijzigd. Als “kenteken
trekkend voertuig” was nu vermeld: [kenteken d] , alsmede [adres 8] als “Postcode losplaats”.
Onder 4 was als opmerkingscode “12” vermeld, waarmee wordt aangegeven dat de vracht
is geëxporteerd naar Duitsland. Onder 5 was “ [bedrijf 7] ” als afnemer vermeld, met daarbij
[adres 8.1] als postcode en huisnummer. Verder was tevens (ondanks het gebruik van
correctievloeistof) onder 5 bij “naam” te zien dat daar “ [bedrijf of persoon 8] .” vermeld was
geweest. [39]
Het kenteken [kenteken b] stond ten tijde van het vervoer op naam van [bestuurder 4]
te [plaats B] . In een ordner, in beslag genomen bij [rechtspersoon A] , zat een factuur [40] genummerd 110009 met bijlage afkomstig van [bestuurder 4] en gericht aan [rechtspersoon A] Op deze factuur wordt aan [rechtspersoon A] onder meer het transport op 26 februari 2011 van een vracht ad. 30,020 ton compost in rekening gebracht. Dit onder de navolgende omschrijving op de bijgevoegde bijlage:
Datum: 26 februari 2011
Laadplaats: [bedrijf 13]
Losplaats: [plaats J]
Laadcode: BH2084
Gewicht: 30,020 [41]
Voorts werd in een ordner, in beslag genomen bij [rechtspersoon A] , een factuur [42] genummerd
11000433 met bijlage afkomstig van [rechtspersoon A] en gericht aan [bedrijf 13]
aangetroffen. Op deze factuur wordt door [rechtspersoon A] onder meer het afhalen op
26 februari 2011 van een vracht ad 30,020 ton compost in rekening gebracht. Op bijgaande
bijlage is onder meer vermeld:
Datum: 26 februari 2011
Transporteur: [transporteur Y]
Gewicht: 30,020
Afnemer: [winkelketen] ( [bedrijf of persoon 8] )
Losplaats: [plaats J] [43]
[bedrijf of persoon 8] , wonende te [plaats J] . heeft bevestigd dat hij met zijn Maatschap [bedrijf of persoon 8] in februari
2011 via de [winkelketen] compost heeft gekocht van in totaal 60 ton. [44]
Met betrekking tot afnemer [bedrijf of persoon 9] (zaak 20)
Door het Bureau Heffingen is op 27 december 2011 een brief, gedateerd 23 december
2011, ontvangen van [rechtspersoon A] [45] In deze brief wordt gevraagd een wijziging door te
voeren met betrekking tot het VZC met nummer 4209380 dat op naam stond van: [bedrijf of persoon 9]
te [plaats L] , [adres 9] . Dit VZC zou abusievelijk op de verkeerde afnemer
zijn gemeld. Dit VZC moest op naam gezet worden van: [bedrijf 7] te [adres 8.1] [plaats K] . Deze
brief is door of namens [rechtspersoon A] ondertekend.
Het genoemde VZC was bij de DR geregistreerd. Uit bij de DR op dit VZC geregistreerde
(relevante) gegevens, die vermeld staan op overzicht F/00736, blijkt dat dit VZC betrekking
heeft op 1 vracht compost die op 18 november 2011 is geladen bij de compostering van [bedrijf 12] te [plaats M] , van in totaal 33,600 ton. De vracht is vervoerd door een voertuig met kenteken [kenteken e] . Bij verdere navraag bij de DR bleek dat door [rechtspersoon A] eerder op 22 november 2011 de gegevens op dit VZC digitaal / elektronisch waren ingediend. Daarbij heeft [rechtspersoon A] toen voor dit VZC de navolgende (afwijkende) gegevens digitaal ingediend:
3d: Postcode losplaats: [adres 10]
5: Afnemer/naam: [bedrijf of persoon 9]
5: Afnemer/postcode huisnummer: [adres 10] [46]
In de op 28 augustus 2012 op de locatie [adres 2] te [plaats A] , in beslag
genomen administratie is onderzoek gedaan in de aldaar aangetroffen VZC’s. In een ordner
voorzien van IBN-nummer H01.1.64 zat de voor “overige betrokkene” bestemde doorslag
van VZC 4209380. [47] Op deze doorslag is te zien dat kennelijk mede met behulp van een
correctievloeistof de hierop onder 3 vermelde “Kenteken trekkend voertuig” en “Postcode
losplaats”, alsmede de onder 5 vermelde “Relatienummer”. “Naam”, “Postcode” en
“Huisnummer” waren gewijzigd. Als “Kenteken trekkend voertuig” was nu vermeld:
[kenteken f] , als “Postcode losplaats” was nu vermeld [adres 8] . Onder 4 was als opmerkingscode “12” vermeld, waarmee wordt aangegeven dat de vracht is geëxporteerd naar Duitsland. Onder 5 was “ [bedrijf 7] ” als afnemer vermeld, met daarbij [adres 8.1] als postcode en huisnummer. Verder was tevens (ondanks het gebruik van correctievloeistof) te zien dat:
-onder 3 als “Kenteken trekkend voertuig” eerst [kenteken e] vermeld was geweest;
-onder 5 als “Relatienummer” eerst 122035178 vermeld was geweest;
--onder 5 als “Naam” eerst [bedrijf of persoon 9] vermeld was geweest;
--onder 5 als “Postcode” en “Huisnummer” eerst [adres 11] vermeld waren geweest.
De vracht is getransporteerd met een vervoermiddel met het kenteken [kenteken e] , welk vervoermiddel ten tijde van het vervoer op naam stond van [bedrijf 8] , [adres 12] te [plaats N] . In de op 28 augustus 2012 op de locatie [adres 2] te [plaats A] , in beslag genomen administratie is vervolgens onderzoek gedaan naar de facturering tussen “ [betrokkene 5] ” en [rechtspersoon A]
In een ordner zat een factuur [48] afkomstig van [bedrijf 8] en gericht aan [rechtspersoon A]
Op deze factuur wordt aan [rechtspersoon A] onder meer het transport op 18 november 2011 van 1 vracht ad. 33,64 ton GFT-compost € 3,75/ton in rekening gebracht onder de navolgende omschrijving:
Datum: 18 november 2011
Aantal: 33,64 ton
Omschrijving: 28774 [plaats M] - [plaats L] [kenteken e] (146096) 4209380
Prijs: 3,75
Totaal BTW: € 126,15.
Uit voorgaande gegevens blijkt dat de vracht afkomstig was van de compostering van [bedrijf 12] te [plaats M] . In een ordner zat een factuur [49] genummerd 11002424 afkomstig van
[rechtspersoon A] en gericht aan [bedrijf 12] Op deze factuur wordt door [rechtspersoon A]
onder meer het op 18 november 2011 te [plaats M] afhalen van 1 vracht ad. 33,64 ton compost in rekening gebracht. Op bijgaande specificatie is onder meer vermeld:
Datum: 18 november 2011
Transporteur: [betrokkene 5]
Gewicht: 33,64
Afnemer: [winkelketen] ( [bedrijf of persoon 9] )
Losplaats: [plaats L] . [50]
De broers [bedrijf of persoon 9] hebben verklaard [51] dat zij in 2011 compost hebben gehad, die zij
hadden besteld bij de [winkelketen] . Die compost is gelost op de [adres 9] . Na
levering bleek dat er teveel netto-fosfaat was geleverd waardoor zij problemen zouden krijgen met hun ruimte. Zij hebben toen naar [betrokkene 2] van [rechtspersoon A] gebeld. [betrokkene 2] zei dat hij het in orde zou maken. Later kregen zij een brief in de bus. Die brief bleek, nadat die door hen getoond was, gelijk aan de brief die [rechtspersoon A] op 23 december 2011 had verstuurd naar het Bureau Heffingen (F006). Volgens de broers [bedrijf of persoon 9] klopt de inhoud van die brief niet.
Oordeel van het hof met betrekking tot afnemers [bedrijf of persoon 8] en [bedrijf of persoon 9]
De verdediging heeft in hoger beroep – op gronden als verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat uit het dossier volgt dat [rechtspersoon A] niet uit eigen beweging maar slechts in opdracht van [bedrijf of persoon 8] en [bedrijf of persoon 9] de mutaties heeft doorgevoerd bij de DR. [rechtspersoon A] behoefde niet aan de juistheid van de verzochte wijzigingen te twijfelen. Deze gegevens zijn voor [rechtspersoon A] niet op juistheid te controleren. Het is de verantwoordelijkheid van [bedrijf of persoon 8] , [bedrijf of persoon 9] en [bedrijf 7] om aan [rechtspersoon A] de juiste gegevens te verstrekken. Uit het enkele melden van deze mutaties volgt niet dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [rechtspersoon A] de VZC’s valselijk heeft opgemaakt, aldus de verdediging. [52]
Het hof volgt de verdediging niet in dit verweer. Ten aanzien van het VZC met nummer 361548 (het onder feit 1 onder 9 ten laste gelegde) overweegt het hof dat uit het dossier en uit de hierboven genoemde feiten genoegzaam volgt dat [bedrijf of persoon 8] de afnemer van [rechtspersoon A] is geweest. Dit volgt uit het origineel van dit VZC dat in de administratie van [rechtspersoon A] is aangetroffen, uit de op 4 maart 2011 ingediende gegevens van het VZC, uit de facturen tussen [bestuurder 4] en [rechtspersoon A] en tussen [rechtspersoon A] en [bedrijf 13] , alsmede uit de verklaring van [bedrijf of persoon 8] . Verder volgt hieruit dat [rechtspersoon A] het transport van de compost zelf heeft geregeld en dat [rechtspersoon A] heeft gelost te [plaats J] . (Het betrokken personeel van) [rechtspersoon A] wist derhalve dat de feitelijke losplaats niet te Duitsland is geweest, zoals op het gewijzigde VZC is vermeld. Naar het oordeel van het hof doet de vraag of [bedrijf of persoon 8] de compost vervolgens aan [bedrijf 7] heeft geleverd niet ter zake. Indien [bedrijf of persoon 8] de compost nadien aan [bedrijf 7] te Duitsland zou leveren, zou daar weer een afzonderlijk VZC van moeten worden opgemaakt. Het lag niet op de weg van [rechtspersoon A] om deze gegevens (al dan niet op verzoek van [bedrijf of persoon 8] of [bedrijf 7] ) te wijzigen. [rechtspersoon A] heeft de compost feitelijk aan [bedrijf of persoon 8] te [plaats J] overgedragen en wist dit.
Ten aanzien van de doorslag van het VZC met nummer 4209380 (het onder feit 1 onder 10 ten laste gelegde) overweegt het hof dat uit het dossier en uit de hierboven genoemde feiten genoegzaam volgt dat [bedrijf of persoon 9] de afnemer van [rechtspersoon A] is geweest. Dit volgt uit de doorslag van dit VZC dat in de administratie van [rechtspersoon A] is aangetroffen, uit de op 22 november 2011 ingediende gegevens op het VZC, uit de facturen tussen [transporteur Z] en [rechtspersoon A] en tussen [rechtspersoon A] en [bedrijf 12] , alsmede uit de verklaringen van [bedrijf of persoon 9] . Weliswaar is deze compost door [betrokkene 5] getransporteerd, maar uit voornoemde facturen volgt dat [rechtspersoon A] wist dat de betreffende compost te [plaats L] is gelost en dus niet te Duitsland, zoals op het gewijzigde VZC is vermeld. Naar het oordeel van het hof doet de vraag of [bedrijf of persoon 9] de compost vervolgens aan [bedrijf 7] heeft geleverd niet ter zake. Indien [bedrijf of persoon 9] de compost nadien aan [bedrijf 7] te Duitsland zou leveren, zou daar weer een afzonderlijk VZC van moeten worden opgemaakt. Het lag niet op de weg van [rechtspersoon A] om deze gegevens (al dan niet op verzoek van [bedrijf of persoon 9] of [bedrijf 7] ) te wijzigen. [rechtspersoon A] heeft de compost – via [betrokkene 5] – feitelijk aan [bedrijf of persoon 9] te [plaats L] overgedragen en wist dit.
Gelet op het bovenstaande staat naar het oordeel van het hof vast dat het VZC met nummer 3691548 en de doorslag van het VZC met nummer 4209380, welke bescheiden in de administratie van [rechtspersoon A] waren opgenomen, valselijk zijn opgemaakt. De naam van de afnemer en de losplaats zijn gewijzigd in de naam en de postcode van [bedrijf 7] en (het betrokken personeel van) [rechtspersoon A] wist dat dit niet klopte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
In de tenlastelegging zijn 6 VZC’s opgenomen waarop [rechtspersoon B] als vervoerder en [bedrijf 10] als afnemer staat vermeld met opmerkingscode
11. Onder de naam van de afnemer [bedrijf 10] is een handtekening geplaatst. Het betreffen de volgende VZC’s:
  • VZC nr. 3810912 d.d. 25 april 1012,
  • VZC nr. 4129741 d.d. 25 april 2012,
  • VZC nr. 4131680 d.d. 13 juli 2012,
  • VZC nr. 4131687 d.d. 13 juli 2012,
  • VZC nr. 4131694 d.d. 13 juli 2012,
  • VZC nr. 4131722 d.d. 13 juli 2012.
Middels een baken is waargenomen dat het voertuig met het kenteken [kenteken b] zich op 8,
20, 24, 27, 28 en 29 augustus 2012 verplaatste van [bedrijf 14] in
[plaats O] naar een perceel in [plaats P] , in de directe omgeving van de. [adres 13] te [plaats Q] (België)
aan de Nederlandse kant van de grens, welk perceel op naam staat van [bedrijf of persoon 11] .
In de gegevens van de bij de DR geregistreerde VZC’s stond dat [rechtspersoon B]
met het voertuig met genoemd kenteken dan wel met een ander voertuig op 8, 20, 24, 27, 28
en 29 augustus 2012 geen vrachten had afgeleverd op naam van “ [bedrijf of persoon 11] ”, maar wel
met het voertuig met genoemd kenteken op genoemde data compost had afgeleverd bij
afnemer [bedrijf 10] . [54]
In een overzicht [55] van alle bij de DR geregistreerde VZC’s waarop [bedrijf 10] als afnemer
is vermeld, is te zien dat door [rechtspersoon B] in de periode van 25 april 2012 tot en met 30 augustus 2012 in totaal 143 vrachten compost waren geleverd aan [bedrijf 10] . Op deze VZC’s was de opmerkingscode 11 vermeld, waarmee werd aangegeven dat de levering was geëxporteerd naar België. [56]
Op 31 augustus 2012 werd op de Grensweg bij [plaats Q] (België) op Nederlands grondgebied
een grote hoop compost waargenomen. [57]
De heer [betrokkene 6] , bestuurder van [bedrijf 10] te [plaats R] (België), heeft verklaard dat
hij het bedrijf [rechtspersoon B] niet kent en van dat bedrijf geen producten heeft
overgenomen. [bedrijf 10] koopt in principe geen compost aan. [58]
[betrokkene 7] heeft op 4 december 2012 verklaard dat [medeverdachte ] van [rechtspersoon A] hem eind 2011 heeft gevraagd of hij afzetmogelijkheden wist voor de compost. De betreffende compost was bedoeld voor [bedrijf 10] . [betrokkene 7] zou die compost samen met de afvalresten van de aardappelteelt mengen en dit daarna afleveren aan [bedrijf 10] , maar die plannen zijn nooit ten uitvoer gebracht. Later heeft [bedrijf 10] zich teruggetrokken. Hij heeft die afspraken namens de bedrijven van zijn zoon gemaakt. Hij heeft dit geregeld met [medeverdachte ] van [rechtspersoon A] . Er is in de tussentijd een aantal ton compost gestort aan de [adres 13] . Hijzelf of zijn zonen hebben nooit op de VZC’s getekend voor ontvangst van de compost en er is ook niemand van [bedrijf 10] geweest die deze VZC’s getekend heeft. [betrokkene 7] verklaarde voorts, nadat hem een mail van [medeverdachte ] d.d. 27 januari 2012 aan hem was voorgehouden waarin staat vermeld dat de afleverbewijzen op [bedrijf 10] in [plaats R] worden gezet, [59] dat het feitelijk anders is en dat de compost door [rechtspersoon A] is geleverd op de [adres 13] in [plaats P] , terwijl de VZC’s behorende bij deze transporten door [rechtspersoon A] op naam van [bedrijf 10] zijn gezet. [60]
[medeverdachte ] heeft verklaard dat hij wist dat bedoelde compost in depot werd gezet en dat [betrokkene 7] heeft aangegeven op welke naam de compost moest worden gezet. [61] [medeverdachte ] heeft ook nog verklaard dat die compost is gelost op de [adres 13] in Nederland, vlak bij de Belgische grens. [betrokkene 3] was degene die de VZC’s opmaakte. [62] Nadat [medeverdachte ] werd geconfronteerd met de hierboven genoemde mail van hem aan [betrokkene 7] d.d. 27 januari 2012, verklaarde hij dat het klopt dat het zo met [betrokkene 7] is afgesproken.
Het hof concludeert dat [medeverdachte ] heeft erkend dat de leveringen plaatsvonden aan [betrokkene 7] in Nederland. Het hof is van oordeel dat sprake is geweest van opzettelijke misleiding, in elk geval van de DR. Het mag zo zijn dat de bedoeling was dat deze compost, gemengd met andere stoffen, naar [bedrijf 10] in België ging, feitelijk was de compost geleverd aan het bedrijf van (een van) de zonen van [betrokkene 7] in [plaats P] . Dat deze compost in [plaats P] lag, was derhalve niet geregistreerd bij de DR en de mogelijkheid bestond dat deze compost elders, bijvoorbeeld binnen Nederland, gebruikt zou worden op landbouwgrond, ook al was dat niet de bedoeling.
Door verdachte is naar voren gebracht dat, nu zij hadden vernomen dat in de toekomst de uiteindelijke gebruiker het bedrijf [bedrijf 10] zou zijn, het terecht is dat dit bedrijf is vermeld. Ten aanzien van de losplaats is betoogd dat deze zich op een weg zonder postcode bevond in de buurt van de Belgische grens en daarom terecht de Belgische postcode van de plaats [plaats R] als losplaats op het document is opgenomen.
Het hof verwerpt deze stellingen. Uit de toelichting bij het formulier blijkt dat de persoon aan wie de compost daadwerkelijk wordt overgedragen als afnemer op het formulier moet worden vermeld. Dat de uiteindelijke gebruiker (waarmee het bedrijf geen relatie heeft) zou moeten worden vermeld vindt geen steun in het recht, noch in de praktijk.
Met betrekking tot de postcode die als losplaats is vermeld is het hof van oordeel dat ook die als vals moet worden aangemerkt. De losplaats bevond zich in de nabijheid van het bedrijf van [betrokkene 7] , zodat het voor de hand had gelegen dat deze postcode op het formulier was vermeld. De daadwerkelijke losplaats bevond zich inderdaad vlakbij de Belgische grens, maar zoals uit het dossier naar voren komt vlakbij de [adres 13] in [plaats Q] . De redenering van verdachte volgend zou dan de postcode van de gemeente [plaats Q] en niet die van [plaats R] op het formulier vermeld moeten zijn. De postcode van [plaats R] past bij het bedrijf dat als afnemer is vermeld, [bedrijf 10] , dat in [plaats R] is gevestigd.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de 6 op de tenlastelegging genoemde VZC’s waarop vermeld is dat [bedrijf 10] een hoeveelheid compost heeft afgenomen, valselijk zijn opgemaakt, omdat (het betrokken personeel van) [rechtspersoon B] wist dat die compost in werkelijkheid door [betrokkene 7] was afgenomen. Dat [rechtspersoon B] als dader van dit feitencomplex kan worden aangemerkt, zal hieronder nog nader worden uitgewerkt.
Daderschap van de rechtspersonen [rechtspersoon A] (feit 1) en [rechtspersoon B] (feit 2)
Volgens vaste jurisprudentie is het uitgangspunt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Het hof heeft per zaak overwogen dat naar zijn oordeel bij de ten behoeve van [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] optredende betrokken natuurlijke personen sprake is van opzettelijk handelen.
De geconstateerde verboden gedragingen (het valselijk opmaken van de VZC’s) zijn verricht door personen die ten behoeve van de rechtspersonen [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] werkzaam waren ten tijde van het verrichten van die gedragingen.
De (doorslagen van de) VZC’s zijn door personeel van [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] ingevuld. De brieven van [rechtspersoon A] met de wijzigingsverzoeken betreffende de VZC’s zijn door of namens [rechtspersoon A] ondertekend, waarbij de naam van [medeverdachte ] werd vermeld. [63] [medeverdachte ] heeft namens [rechtspersoon B] afspraken met [betrokkene 7] gemaakt met betrekking tot de levering van compost aan [betrokkene 7] . [medeverdachte ] en [verdachte] waren de bestuurders van [rechtspersoon A] en [rechtspersoon A] en [betrokkene 3] – die zich volgens [verdachte] dagelijks bezighield met het opmaken van leveringsbonnen [64] – was administratief medewerker. [65]
De gedragingen passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersonen [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] Uit de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgt dat de activiteiten van [rechtspersoon A] bestaan uit “Handelsbemiddeling in brandstoffen, ertsen, metalen en chemische producten” en de “In- en verkoop van compost, in- en verkoop van organisch materiaal” [66] en dat de activiteiten van [rechtspersoon B] bestaan uit “In- en verkoop van compost, bodemveredelaars, afval, digistaat, grondstoffen en delfstoffen, alsmede bemiddeling daarin en bewerking daarin”. [67]
De gedragingen zijn de rechtspersonen dienstig geweest in de door hen uitgeoefende bedrijven doordat op deze manier overschrijdingen van de gebruiksnorm door andere bedrijven konden worden gemaskeerd en zodoende meer compost kon worden afgezet bij deze gebruikers. Daarmee konden de afzetmarkten van [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] in stand worden gehouden of worden vergroot.
Ook is voldoende komen vast te staan dat de rechtspersonen [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] erover vermochten te beschikken of de verboden gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden. De rechtspersonen – bestuurd door [medeverdachte ] en [verdachte] – hadden zeggenschap over deze gedragingen, zeggenschap over de werkzaamheden van de administratief medewerker die de bonnen opmaakte en wijzigingen doorvoerde en hebben deze gedragingen aanvaard. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat de verboden gedragingen in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan de rechtspersonen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift, zoals respectievelijk onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het medeplegen (feit 2)
[betrokkene 7] heeft verklaard dat [medeverdachte ] aan hem had gevraagd of hij afzetmogelijkheden wist voor de compost, waarop [betrokkene 7] het bedrijf [bedrijf 10] aandroeg. Dit bedrijf werd vervolgens als afnemer op de VZC’s vermeld. [betrokkene 7] wist dit en wist dat dit niet klopte nu de vrachten immers op het terrein van het bedrijf van zijn zoon werden gelost. [68] , [69] [betrokkene 7] heeft de doorslagen van de VZC’s van deze transporten voorhanden gehad en in zijn auto bewaard. Uit het voorgaande leidt het hof af dat er tussen [rechtspersoon B] en [betrokkene 7] een gezamenlijk plan was om compost bij [betrokkene 7] te lossen, terwijl op de VZC’s de naam van [bedrijf 10] als afnemer werd vermeld.
Door [bedrijf 10] aan te dragen aan [rechtspersoon A] , wetende dat [bedrijf 10] ten onrechte op de VZC’s als afnemer zou worden vermeld, de compost vervolgens af te nemen en de doorslagen van de VZC’s voorhanden te hebben, is het hof van oordeel dat [betrokkene 7] een wezenlijke intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het valselijk opmaken van de VZC’s. Gelet hierop acht het hof het onder 2 ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het feitelijk leiding geven door verdachte (feiten 1 en 2)
Verdachte was gedurende de onder 1 en 2 ten laste gelegde periodes samen met [medeverdachte ] bestuurder van [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte ] en [verdachte] in grote lijnen op de hoogte waren van wat hun medewerkers deden en dat zij verantwoordelijk waren voor de gang van zaken bij [rechtspersoon A] . Voor iedere vracht compost die door [rechtspersoon A] werd vervoerd, werd er door administratief medewerker [betrokkene 3] een VZC opgemaakt. Het opmaken en melden van de VZC’s aan de DR betroffen werkzaamheden waar [medeverdachte ] en [verdachte] betrokkenheid bij en zeggenschap over hadden. Zij waren naar eigen zeggen zelfs intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van het systeem om VZC’s te melden bij de DR. [verdachte] en [medeverdachte ] hebben verder verklaard dat, indien de door [rechtspersoon A] ingevulde afnemer op het VZC een correctieverzoek deed en verzocht om het VZC op naam van een andere afnemer aan de DR te melden, zij hier in principe gehoor aan gaven. Zij gingen dan uit van de (gewijzigde) informatie die de door hen op het VZC vermelde afnemer aan hen gaf. [70] , [71] [rechtspersoon A] wist echter dat er in werkelijkheid ergens anders was geleverd dan in het gewijzigde VZC werd vermeld. [verdachte] en [medeverdachte ] waren bekend met dit beleid.
Met betrekking tot de VZC’s waarop [bedrijf 5] als afnemer is vermeld (het onder feit 1 onder 8 ten laste gelegde) kan zelfs worden geconcludeerd dat [verdachte] en [medeverdachte ] bekend waren met het beleid omtrent deze specifieke VZC’s die door [transporteur Z] werden vervoerd.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde leveringen compost aan [bedrijf of persoon 11] overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de afspraken omtrent deze leveringen tussen [betrokkene 7] en [medeverdachte ] zijn gemaakt en dat [medeverdachte ] en [verdachte] in eigen persoon wisten dat deze compost werd geleverd aan [bedrijf of persoon 11] en niet aan [bedrijf 10] , zoals op de VZC’s werd vermeld. [medeverdachte ] heeft hierover met [betrokkene 7] per e-mail over gecorrespondeerd en deze mail is cc aan [verdachte] gestuurd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van de verboden gedragingen en zulke maatregelen achterwege heeft gelaten. In zoverre heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het opmaken van valse VZC’s zich zou voordoen.
Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte als feitelijk leidinggever van de verboden gedragingen (het door [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] valselijk opmaken van de genoemde VZC’s) kan worden aangemerkt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft bepleit dat het hof verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld. Daartoe is – op gronden als verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat slechts is gehandeld overeenkomstig de gegevens die [rechtspersoon A] van derden had ontvangen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft hierboven overwogen dat het hof de vraag of [rechtspersoon A] in opdracht van derden de VZC’s heeft gewijzigd of ingevuld, niet relevant acht voor het ten laste gelegde. (Het betrokken personeel van) [rechtspersoon A] wist dat de gegevens zoals deze in de (gewijzigde) VZC’s zijn opgenomen, onjuist waren en niet correspondeerden met de gegevens van de afnemer en losplaats van [rechtspersoon A] . Verdachte was bekend met de wijze waarop VZC’s werden ingevuld en gewijzigd. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte adequaat toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden van het personeel van [rechtspersoon A] en die werkzaamheden heeft gecontroleerd, ter voorkoming van het (opzettelijk) onjuist invullen van de VZC’s.
Met betrekking tot de onder 2 onder 1-6 ten laste gelegde VZC’s zijn opgenomen, wist verdachte zelf dat de ingevulde gegevens onjuist waren en niet correspondeerden met de gegevens van de afnemer en losplaats van [rechtspersoon A] , te weten [bedrijf of persoon 11] te [plaats P] . Ook overigens is het hof niet gebleken dat verdachte als bestuurder feitelijk is gedwaald. Derhalve is het hof van oordeel dat geen sprake is van een verontschuldigbare feitelijke dwaling. Het beroep op afwezigheid van alle schuld dient daarom te worden verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het bijzonder heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
[rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] hebben zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door meermalen valse VZC’s op te maken waarbij een afnemer werd vermeld die compost zou hebben afgenomen, terwijl die in werkelijkheid door een ander was afgenomen. Deze VZC’s zijn door [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] bij de DR geregistreerd. Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan dit strafbare handelen. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat in de juistheid van dergelijke geschriften moet kunnen worden gesteld, geschaad.
Op de VZC’s moeten gegevens met betrekking tot vervoerde compost worden ingevuld. Door het aanleveren van de gegevens van de VZC’s kan worden vastgesteld welke hoeveelheden stikstof en fosfaat op een landbouwbedrijf van de afnemer zijn aangevoerd en of de betreffende afnemer de gebruiksnorm betreffende stikstof en fosfaat heeft overschreden. Deze gebruiksnorm is vastgesteld om overbemesting te voorkomen. Een overschrijding van de gebruiksnorm kan leiden tot bestuurlijke boetes. Wanneer valse gegevens worden aangeleverd met betrekking tot de afnemer van de compost, wordt de regelgeving van de Meststoffenwet ondermijnd. Door overschrijding van genoemde gebruiksnorm kan immers overbemesting plaatsvinden, waardoor milieuschade voor de bodem en grondwater kan ontstaan.
In het algemeen zal het doel van het aanleveren van valse gegevens bij de DR zijn om overschrijdingen van de gebruiksnorm te maskeren en zodoende meer compost te kunnen afzetten bij de daadwerkelijke gebruikers van compost. Voorts is bij deze handelwijze sprake van valse concurrentie ten opzichte van bedrijven die wel volgens de geldende regels compost verhandelen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2019 blijkt dat verdachte zich in het verleden niet eerder schuldig heeft gemaakt aan enige strafbaar feit.
Alle omstandigheden afwegende en daarmee rekening houdend met het tijdsverloop van de zaak en de omstandigheid dat de rechtspersonen [rechtspersoon A] en [rechtspersoon B] ook zijn vervolgd ter zake van dezelfde feiten, acht het hof oplegging van een geldboete van € 47.000, subsidiair 270 dagen hechtenis, waarvan € 23.500, subsidiair 152 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, in beginsel passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van deze geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof ziet thans geen meerwaarde in oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf naast deze geldboete, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden.
Ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Het vonnis van de rechtbank is niet gewezen binnen twee jaren nadat er jegens verdachte een handeling is verricht waaraan zij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen haar door het Openbaar Ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. In de onderhavige zaak is verdachte op 21 januari 2013 in verzekering gesteld. Naar het oordeel van het hof is de redelijke termijn op dat moment aangevangen. Nu de rechtbank eerst op 23 januari 2017 vonnis heeft gewezen, is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 2 jaren overschreden, terwijl dit niet aan verdachte valt toe te rekenen en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een langere termijn rechtvaardigen.
Ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep overweegt het hof als volgt. Verdachte heeft op 3 februari 2017 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 6 september 2019 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met 7 maanden overschreden, terwijl dit niet aan verdachte valt toe te rekenen en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een langere termijn rechtvaardigen.
Gelet op voornoemde schending van de redelijke termijn zal het hof volstaan met het opleggen van een geldboete van € 42.000, subsidiair 245 dagen hechtenis, waarvan € 21.000, subsidiair 140 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest..
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 51, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 onder 7-10 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 42.000,00 (tweeënveertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
245 (tweehonderdvijfenveertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 21.000,00 (eenentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
140 (honderdveertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 6 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. B. Stapert zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het
2.Een geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 156-157 van het eind-proces-verbaal.
3.Een geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 158-159 van het eind-proces-verbaal.
4.Een geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 158-159 van het eind-proces-verbaal.
5.Het geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 160-161
6.Een geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 168-169 van het eind-proces-verbaal.
7.Een geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 164-165 van het eind-proces-verbaal.
8.Een geschrift, te weten een online uittreksel uit het handelsregister van de KvK, pagina’s 166-167 van het eind-proces-verbaal.
9.De geschriften, te weten 3 VZC’s, als bijlage in ordner 9, dossier F onder de nummers
10.Een geschrift, te weten een factuur plus specificatie, als bijlage in ordner 9, dossier F onder nummer H01.1.8.3.A en H01.1.8.3.B opgenomen bij voornoemd eind-proces-verbaal.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2841 en 2845 van voornoemd eind-proces-verbaal.
12.Een geschrift, te weten een brief met bijlagen, pagina’s 2869-2880 van voornoemd eind-proces-verbaal.
13.Een proces-verbaal van verhoor van [bedrijf of persoon 2] , pagina’s 2848-2849 van voornoemd eind-
14.Punt 22 op pagina 8 van de pleitnota.
15.Het geschrift, te weten een e-mailbericht d.d. 27 december 2011, pagina 2856 van het eindproces-verbaal.
16.De geschriften, te weten 4 VZC’s, als bijlage in ordner 9. dossier F, onder de nummers H01.1.57.84, H01.1.57.100, H01.1.57.104 en H01.1.57.112, opgenomen bij voornoemd eind-proces-verbaal.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1202-1204 van voornoemd eind-proces-verbaal.
18.Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 4] , pagina’s 1207-1209 van voornoemd eind-proces-
19.Het proces-verbaal van verhoor van [bedrijf of persoon 4] , pagina’s 1211-1212 van voornoemd eind-proces-verbaal.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [bedrijf of persoon 4] , pagina 1216 van voornoemd eind-proces-verbaal.
21.Punten 26-28 op pagina’s 10-11 van de pleitnota.
22.Een geschrift, te weten een tabel met als titel ‘Cijfers betreffende afgeleverde compost conform facturen [bedrijf of persoon 4] , pagina 1205 van het eindproces-verbaal.
23.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2012, pagina’s 1202-1204 van het eindproces-verbaal.
24.Een geschrift, te weten een VZC als bijlage in ordner 15, dossier F, onder nummer H01.l.61.9
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2412-2414 van voornoemd eind-proces-verbaal.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2414-2416 van voornoemd eind-proces-verbaal.
27.Een geschrift, zijnde een factuur, als bijlage in ordner 15, dossier F, onder nummer H01.1.37.4,
28.Het geschrift, zijnde een factuur, als bijlage in ordner 15, dossier F, onder nummer H06.70,
29.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] , pagina’s 2502-2503 van voornoemd eind=-proces-verbaal.
30.Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] namens [betrokkene 5] . d.d. 30 januari 2013, pagina’s 929-930 van het eindproces-verbaal.
31.De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte ] en verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2016.
32.Punt 41 op pagina 17 van de pleitnota.
33.De verklaring van medeverdachte [medeverdachte ] , afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2016.
34.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2016.
35.De verklaring medeverdachte [medeverdachte ] , afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2016.
36.De geschriften, te weten VZC’s, als bijlage in ordner 16, dossier F onder de nummers H01.1.60-l
37.Het geschrift, te weten een brief, pagina 3007 van voornoemd eind-proces-verbaal.
38.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2985-2986 van voornoemd eind-proces-verbaal.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2986 van voornoemd eind-proces-verbaal.
40.De geschriften, te weten een factuur en een daarbij behorende bijlage, als bijlage in ordner 16,
41.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2986 van voornoemd eind-proces-verbaal.
42.De geschriften, te weten een factuur en een daarbij behorende bijlage, als bijlage in ordner 16,
43.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2988 van voornoemd eind-proces-verbaal.
44.Het proces-verbaal van verhoor getuige [bedrijf of persoon 8] , pagina’s 2990-2991 van voornoemd eind-proces-verbaal.
45.Een geschrift, te weten een brief, pagina 3029 van voornoemd eind-proces-verbaal.
46.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3017-3018 van voornoemd eind-proces-verbaal
47.Het geschrift, te weten een VZC, als bijlage in ordner 16, dossier F, onder nummer H.01.1.64-1,
48.Een geschrift, te weten een factuur, als bijlage in ordner 16, dossier F, onder nummer H01.1.29-1, opgenomen bij voornoemd eind-proces-verbaal.
49.De geschriften, te weten een factuur en een daarbij behorende bijlage, als bijlage in ordner 16,
50.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3018-1820 van voornoemd eind-proces-verbaal.
51.Het proces-verbaal van verhoor broers [bedrijf of persoon 9] , pagina’s 3023-3024 van voornoemd eind-proces-verbaal.
52.Punten 56, 58 en 66 op pagina’s 22-27 van de pleitnota.
53.De geschriften, te weten zes VZC’s, als bijlage in ordner 10, dossier F, onder de nummers H01.1.76.45, H01.l.76.21, H01.l.75.63, H01.I.75.61, H01.l.75.62 en H01.1.75.66, opgenomen bij voornoemd eind-proces-verbaal.
54.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1886-1887 van voornoemd eind-proces-verbaal.
55.Een geschrift, te weten een overzicht F/009, opgenomen als bijlage van voornoemd eind-proces-verbaal in ordner 10.
56.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1887 van voornoemd eind-proces-verbaal.
57.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1887 van voornoemd eind-proces-verbaal.
58.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 6] , pagina’s 1899-1900 van voornoemd
59.Een geschrift, zijnde een e-mailbericht. pagina 1921 van voornoemd eind-proces-verbaal.
60.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 7] , pagina’s 1876-1879 van voornoemd
61.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte ] , pagina’s 1911-1912 van voornoemd eind-proces-verbaal.
62.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2016.
63.De geschriften, te weten brieven, pagina’s 2869, 3007 en 3029.
64.De verklaring van [verdachte] , afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2016.
65.De verklaring van [verdachte] , afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2016.
66.Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 156 van het eindproces-verbaal.
67.Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 168 van het eindproces-verbaal.
68.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 7] d.d. 4 december 2012, pagina’s 1874-1880 van het eind-proces-verbaal.
69.Een geschrift, zijnde een e-mailbericht van [medeverdachte ] aan [betrokkene 7] d.d. 27 januari 2012, pagina 1921 van het eind-proces-verbaal.
70.De verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] , afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2016, in het bijzonder pagina 5-6 van het proces-verbaal van voornoemde terechtzitting.
71.De verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] , afgelegd op de terechtzitting van 23 augustus 2019.