Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Brugman;
- de vader, bijgestaan door mr. Van der Sprong;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 juli 2018;
- de brief met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 4 juli 2019;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 23 september 2019.
3.De beoordeling
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 3] , op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 4] , op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
- drie weekenden per vier weken, waarbij de moeder [minderjarige 1] op vrijdagmiddag ophaalt uit school (12.30 uur) en de vader [minderjarige 1] op zondagavond om 18.00 uur ophaalt bij de moeder;
- de helft van de vakanties en feestdagen, conform het door partijen opgestelde ouderschapsplan van 1 april 2016.
maximaal zes maandenwordt stopgezet, met dien verstande dat binnen deze termijn:
- in overleg tussen de GI en de ouders (veiligheids)afspraken worden gemaakt;
- door de moeder aan de door de GI te stellen voorwaarden voor een gezond en veilig contact met [minderjarige 1] moet worden voldaan; en vervolgens
- door en in overleg met de GI een (opbouwende en zo nodig – in beginsel – begeleide) regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld tussen [minderjarige 1] en de moeder, waarbij steeds het belang van [minderjarige 1] leidend dient te zijn.