In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 januari 2019 uitspraak gedaan over een klacht van klager tegen het politieoptreden tijdens zijn aanhouding op 10 januari 2017. Klager, bijgestaan door zijn advocate mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen, diende een klacht in over het geweld dat door de politieagenten, hierna beklaagden, zou zijn gebruikt tijdens zijn aanhouding. Klager ontkende verzet te hebben gepleegd en stelde dat het politieoptreden disproportioneel was, wat resulteerde in letsel. De officier van justitie had eerder besloten om de beklaagden niet te vervolgen wegens mishandeling, wat klager niet kon accepteren.
Het hof heeft vastgesteld dat er geweld is gebruikt bij de aanhouding van klager, maar dat dit geweld rechtmatig was, gezien het verzet dat klager zou hebben gepleegd. De rechters oordeelden dat de politie bevoegd is om geweld te gebruiken in de rechtmatige uitoefening van hun taak, mits dit aan de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de beklaagden deze grenzen hadden overschreden. De klacht van klager werd afgewezen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat vervolging van de beklaagden zinvol zou zijn.
De uitspraak benadrukt de juridische kaders waarbinnen politieagenten geweld mogen gebruiken en de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van het geval. Het hof wees op het belang van een goede verslaglegging van geweldsaanwending door de politie, maar oordeelde dat het ontbreken van een gedetailleerd geweldsrapport niet automatisch leidt tot strafbaarheid. De beslissing van het hof is een bevestiging van de bevoegdheden van de politie en de noodzaak om geweldsgebruik te rechtvaardigen in het kader van de uitoefening van hun taken.