In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij een bewind is ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De beschikking werd gegeven op 7 februari 2018, waarbij Aliter B.V. als bewindvoerder werd aangesteld. De rechthebbende, die in financiële problemen verkeert, heeft hoger beroep ingesteld omdat zij van mening is dat haar situatie niet voldoet aan de criteria voor een beschermingsbewind. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 januari 2019 heeft de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat, haar bezwaren tegen het bewind toegelicht. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de rechthebbende een schuldenlast heeft van ongeveer € 18.500,-, en dat er geen adequate stappen zijn ondernomen om haar financiële situatie te verbeteren. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen, mede gezien haar financiële situatie en het gebrek aan inzicht in haar schulden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de rechthebbende voorop staat.