ECLI:NL:GHSHE:2019:431

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
200.220.326_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgangsregeling en statusvoorlichting voor minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Barenbrug, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 19 april 2017 en de tussenbeschikking van 19 juli 2016. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.A. Boelhouwer, is verweerder in deze zaak. De Raad voor de Kinderbescherming is als partij betrokken in de procedure. Het hof heeft in een eerdere beschikking van 12 juli 2018 geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar hoger beroep en dat de man in eerste aanleg ontvankelijk was in zijn omgangsverzoek met betrekking tot de minderjarige.

Het hof heeft drs. E. Strikkers benoemd tot bijzondere curator voor de minderjarige, met de opdracht om te rapporteren over de statusvoorlichting en de omgangsregeling. De bijzondere curator heeft in haar rapport van 31 oktober 2018 geadviseerd dat statusvoorlichting in het belang van de minderjarige is en dat het belangrijk is dat hij zijn biologische vader leert kennen. De bijzondere curator heeft ook geadviseerd om een zorgprogramma van Sterk Huis te volgen, waarin zowel statusvoorlichting als mogelijkheden voor omgang worden behandeld.

Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het rapport van de bijzondere curator te reageren. Zowel de vrouw als de man hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de bijzondere curator. Het hof heeft vervolgens besloten de bestreden beschikkingen van de rechtbank te vernietigen en opnieuw te beslissen, waarbij partijen worden verwezen naar Sterk Huis voor een maatwerktraject statusvoorlichting. De zaak is aangehouden tot 1 juni 2019 in afwachting van het rapport van Sterk Huis.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 7 februari 2019
Zaaknummer: 200.220.326/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/311783 FA RK 16-1005
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L. Barenbrug,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.A. Boelhouwer.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
-
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] .

5.De beschikking d.d. 12 juli 2018

Bij die beschikking heeft het hof geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen de beschikking van 19 april 2017 Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, alsmede in haar hoger beroep tegen de tussenbeschikking van 19 juli 2016 van diezelfde rechtbank.
Het hof heeft verder geoordeeld dat de man in eerste aanleg ontvankelijk was in zijn omgangsverzoek met betrekking tot [minderjarige] .
Vervolgens heeft het hof drs. E. Strikkers, ENNU coaching, adres houdende aan de [adres] , [postcode] te [kantoorplaats] benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] , met een taakomschrijving als beschreven onder rechtsoverweging 4.2.6. en de bijzondere curator verzocht schriftelijk aan het hof te rapporteren.
Het hof heeft de verdere mondelinge behandeling van de zaak aangehouden en iedere verdere beslissing voorbehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de bijzondere curator d.d. 31 oktober 2018;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de man d.d. 14 november 2018 ingekomen ter griffie van het hof op 15 november 2018;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 26 november 2018 ingekomen ter griffie van het hof op 26 november 2018.
6.2.
Partijen hebben het hof bij voormelde brieven te kennen gegeven geen nadere mondelinge behandeling te wensen en het hof verzocht de zaak op de stukken af te doen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
In het rapport van 31 oktober 2018 heeft de bijzondere curator de volgende vragen van het hof beantwoord:
- Is statusvoorlichting in het belang van [minderjarige] is en zo ja, wanneer en op welke wijze dient statusvoorlichting aan [minderjarige] plaats te vinden?
- Behoort een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] tot de mogelijkheden en zo ja op welke wijze zou aan een dergelijke regeling vorm gegeven kunnen worden?
In de voornoemde beschikking van het hof is tevens meegegeven aan de bijzondere curator dat indien zij daartoe aanleiding ziet, het haar vrij staat een advies uit te brengen over de benodigde hulpverlening in verband met de statusvoorlichting ten behoeve van [minderjarige] alsmede de omgangsregeling.
7.1.2.
De bijzondere curator heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd.
Statusvoorlichting
7.1.3.
De bijzondere curator acht het in het belang van [minderjarige] dat hij zijn biologische vader leert kennen en dat hij weet dat alle ouders (biologisch en juridisch) van hem houden. Voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] en voor zijn zelfbeeld is het belangrijk om te weten dat hij een andere, biologische vader heeft. Het belang van statusvoorlichting is volgens de bijzondere curator dermate groot dat een traject van statusvoorlichting niet onthouden of uitgesteld kan worden. Voor [minderjarige] is het belangrijk om zo jong mogelijk een traject in te gaan waarin statusvoorlichting is opgenomen. Hoe jonger [minderjarige] , hoe “speelser” en eenvoudiger [minderjarige] het kan gaan aannemen. Naarmate een kind ouder en groter wordt breidt zijn sociale omgeving zich uit. [minderjarige] krijgt vriendjes, maakt mogelijk kennis met andere gezinsstructuren en de kans dat er vragen komen over zijn eigen herkomst wordt groter.
Voor de identiteitsontwikkeling en de ontwikkeling van het zelfbeeld is het van belang dat een klimaat van openheid wordt gerealiseerd omtrent de herkomst van het kind. Een “geheim” kan belastend zijn voor een kind, vaak gebeurt dat onbewust.
[minderjarige] heeft een halfbroer, [halfbroer] . Hij is op de hoogte van het bestaan van [minderjarige] . Er bestaat een mogelijkheid dat zij elkaar tegenkomen bij familie aangelegenheden en [halfbroer] is dan belast met een geheim. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij dit in de toekomst niet ongewild te horen krijgt, maar dat dit wordt meegenomen in een traject gericht op transparantie en openheid. Dit traject dient zo vroeg mogelijk te worden gestart.
De bijzondere curator benadrukt verder dat [minderjarige] erg gevoelig is en behoefte heeft aan veiligheid en vertrouwen. Het werken aan statusvoorlichting dient derhalve zorgvuldig te gebeuren. Hoe meer de huidige situatie door beide ouders geaccepteerd wordt hoe beter [minderjarige] zal gedijen. Daarom is het belangrijk dat er erkenning komt voor alle betrokkenen.
7.1.4.
De bijzondere curator adviseert op basis van haar onderzoek om de ouders te verwijzen naar het zorgprogramma van Sterk Huis waarin statusvoorlichting en daarmee samenhangend eventuele mogelijkheden voor omgang worden opgenomen. Een belangrijk deel van het zorgprogramma bestaat uit de aandacht die besteed wordt aan wat er nog speelt bij de ouders, wat nog verwerkt moet worden.
Omgangsregeling
7.1.5.
Of een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] tot de mogelijkheden behoort en indien dat het geval is op welke wijze aan een dergelijke regeling vorm gegeven kan worden zal volgen uit de analyse fase binnen het zorgprogramma, aldus de bijzondere curator.
7.2.
Het hof heeft de vrouw, de man en de belanghebbende in deze zaak in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op de bevindingen van de bijzondere curator te reageren.
7.3.
De man heeft in het bericht van 14 november 2018 laten weten dat hij zich kan vinden in het advies van de bijzondere curator.
7.4.
De moeder heeft in het bericht van 26 november 2018 aan het hof laten weten dat zij zich neerlegt bij het advies van de bijzondere curator.
7.5.
De belanghebbende [belanghebbende] heeft niet gereageerd.
7.6.
Het hof is van oordeel dat het rapport en het daar aan gekoppelde advies van de bijzondere curator evenwichtig, zorgvuldig en goed beargumenteerd zijn en zal dit advies van de bijzonder curator, gelet op het belang van [minderjarige] , dan ook overnemen hetgeen er toe leidt dat de beschikking van de rechtbank, zij het op andere gronden, voor bekrachtiging in aanmerking zou komen.
7.7.
Gelet echter op een goed verloop alsmede de voortgang van de procedure (art. 19 lid 2 resp. art. 20 Rv) zal het hof echter de beschikking vernietigen en opnieuw beslissen.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikkingen van de rechtbank van 19 juli 2016 en van 19 april 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen
en opnieuw rechtdoende
verwijst partijen naar Sterk Huis (voorheen de Stichting Kompaan en de Bocht) voor een maatwerktraject statusvoorlichting, waarbij Sterk Huis tevens zal adviseren ten aanzien van de mogelijkheden voor omgang tussen de man en [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
beveelt partijen gehoor te geven aan de oproep van Sterk Huis en beveelt hen mee te werken aan de uitvoering van voornoemd traject;
houdt de zaak aan tot 1 juni 2019 PRO FORMA zulks in afwachting van het rapport van Sterk Huis over het verloop van de statusvoorlichting, alsmede het advies over de omgang tussen de man en [minderjarige] ;
behoudt zich verder iedere beslissing voor;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.